ECLI:NL:GHDHA:2021:720

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
200.272.225/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad aannemer wegens scheurvorming in muren na verbouwing woning buren

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Innerwood Aannemersbedrijf B.V. naar aanleiding van schade aan zijn woning, die hij stelt te hebben geleden door bouwwerkzaamheden uitgevoerd door Innerwood aan de woning van zijn buren. De verbouwing vond plaats van november 2017 tot mei 2018, waarbij een draagmuur werd verwijderd. [appellant] constateerde begin februari 2018 scheuren in zijn woning en schakelde deskundigen in om de schade te beoordelen. De eerste deskundige concludeerde dat de schade gerelateerd kon worden aan de trillingen van de verbouwing, terwijl de tweede deskundige en de architect van Innerwood stelden dat de fundering van [appellant] minder gevoelig was voor trillingen en dat de scheuren niet aan de werkzaamheden van Innerwood konden worden toegeschreven. In eerste aanleg werd de vordering van [appellant] afgewezen, omdat hij onvoldoende bewijs had geleverd dat de schade het gevolg was van de werkzaamheden van Innerwood. In hoger beroep heeft het hof de grieven van [appellant] beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat hij niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat de scheurvorming in zijn woning door de werkzaamheden van Innerwood was veroorzaakt. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellant] in de proceskosten.

Uitspraak

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer: 200.272.225/01
Zaaknummer rechtbank: 7588494 RL EXPL 19-5498

Arrest van 9 maart 2021

inzake

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,
appellant,
nader te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. M.B. van Munster te Den Haag,
tegen:

Innerwood Aannemersbedrijf B.V.,

gevestigd te Den Haag,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Innerwood,
advocaat: mr. M.C. Herweijer te Amsterdam.

De verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 8 oktober 2019 (hierna: het bestreden vonnis) en de daarin genoemde processtukken;
  • de dagvaarding in hoger beroep van 3 januari 2020;
  • het tussenarrest van 4 februari 2020 waarbij een mondelinge behandeling na aanbrengen is gelast (die geen doorgang heeft gevonden);
  • productie 13 aan de zijde van [appellant] ;
  • de memorie van grieven tevens vermeerdering van eis (met productie);
  • de memorie van antwoord.
1.2
Op 11 januari 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden waarbij de advocaten van partijen hun standpunt aan de hand van pleitnotities hebben toegelicht. Aan het eind van die mondelinge behandeling is een datum voor arrest bepaald.

