ECLI:NL:GHDHA:2022:1247

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
200.245.503/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in geschil over zorgverzekering en specialistische geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 juli 2022 een tussenuitspraak gedaan in een hoger beroep dat betrekking heeft op de zorgverzekering en de werkzaamheden van een therapeut in de specialistische geestelijke gezondheidszorg. De appellante, vertegenwoordigd door mr. H. Loonstein, heeft een geschil met Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V., vertegenwoordigd door mr. I. Punt, over de dekking van verleende zorg onder de zorgverzekering. Het hof heeft eerder op 12 mei 2020 een tussenarrest gewezen en heeft partijen verzocht om zich uit te laten over specifieke vragen met betrekking tot de zorgverlening door de appellante in 2011. Het hof heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de voorwaarden waaronder een ECP-therapeut zoals de appellante specialistische geestelijke gezondheidszorg kan verlenen en of deze zorg voldoet aan de eisen van verantwoorde en adequate zorg. Beide partijen hebben aangegeven dat zij de voorkeur geven aan het benoemen van een deskundige om deze vragen te beantwoorden. Het hof heeft mw. drs. M.A.J. Hagenaars benoemd als deskundige en heeft bepaald dat het deskundigenonderzoek niet kan beginnen zonder medische machtigingen van de betrokken patiënten. Het hof heeft ook de kosten van het deskundigenonderzoek geregeld en aangegeven dat de partijen de kosten gezamenlijk moeten dragen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling na het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.245.503/01
Zaaknummer rechtbank : 6553669 \ CV EXPL 17-6115
arrest van 12 juli 2022
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. H. Loonstein te Amsterdam,
tegen
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Zilveren Kruis,
advocaat: mr. I. Punt te Leiden.

1.Het verdere verloop van het geding

1.1
Het hof heeft in deze zaak op 12 mei 2020 een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot die datum verwijst het hof naar dat arrest.
1.2
[appellante] heeft op de rol van 27 oktober 2020 een memorie na tussenarrest (met producties) genomen. Daarop heeft Zilveren Kruis gereageerd bij memorie van antwoord na tussenarrest.
1.3
Ten slotte hebben partijen opnieuw arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling van het hoger beroep

