Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 2 maart 2021 (bij vervroeging)
in de zaak met bovenvermeld zaaknummer van:
Ponsstar Holding B.V.,
Het verloop van de procedure in hoger beroep
- het procesdossier van de eerste aanleg, waaronder het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 4 juli 2018 (hierna: het bestreden vonnis);
- de dagvaarding in hoger beroep van 3 oktober 2018;
- de anticipatie dagvaarding van 24 januari 2019;
- de memorie van grieven, met daarin opgenomen vijf grieven (met producties 1 t/m 20);
- de akte overlegging producties van de zijde van Holstar c.s. van 25 juni 2019 (met producties 21 t/m 34);
- de memorie van antwoord (met producties 67 t/m 84);
- de akte overlegging producties van de zijde van Holstar c.s. van 3 september 2019 (met producties 35 t/m 44);
- de antwoordakte van de zijde van de curator van 1 oktober 2019 (met productie 85);
- de producties 45 t/m 65 van de zijde van Holstar c.s., door het hof ontvangen op 22 december 2020;
- productie 66 van Holstar c.s., door het hof ontvangen op 12 januari 2021;
- de incidentele conclusie tot schorsing van de tenuitvoerlegging, tevens akte wijziging van eis in de hoofdzaak van de zijde van Holstar c.s. van 12 januari 2021, op voorhand toegestuurd en door het hof ontvangen op 30 december 2020;
- de memorie van antwoord in het incident van de zijde van de curator van 12 januari 2021 (met producties 85 en 86), op voorhand toegestuurd en door het hof ontvangen op 5 januari 2021.
Feiten in de hoofdzaak en in het incident
Grief Iis gericht tegen de feitenvaststelling onder 2.32, 2.37, 2.40 en 2.41 van het bestreden vonnis. Het hof zal in het onderstaande rekening houden met hetgeen met betrekking tot bedoelde feiten naar voren is gebracht voor zover een en ander door de curator niet voldoende gemotiveerd is bestreden. Voor het overige zijn de feiten niet in geschil en zal ook het hof deze tot uitgangspunt nemen (voor zover relevant aangevuld met feiten die evenmin ter discussie staan).
Artikel 3. 1. De koopprijs van het verkochte sub 1. [de boerderij] bedraagt vier honderd zestig duizend euro (€ 460.000,00), en voor het verkochte sub 2. tot en met sub 7 [de weilanden] vijf en twintig duizend euro (25.000,00), derhalve in totaal vier honderd vijf en tachtig duizend euro (€ 485.000,00).
De grieven en de vordering in hoger beroep
met veroordeling van de curator in de kosten van beide instanties.
Beoordeling in de hoofdzaak en het incident
Het geschil betreft de levering van het onroerend goed op 15 februari 2016 door Ponsstar Holding aan Holstar. Teneinde de eigendom van het onroerend goed weer in de faillissementsboedel van Ponsstar Holding te doen terugkeren heeft de curator (onder meer) deze rechtshandeling vernietigd op grond van de pauliana (artikelen 42 en 47 Fw).
Grieven II en V in de hoofdzaak: benadeling?
12. Holstar c.s. betoogt dat - op basis van voorgaande maatstaf - geen sprake is van benadeling. Zij voert daartoe het volgende aan.
2.11 Volgens [X] en [echtgenote X] was de pachtovereenkomst uit 2014 bedoeld als een onderverpachting van [X] en [echtgenote X] aan de coöperatie. Daarin gaat het hof niet mee. Net als de pachtkamer te Gouda in kort geding wijst het hof erop dat de coöperatie haar overeenkomst met Ponsstar, met instemming van [X] en [echtgenote X] , bij brief van 7 januari 2015 heeft opgezegd aan Ponsstar. Verder heeft [X] een andere akte ondertekend waarin de pachtovereenkomst uit 2014 met Ponsstar als verpachter en de coöperatie als pachter is herbevestigd. De gestelde bedoeling van onderverpachting is in dat licht onvoldoende aannemelijk gemaakt.
De grieven III en IV richten zich tegen het door de rechtbank ten overvloede gegeven oordeel dat (ook) sprake is van de tweede in artikel 47 Fw vermelde situatie, namelijk samenspanning. Nu dit oordeel niet dragend is voor de beslissing van de rechtbank dat het beroep van de curator op artikel 47 Fw slaagt - en het bestaan van de eerste in artikel 47 Fw vermelde situatie ook overigens in hoger beroep niet in geschil is -, worden ook deze grieven verworpen.
Wat zit er allemaal in de grond?” heeft verklaard: “
Hier is echt de hele gifwijk van [plaats] ingegaan. Er zit olie, asfalt en asbest in. Ook (…) zijn (er) duizenden blikken verf in gestort. Mijn vader heeft dat destijds zo geregeld. Toen was ik jong, een jaar of 14 á 15”. Gelet op de bekendheid met deze feiten had Holstar c.s. de thans door haar ingenomen stelling niet voor het eerst bij pleidooi mogen aanvoeren als deze niet eerder in de (memorie van) grieven aan de orde is gesteld. De producties 46 tot en met 61 van Holstar c.s. behoeven onder deze omstandigheden niet inhoudelijk te worden besproken.
Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 4 juli 2018;
- wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde;
- veroordeelt Holstar c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep en in het incident, tot op heden aan de zijde van de curator begroot op € 22.238,47;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.