De beoordeling van het hoger beroep

De feiten
2.1
[appellant] woont in een twee-onder-een kapwoning (bouwjaar 1993) aan de [adres 1] . Zijn buren op nummer [adres 2] (hierna: de buren) hebben hun woning (de rechterhelft van de twee-onder-een kapwoning, hierna: de woning van de buren) laten verbouwen. Innerwood is daarbij als aannemer ingeschakeld en [architect] van Architectenbureau [naam 1] als architect (hierna: de architect). Ook is een bouwkundig constructiebureau ingeschakeld.
2.2
De verbouwing heeft plaatsgevonden in de periode van november 2017 tot mei 2018.
2.3
Innerwood heeft in het kader van de verbouwingswerkzaamheden een draagmuur
verwijderd om een doorgang te maken van de keuken naar de woonkamer. Verder zijn
plavuizen, een zandcementlaag en de daarin gelegen oude vloerverwarming verwijderd. Vervolgens zijn een nieuwe zandcementlaag en een nieuwe vloerverwarming aangebracht met behulp van bewapeningsnetten. De keuken is naar de andere kant van de woning verplaatst, er zijn twee badkamers verbouwd, alle elektra is verlegd en de meterkast
en het toilet zijn verplaatst. Ook heeft Innerwood een kachel met ombouw (een hardboardkast) verwijderd. Op onderstaande tekening staan de wijzigingen op de begane grond vermeld. Er is een kruis gezet ter plaatse van de verwijderde draagmuur.
2.4
Innerwood heeft voor het verwijderen van de plavuizen en de zandcementvloer een dertig tot vijftig centimeter lange Makita Hm 1111 C elektrische hakhamer gebruikt, met een laag trillingsniveau door actieve Anti Vibratie Technologie.
2.5
Begin februari 2018 heeft [appellant] geconstateerd dat er scheuren zaten in de scheidingswand van zijn woning op de begane grond. [appellant] heeft dat gemeld bij Innerwood. Daarna heeft hij nog twee keer melding gemaakt van scheuren op andere plekken in de woning.
Rapport [partijdeskundige 1]
2.6
[appellant] heeft ing. [partijdeskundige 1] (hierna: [partijdeskundige 1] ) ingeschakeld als partijdeskundige.
[partijdeskundige 1] heeft de woning van [appellant] op 24 april 2018 onderzocht in aanwezigheid van
[appellant] en zijn vrouw. Hij heeft op 8 juni 2018 rapport uitgebracht (hierna: [rapport 1] ). Daarin staat onder meer:
“ 2.1 Objectgegevens
(…)
Fundering: op staal (betonnen strokenfundering op zand waarop de bouwmuren zijn gemetseld) (…)
Tijdens onze inspectie hebben wij voornamelijk lichte scheurvorming aangetroffen (…).
4.2
Trillingen
(…) Met name de betonnen funderingsstroken brengen de trillingen gemakkelijk verder en
kunnen daarmee schade op enige afstand van de bron veroorzaken.
(…)
5. Conclusie
Uit de inspectie en de analyse van de situatie kan het merendeel van de geconstateerde schade worden gerelateerd aan de trillingen bij de verbouwing van de aangrenzende woning. Alleen bij de scheur in het binnenspouwblad van de zuidgevel (positie 2) ligt dat minder voor de hand, maar kan zeker niet worden uitgesloten. Het in trilling brengen van de zwaardere delen van de woning (bouwmuren, gevels en vloeren) leidt gemakkelijk tot schade (scheurvorming) in scheidingswanden en andere lichtere bouwdelen.
Dat de scheuren ook recent zijn ontstaan is op de begane grond duidelijk, omdat hier de wanden in december 2016 zijn geverfd. Voor de scheuren wordt uitgegaan van de verklaring van de bewoners/eigenaren. (…).”
[partijdeskundige 1] heeft de herstelkosten begroot op € 5.808,- inclusief btw.
2.7
Bij brief van 13 juni 2018 heeft [appellant] zijn buren aansprakelijk gesteld. Deze
aansprakelijkstelling is doorgezonden naar Innerwood. EAG, de verzekeraar van Innerwood, heeft VBIT Expertise ingeschakeld om de schade te beoordelen. De deskundige van VBIT Expertise heeft geconcludeerd dat niet kan worden vastgesteld dat de schade is veroorzaakt door de werkzaamheden van Innerwood. De verzekeraar van Innerwood heeft aansprakelijkheid afgewezen.
2.8
[appellant] heeft vervolgens Innerwood aansprakelijk gesteld en verzocht de door [partijdeskundige 1] begrote schade en de expertisekosten te vergoeden. Ook Innerwood heeft aansprakelijkheid afgewezen. Vervolgens is [appellant] deze procedure gestart.
Verklaring architect
2.9
Gedurende de procedure in eerste aanleg heeft Innerwood een schriftelijke verklaring van de architect van 21 mei 2019 overgelegd. De architect heeft daarin verklaard, in reactie op [rapport 1] :

