In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 maart 2021 een herstelbeslissing genomen op een eerder gewezen beschikking. De beschikking betrof een verzoekschrift dat was ingediend op grond van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij een fout in de berekening van de schadevergoeding werd geconstateerd. De verdachte, die momenteel verblijft in de PI Middelburg, had een verzoek ingediend via zijn advocaat, mr. J. de Vries. Het hof constateerde dat de eerdere beschikking een rekenfout bevatte, waardoor het toe te kennen bedrag niet correct was vastgesteld. Het hof heeft vastgesteld dat het bedrag dat aan de verzoeker toekwam € 35.876,75 diende te zijn, wat 65% van een eerder berekend bedrag was.
De herstelbeslissing houdt in dat het hof het dictum van de eerdere beschikking verbetert en het juiste bedrag toekent aan de verzoeker. Het hof heeft het verzoek tot herstel toegewezen en de tenuitvoerlegging van de beschikking bevolen, waarbij het bedrag van € 35.876,75 uit 's Rijks kas aan de verzoeker zal worden betaald. De beslissing is ondertekend door de voorzitter en de leden van het hof die de oorspronkelijke beschikking hebben gewezen.
Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de mogelijkheid van herstel van fouten in eerdere uitspraken benadrukt, evenals de procedurele waarborgen die zijn ingebouwd in het Wetboek van Strafvordering.