In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter, waarin haar vordering tot terugbetaling van een lening van € 3.000,- aan [geïntimeerde] was afgewezen. De kantonrechter had geoordeeld dat [appellante] niet in haar bewijs was geslaagd, ondanks dat zij een getuige had laten horen. In hoger beroep heeft het Gerechtshof Den Haag [appellante] opnieuw toegelaten tot bewijs. Het hof heeft vastgesteld dat de bewijslast bij [appellante] ligt, maar dat zij voldoende bewijs heeft aangeboden om haar stelling dat er een leningsovereenkomst is gesloten, te onderbouwen. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor het opgeven van verhinderdata en de namen van de te horen getuigen. De beslissing om het getuigenverhoor te houden, is aangehouden tot een nader te bepalen datum. Het hof heeft de zaak dusdanig behandeld dat het recht op een eerlijk proces gewaarborgd blijft, en heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om hun respectieve standpunten verder te onderbouwen.