Het betreft geen fundering op staal maar een fundering op betonpalen, deze is veel minder gevoelig voor het doorgeven van trillingen.
Op de fundering staat een woningscheidende wand, een ankerloze spouwmuur.
De enige trillingen die aan onze zijde veroorzaakt zijn betreffen het loshakken van een tegelvloer met licht kango-gereedschap, de juiste specificatie hiervan kan door de aannemer geleverd worden.
Aan onze zijde van de ankerloze spouwmuur zijn geen scheuren opgetreden terwijl deze in directe verbinding met de balken-broodjesvloer staat.
Het is zeer onaannemelijk dat dit bij de buren dan wel het geval is, gezien de omweg die de
trillingen moeten maken.
Overigens worden ook scheuren in wanden geclaimd die verder van de gemeenschappelijke
bouwmuur verwijderd zijn, zoals rond het trappenhuis en in de badkamer.
Er is geen nulmeting gedaan omdat de aard van de werkzaamheden dit normaliter niet verlangt. Een nulmeting is gebruikelijk bij werk aan funderingen of constructieve wijzigingen in gemeenschappelijke draagconstructies.
Nogmaals betreffen de trillingen alleen de toplaag van de balken-broodjesvloer aan onze zijde, er is geen werk verricht aan de vloer zelf, noch aan de gemeenschappelijke bouwmuren en ook niet aan de gevels.”
Rapport [partijdeskundige 2]
2.1
[appellant] heeft in hoger beroep een tweede partijdeskundige ingeschakeld, [partijdeskundige 2] (hierna: [partijdeskundige 2] ). [partijdeskundige 2] heeft de woning van [appellant] op 16 december 2019 bezocht en op 27 januari 2020 rapport uitgebracht (hierna: [rapport 2] ). Daarin staat onder meer het volgende (p. 5-7):
“2. De schadeoorzaak
Uit de overgelegde stukken blijkt dat in de woning [adres 2] , een doorbraak is gemaakt in de voormalige buitenmuur hetgeen thans binnenmuur is nadat eerder een uitgebreide verbouwing was uitgevoerd en aan de rechterzijgevelzijde de woning over de gehele diepte was verbreed en verlengd. De verdiepingsvloeren rusten op de binnenspouwbladen en bij werkzaamheden aan de deze bouwmuren zal hierbij zeker beweging ontstaan.
Deze bewegingen transporteren trillingen naar de overige bouwonderdelen zijnde het
binnenspouwblad van de ankerloze spouwmuur.
Alhoewel de woning op palen van circa 300 cm zijn gefundeerd met hierop een strokenfundering is het niet te voorkomen dat schade kan/kon ontstaan in de naastgelegen woning [van [appellant] ] (…).
De verdiepingsvloer van de naastgelegen woning (van [ [appellant] ]) zal zich hierdoor eveneens licht zetten en de krachten afgeven op de onderliggende constructie zijnde respectievelijk de bouwmuur en het binnenblad van de spouwmuur aan de zijde van [adres 3] .
Hierbij is het niet van belang of de woningen zijn gescheiden aangezien de trilling door alle bouwdelen en de ondergrond zich zullen verplaatsen.
De scheurvorming is telkens gemeld aan [Innerwood] waarna dezelve met de eigenaar/principaal alsmede de constructeur de ontstane schaden hebben opgenomen/getoond.
In de bouwmuur aan de zijde van [adres 2] is een verticale haarscheur ontstaan in het gesausde c.q. geschuurde stucadoorswerk.
In de tegenoverliggende binnenspouwblad is eveneens een verticale haarscheur ontstaan hetgeen is te verklaren doordat op deze plaats een dilatatie aanwezig dient te zijn i.v.m. de lengte van deze binnenmuur.
Muren van meer dan 7,00 m1 dienen te worden gedilateerd omdat, bij wisselingen van temperatuur, de wanden uitzetten en hierdoor zelf scheurvorming veroorzaken.
Vrijwel zeker is ter hoogte van de verticale scheur een dilatatievoeg aanwezig.
In de binnenmuur in de hal op de begane grond is een verticale haarscheur zichtbaar vanaf de bovenzijde van het binnendeurkozijn tot het plafond.
Aangezien dit een zeer trilling gevoelige plek is door het niet aanwezig zijn van een latei, hetgeen ook hier nooit wordt toegepast, zal de bovenliggende constructie van gasbetonblokken bij enige trilling scheuren.
Ditzelfde is te constateren op de eerste verdieping waarbij op de lijmverbinding van de
gasbetonblokken een deels horizontale en deels verticale scheurvorming zichtbaar is.
