ECLI:NL:GHDHA:2022:1090
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geen recht op arbeidskorting voor belanghebbende met WAO-uitkering en de onderbouwing voor een hogere aftrek van specifieke zorgkosten ontbreekt
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018 van belanghebbende, die een WAO-uitkering ontving. De inspecteur had de aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.939. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur wees het bezwaar af. De Rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 april 2022 heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde recht te hebben op arbeidskorting en een hogere aftrek voor specifieke zorgkosten. Het Hof oordeelde dat belanghebbende geen recht had op arbeidskorting, omdat deze alleen geldt voor belastingplichtigen met arbeidsinkomen. Aangezien belanghebbende een WAO-uitkering ontving, viel hij niet onder deze regeling. Het Hof verwierp ook de stelling van belanghebbende dat hij recht had op een hogere aftrek van zorgkosten, omdat hij dit niet voldoende had onderbouwd.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat de inspecteur de aanslag conform de aangifte van belanghebbende had opgelegd. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en het Hof zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.