Dit is eenvoudig te verklaren doordat deze binnenmuur op de verdiepingsvloer rust die trillingen heeft doorgeven aan de binnenmuren die op zwakke punten zijn gescheurd.
In de garage op de begane grond is in de muur een horizontale scheur zichtbaar waarbij op de bovengelegen verdieping blijkt dat hier twee muren "koud" haaks op elkaar gemetseld zijn. Door trilling zal deze zwakke plek dan ook op de begane grond doorscheuren. (…)
CONCLUSIE
(…)
Het schildersbedrijf heeft schriftelijk aangeven dat de genoemde werkzaamheden zijn uitgevoerd en heeft vastgesteld/verklaard dat de muren geen gebreken vertoonden.
Verklaring hiervan is in bezit van partijen.
(…)
Wij achten in deze, gelet op de deskundigheid van [Innerwood] in deze verantwoordelijk voor de ontstane schade temeer ook werd verzuimd om een zgn. nulmeting uit te laten voeren hetgeen bij constructieve aanpassingen zeker is te adviseren/verplicht te stellen om te voorkomen dat de andere partij (…) de veroorzaakte schaden dient aan te tonen. (…)”
[partijdeskundige 2] heeft de herstelkosten begroot op € 9.350,- inclusief btw.
De procedure in eerste aanleg
3.1
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd (samengevat en voor zover in hoger beroep van belang):
veroordeling van Innerwood tot betaling van:
- € 5.808,- aan schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 december 2018 tot aan de dag van algehele voldoening;
- € 1.400,- aan expertisekosten;
- € 665,40 aan buitengerechtelijke kosten;
- de proceskosten.
[appellant] heeft hieraan ten grondslag gelegd dat Innerwood onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door bouwwerkzaamheden uit te voeren bij de buren zonder (voldoende) maatregelen te nemen om schade aan de woning van [appellant] te voorkomen.
3.2
Innerwood heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.3
De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen en daartoe geoordeeld, kort gezegd, dat [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd dat de gestelde schade het gevolg is van de door Innerwood uitgevoerde werkzaamheden.
De beoordeling van het hoger beroep
4.1
In hoger beroep staat vast dat de werkzaamheden van Innerwood hebben geleid tot (veel) lawaai en trillingen in de woning van [appellant] . Vast staat ook dat [appellant] (haar)scheuren in zijn woning heeft geconstateerd. De vraag in deze zaak is of die (haar)scheuren zijn veroorzaakt door de werkzaamheden van Innerwood. Volgens [appellant] is dat het geval en hij heeft in dat verband zes grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd. Het hof zal die grieven hierna gezamenlijk beoordelen.
Overigens heeft [appellant] zijn eis in hoger beroep vermeerderd tot € 9.350,- aan schade en € 842,50 aan buitengerechtelijke kosten. Voor het overige heeft hij zijn vorderingen niet gewijzigd.
4.2
Het hof stelt bij de beoordeling van de grieven voorop dat [appellant] dient te stellen en zo nodig bewijzen dat de (haar)scheuren door Innerwood zijn veroorzaakt (zie de hoofdregel van artikel 150 Rv). [appellant] heeft in dat verband (met name) verwezen naar:
- [rapport 1] (zie onder 2.6);
- [rapport 2] (zie onder 2.10);
- de ongedateerde verklaring van “ [voornaam 1] & [voornaam 2] ” waarin staat dat zij [voornaam 3] (de echtgenote van [appellant] ) in augustus 2016 hebben geholpen met het schilderen van enkele wanden en plafonds en toen geen scheuren hebben gezien;
- de vijf schriftelijke verklaringen van familie en vrienden dan wel buurtgenoten van [appellant] en/of zijn echtgenote, samengevat inhoudende dat de verbouwing veel trillingen en lawaai in de woning veroorzaakte, zodanig dat het vaak onmogelijk was elkaar te verstaan en de kopjes op tafel trilden. Eén vriendin ( [vriendin] ) heeft verklaard dat zij een “ontzettende perfectionist” is waardoor de meest kleine details haar opvallen, en dat zij met 100% zekerheid kan zeggen dat de woonkamer en de haard in de woning geen scheuren hadden. De overburen hebben verklaard dat het lawaai vaak ook in hun huis aan de overkant van de weg hoorbaar was;
- de verklaring per e-mail van 2 juli 2019 van [eigenaar adres 2] , de eigenaar van [adres 2] en opdrachtgever van Innerwood. Daarin staat, samengevat, dat hij drie keer met anderen (de aannemer, de architect en de bouwkundig constructeur) bij [appellant] is geweest om de scheurenproblematiek te bespreken.
4.3
De stellingen en onderbouwing van [appellant] moeten worden beoordeeld met inachtneming van het daartegen gevoerde verweer. Innerwood heeft onder meer gesteld dat zij de woning van [appellant] in maart 2018 heeft bezocht met de constructeur en de architect en dat zij de scheurvorming toen niet aan de werkzaamheden van Innerwood hebben kunnen relateren, gelet op de omvang en de locatie van de scheuren. Ook heeft Innerwood verwezen naar de schriftelijke verklaring van de architect (zie onder 2.9, hierna: de verklaring van de architect).
4.4
Naar het oordeel van het hof kan op grond van hetgeen over en weer is aangevoerd niet met een voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de (haar)scheuren in de woning van [appellant] zijn veroorzaakt door de werkzaamheden van Innerwood. Het hof zal dat hierna toelichten.
Aangetroffen scheuren
4.5
In de eerste plaats is de informatie over de scheuren onvoldoende duidelijk of inconsistent, op grond van het volgende:
- [appellant] heeft een plattegrond van de woning getekend en daarop zeven plaatsen met scheurvorming gemarkeerd (productie 14 bij memorie van grieven). Die markeringen wijken af van de plattegrond met markeringen die in [rapport 1] zijn opgenomen en ook van de (woordelijke) beschrijving van de plaats van de scheuren in [rapport 2] :
- [partijdeskundige 2] beschrijft vijf scheuren terwijl [appellant] en [partijdeskundige 1] ieder zeven scheuren hebben gemarkeerd;
- [partijdeskundige 1] en [partijdeskundige 2] hebben ieder vier scheuren op de begane grond gemarkeerd c.q. beschreven, [appellant] vijf;
- [partijdeskundige 1] heeft een scheur in de badkamer gemarkeerd (positie 7) “
die volgens opgave van de bewoners/eigenaren recent[is]
ontstaan”, maar die scheur staat niet op de plattegrond van [appellant] en is ook niet door [partijdeskundige 2] beschreven. [partijdeskundige 2] noemt alleen (in algemene zin) “de eerste verdieping”, niet de badkamer.
-In de schriftelijke verklaring van [vriendin] staat dat zij met 100% zekerheid kan zeggen dat de woonkamer en haard in de woning geen scheuren hadden. Daarmee suggereert zij dat zij scheurvorming in de haard heeft gezien. [appellant] , [partijdeskundige 1] en [partijdeskundige 2] maken daar echter geen melding van.
- Overigens heeft [appellant] gesteld dat hij begin februari 2018 scheuren heeft gezien in de scheidingswand op de begane grond. De eerste twee (haar)scheuren zijn dus drie maanden na aanvang van de werkzaamheden gezien (zie onder 2.2 en 2.5). Waar en wanneer de overige vijf (haar)scheuren zijn geconstateerd en gemeld heeft hij niet concreet gemaakt.
Rapport [partijdeskundige 1] , rapport [partijdeskundige 2] en verklaring architect
4.6
Bij het voorgaande komt dat de twee (partij)deskundigenrapporten die [appellant] heeft overgelegd tegenstrijdig zijn ten aanzien van de fundering van de woning. Ook op andere onderdelen zijn die rapporten niet voldoende overtuigend, zoals hierna wordt toegelicht.
4.7
Volgens [rapport 1] is de woning gelegen op een betonnen strokenfundering op zand waarop de bouwmuren zijn gemetseld. Volgens [rapport 2] (en ook volgens de architect) is de woning echter gefundeerd op palen van circa 300 centimeter met een strokenfundering. Het hof gaat, in navolging van partijen uit van de fundering die in [rapport 2] is genoemd. Dat betekent dat in [rapport 1] een verkeerde fundering tot uitgangspunt is genomen. Ook de aanname van [partijdeskundige 1] dat de fundering van de woning gemakkelijk trillingen en zettingen doorgeeft is daarmee onjuist. De conclusie van [partijdeskundige 1] dat
“het merendeel van de geconstateerde schade [kan] worden gerelateerd aan de trillingen bij de verbouwing van de aangrenzende woning”komt daarmee op losse schroeven te staan en geeft geen gedegen onderbouwing van de stelling van [appellant] dat Innerwood (haar)scheuren in zijn woning heeft veroorzaakt.
4.8
In [rapport 2] is wel van de juiste fundering uitgegaan. Ten aanzien van zijn rapport constateert het hof de volgende onduidelijkheden c.q. onvolkomenheden:
- [partijdeskundige 2] heeft geconcludeerd dat niet te voorkomen was dat schade “
kan/kon”ontstaan (zie onder 2.10.). Hij concludeert niet dat schade
isontstaan door de werkzaamheden van Innerwood.
- [partijdeskundige 2] beschikte over de verklaring van de architect die als bijlage aan zijn rapport is gehecht. Het lag daarom in de rede dat [partijdeskundige 2] zou ingaan op de argumenten van de architect dat:
( i) een strokenfundering op betonpalen minder gevoelig is voor het doorgeven van trillingen; (ii) gebruik is gemaakt van licht kango-gereedschap en dat de specificatie bekend is bij Innerwood;
(iii) de woningscheidende wand een zogenoemde ankerloze spouwmuur is (twee naast elkaar gelegen muren met een open tussenruimte) terwijl aan de zijde van de buren geen scheuren zijn opgetreden door (trillingen door) de werkzaamheden van Innerwood hoewel die muur in directe verbinding met de balken-broodjesvloer staat;
(iv) de trillingen in de woning van [appellant] een omweg hebben moeten maken;
( v) ook scheuren in wanden worden geclaimd die verder van de gemeenschappelijke bouwmuur zijn verwijderd, zoals die rondom het trappenhuis en de badkamer;
(vi) de werkzaamheden alleen aan de toplaag van de balken-broodjesvloer zijn verricht, niet aan de vloer zelf en ook niet aan de gemeenschappelijke bouwmuren of gevels.
[partijdeskundige 2] heeft deze argumenten echter niet concreet besproken. Zo merkt hij op dat “niet bekend” is welk materiaal is gebruikt omdat Innerwood niet bij de expertise aanwezig was. Vervolgens leidt hij uit de schriftelijke getuigenverklaringen af “dat zwaar materieel moet zijn toegepast” omdat ook de overburen geluidsoverlast hebben ervaren. Aan de verklaring van de architect over het gebruikte materiaal en de stelling daarover in de conclusie van antwoord, waarover [partijdeskundige 2] ook beschikte, is geen aandacht besteed.
- [partijdeskundige 2] baseert zijn conclusie onder meer op de verklaring van “
een extern schildersbedrijf dat heeft vastgesteld dat de muren geen gebreken vertoonden”. Het hof neemt aan dat [partijdeskundige 2] doelt op de verklaring van “ [voornaam 1] & [voornaam 2] ”. Hetgeen [partijdeskundige 2] aanneemt volgt echter niet uit die verklaring, zoals hierna nog wordt toegelicht.
- [partijdeskundige 2] neemt aan dat Innerwood verplicht was een nulmeting uit te voeren. Het hof kan niet vaststellen waarop die verplichting is gebaseerd (zie ook hierna);
- [partijdeskundige 2] heeft twee scheuren, die door [appellant] en [partijdeskundige 1] zijn genoemd, niet (voldoende duidelijk) in zijn rapport genoemd. Hij is kennelijk van oordeel dat die niet aan de werkzaamheden van Innerwood te relateren zijn. Onduidelijk blijft waarom volgens [partijdeskundige 2] vijf van de zeven scheuren door de werkzaamheden van Innerwood zijn veroorzaakt en twee niet.
-Onvoldoende duidelijk is waarom [partijdeskundige 2] van oordeel is dat ook de scheur die zich in de muur aan de kant van de woning met huisnummer 7 (de andere buren van [appellant] ) bevindt, en dus relatief ver verwijderd is van de woningscheidende wand, moet zijn veroorzaakt door de werkzaamheden van Innerwood. [partijdeskundige 1] is immers uitgegaan van een trillingsgevoeliger fundering dan [partijdeskundige 2] maar heeft gerapporteerd dat de oorzaak van deze scheur niet duidelijk is gezien de relatief grote afstand tot de verbouwingswerkzaamheden. [appellant] heeft niet gesteld dat en waarom [rapport 2] in dit opzicht zwaarder moet wegen dan [rapport 1] .
Schriftelijke verklaringen
4.9
Uit de schriftelijke verklaringen volgt op zichzelf niet dat, laat staan welke (haar)scheuren door de werkzaamheden van Innerwood zijn veroorzaakt. Uit de schriftelijke verklaring van “ [voornaam 1] & [voornaam 2] ” blijkt slechts dat zij in augustus 2016 hebben geholpen met het schilderen van “enkele” wanden en plafonds. Welke wanden en plafonds dat waren is niet concreet gemaakt. Het hof kan daardoor niet vaststellen dat het schilderwerk zag op een of meer wanden met scheurvorming. Uit de verklaring valt overigens ook niet op te maken dat [voornaam 1] en [voornaam 2] professionele schilders zijn zoals [partijdeskundige 2] heeft aangenomen.
De overige vijf schriftelijke verklaringen hebben betrekking op het lawaai en de trillingen die door de werkzaamheden zijn veroorzaakt. Daarmee is op zichzelf wel aangetoond dat veel lawaai en trillingen zijn veroorzaakt – Innerwood heeft dat ook niet betwist. Uit de verklaringen volgt echter niet dat daardoor (haar)scheuren zijn veroorzaakt.
4.1
Al met al is op grond van hetgeen [appellant] naar voren heeft gebracht, niet in voldoende mate aannemelijk geworden dat de scheurvorming is veroorzaakt door de werkzaamheden van Innerwood. Het hof merkt nog op dat [appellant] niet voldoende specifiek heeft weersproken dat gedurende de verbouwing in de woning van de buren zelf géén scheurvorming is opgetreden (zie 4.8 onder (iii)). [appellant] heeft alleen naar voren gebracht dat in de woning van de buren uiteindelijk nieuw stuc- en schilderwerk is aangebracht. Ook kan er niet van worden uitgegaan dat zware apparatuur is gebruikt. [appellant] heeft dat wel gesuggereerd maar heeft dat niet onderbouwd.
[appellant] heeft ook nog aangevoerd dat de architect een belang had bij zijn schriftelijke verklaring, omdat hij betrokken was bij de werkzaamheden. Dat betekent echter niet dat aan zijn verklaring op voorhand geen enkele betekenis toekomt. Het lag, zoals overwogen, in de rede die verklaring concreet te bespreken.
4.11
Het hof gaat voorbij aan de stelling van [appellant] dat Innerwood voorafgaand aan haar werkzaamheden een nulmeting had moeten uitvoeren. Innerwood heeft gemotiveerd bestreden dat dit verplicht of gebruikelijk is ten aanzien van werkzaamheden als de onderhavige. [appellant] heeft niet toegelicht op grond waarvan Innerwood daartoe toch verplicht was.
Ook gaat het hof voorbij aan de stelling van [appellant] dat de architect bij één van de overleggen heeft verklaard dat er teveel trillingen veroorzaakt zijn door de zware werkzaamheden. Innerwood heeft die stelling gemotiveerd bestreden en daarbij verwezen naar de schriftelijke verklaring van de architect. [appellant] heeft vervolgens geen bewijs van bedoelde stelling aangeboden.
4.12
Het hof komt niet toe aan een bewijsopdracht. Het bewijsaanbod heeft betrekking op getuigen van wie een schriftelijke verklaring is overgelegd, de onder 4.2 genoemde “ [voornaam 1] & [voornaam 2] ” en de vijf schriftelijke verklaringen van familie, vrienden en buurtgenoten. Zoals uit het voorgaande blijkt, is het hof van oordeel dat ook indien van de juistheid van die verklaringen wordt uitgegaan, onvoldoende aannemelijk is dat er causaal verband bestaat tussen de werkzaamheden van Innerwood en de (haar)scheurvorming. Het bewijsaanbod is dus niet ter zake dienend en/of onvoldoende concreet, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat niet is vermeld in hoeverre de getuigen meer of anders kunnen verklaren dan zij schriftelijk al hebben gedaan. Het aanbod om deskundigen [partijdeskundige 1] en [partijdeskundige 2] te horen over onder meer “hun bevindingen” heeft betrekking op nader bewijs door (partij)deskundigen en zal daarom worden gepasseerd. In ieder geval is niet duidelijk gemaakt op welke specifieke, relevante en door Innerwood betwiste feiten dat aanbod betrekking heeft.
Slotsom
4.13
Uit het voorgaande volgt dat de grieven niet slagen en dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Bij deze uitkomst past dat [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij wordt veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het bestreden vonnis;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Innerwood tot op heden begroot op € 760,- aan verschotten en € 3.342,- aan salaris advocaat en de nakosten, alles nog te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dit arrest;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.E. Honée, J.E.H.M. Pinckaers en A.J. Swelheim en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.