2.1
Het hof blijft bij hetgeen in het tussenarrest is overwogen en beslist. Voor zover nu van belang heeft het hof in het tussenarrest overwogen dat het niet kan vaststellen of de door [appellante] verleende zorg onder de dekking van de zorgverzekering valt en dat beide partijen (vooralsnog) ervan uit lijken te gaan dat een ECP-therapeut dergelijke zorg alleen kan verlenen onder de verantwoordelijkheid van een psychiater/zenuwarts, dan wel een klinisch psycholoog (ook wel aangeduid als “hoofdbehandelaar”). Daarbij is aangetekend dat partijen van mening lijken te verschillen over de betrokkenheid die de hoofdbehandelaar – naar de in 2011 bestaande inzichten – behoorde te hebben (rov. 4.8.14). In rov. 4.8.15 heeft het hof overwogen dat er twee vragen rijzen:
1. Onder welke voorwaarden kon een ECP-therapeut als [appellante] , in 2011 specialistische geestelijke gezondheidszorg verlenen die voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk binnen het vakgebied van de specialistische geestelijke gezondheidszorg, dan wel kan een ECP-therapeut zorg verlenen die in dat vakgebied geldt als verantwoorde en adequate zorg?
2. Voldoet de zorg die [appellante] aan [client 1] en [client 2] heeft geleverd aan deze voorwaarden?
3 Heeft u voor het overige nog opmerkingen die voor de zaak van belang zijn?
Het hof heeft partijen verzocht zich bij memorie na tussenarrest over deze vragen uit te laten.
2.2
Beide partijen hebben te kennen gegeven dat zij er de voorkeur aan geven dat het hof een deskundige benoemt voor het beantwoorden van de bovenstaande vragen. Partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over de precieze vraagstelling en over de persoon van de deskundige.
2.3
Wat betreft de te stellen vragen geldt het volgende.
2.3.1
In de eerste plaats wil het hof worden voorgelicht over welke specialistische geestelijke gezondheidszorg een psychotherapeut als [appellante] , niet zijnde een klinisch psycholoog, in 2011 kon verrichten, gelet op de destijds geldende stand van de wetenschap en de praktijk binnen dit vakgebied. Deze vraag is erop gericht om informatie te verkrijgen over welke werkzaamheden een dergelijke therapeut in 2011 binnen het stelsel van de zorgverzekeringswet kon verrichten. Meer in het bijzonder wil het hof weten welke rol een dergelijke therapeut binnen de specialistische geestelijke gezondheidszorg kon vervullen en welke therapieën deze therapeut kon uitvoeren en in hoeverre in dit verband het relevant is dat een psychotherapeut beschikt over een ECP-registratie.
2.3.2
Voor het geval in 2011 de stand van de wetenschap en praktijk geen maatstaf geeft aan de hand waarvan kan worden vastgesteld welke specialistische geestelijke gezondheidszorg een ECP-therapeut in 2011 mocht verrichten, wil het hof worden voorgelicht over de vraag welke specialistische geestelijke gezondheidszorg een ECP-therapeut mag verlenen gelet op de binnen dat vakgebied geldende norm voor verantwoorde en adequate zorg. Deze vraag behoeft dus alleen beantwoording, indien een antwoord op de eerste vraag niet kan worden gegeven. Het hof verwijst in dit verband naar het bepaalde in art. 2.1 lid 2 van het Besluit Zorgverzekering. Ook bij de beantwoording van deze vraag gaat het er om welke rol een ECP-therapeut in de specialistische geestelijke gezondheidszorg mocht vervullen en welke therapieën een ECP-therapeut mocht uitvoeren.
2.3.3
In de tweede plaats wil het hof worden voorgelicht over de vraag of een psychotherapeut als [appellante] die belast is met het verlenen van specialistische geestelijke gezondheidszorg, deze zorg diende te verrichten onder de verantwoordelijkheid van een ‘hoofdbehandelaar’ teneinde te voldoen aan de destijds geldende stand van wetenschap en praktijk binnen het vakgebied. In het geval de vraag bevestigend wordt beantwoord, wil het hof weten aan welke kwalificaties de hoofdbehandelaar diende te voldoen, welke betrokkenheid de hoofbehandelaar gedurende de behandeling van de patiënt had en of (en zo ja, op welke momenten) een hoofdbehandelaar ook zelf rechtstreeks (live, telefonisch of via een videoverbinding) contact diende te hebben met de patiënt. Meer in het bijzonder wenst het hof van de deskundige te vernemen welke handelingen van de hoofdbehandelaar nodig zijn voor het stellen van een diagnose, alvorens psychotherapeut – met de specifieke kunde en ervaring van [appellante] – met de uitvoering van de therapie kan beginnen. Ook deze vragen dienen te worden beantwoord aan de hand van de in 2011 geldende stand van de wetenschap en de praktijk, dan wel (bij gebreke daarvan) aan de hand van de binnen dat vakgebied geldende normen voor verantwoorde en adequate zorg.
2.3.4
Tot slot wenst het hof van de deskundige te vernemen of, en zo ja in hoeverre, aan de hand van de patiëntdossiers kan worden vastgesteld of de door [appellante] verleende zorg aan de patiënten [client 2] , [client 1] , [client 3] en [client 4] voldoet aan de eisen die binnen de specialistische geestelijke gezondheidszorg aan de zorgverlening door een ECP-therapeut gesteld kunnen worden.
2.4
Het hof overweegt over de inzage in de patiëntendossiers nog het volgende. Voor de inzage in een patiëntendossiers is in beginsel een medische machtiging van de desbetreffende patiënt nodig waaruit blijkt welke informatie aan wie verstrekt mag worden en voor welk doel. Het hof deskundigenonderzoek zal niet kunnen plaatsvinden voordat er een medische machtiging van de vier patiënten is overgelegd.
2.5
Met partijen is overleg gevoerd over de persoon van de deskundige. Het hof zal mw. drs. M.A.J. Hagenaars (gezondheidszorg psycholoog (GZ psycholoog)/ psychotherapeut)) als deskundige benoemen.
2.6
Met partijen is overleg gevoerd over de omvang van het voorschot van € 2.400,- (exclusief btw) (€ 200,- per uur) dat in rekening wordt gebracht. Partijen zijn hiermee akkoord.
2.7
Het hof is van oordeel dat het voorschot voor het deskundigenonderzoek in dit geval door beide partijen 50/50 moet worden gedragen.
2.8
Zoals uit rechtsoverweging 2.3.4 blijkt, zal het onderzoek van de deskundige zich ook richten op de behandeling door [appellante] van de patiënten [client 3] en [client 4] , hoewel ter zake van deze patiënten nog niet vaststaat dat deze patiënten eind 2014 een factuur aan Zilveren Kruis hebben toegezonden. In het tussenarrest heeft het hof beide partijen verzocht om in hun eigen administratie na te gaan of zich daarin de brieven van 21 november 2015 van [appellante] aan Zilveren Kruis bevinden die betrekken hebben op de declaraties van [client 3] en [client 4] . Inmiddels is gebleken dat geen van partijen nadere correspondentie of administratieve gegevens over deze vorderingen heeft kunnen overleggen. Nu [appellante] terzake een bewijsaanbod heeft gedaan, zal het hof haar toelaten tot bewijslevering van haar stelling dat [client 3] en [client 4] eind 2014 een factuur aan Zilveren Kruis hebben toegezonden. De getuigenverhoren zullen kunnen plaatsvinden in dezelfde periode als de deskundige aan het werk is. Het hof zal daartoe een datum bepalen voor de getuigenverhoren.
2.9
Achmea verder te kennen gegeven dat zij het oneens is met rov. 4.5.3, waarin het hof – kort gezegd – heeft geoordeeld dat [appellante] met betrekking tot [client 2] een toereikende verwijzing van de huisarts heeft overgelegd. Achmea heeft het hof ook erop gewezen dat nog niet is vastgesteld of [appellante] ter zake van [client 3] een toereikende verwijzing heeft overgelegd. Het hof houdt de beslissing hierover aan.
2.1
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

3.Beslissing

Het hof:
- laat [appellante] toe tot het bewijs van haar stelling dat [client 3] en [client 4] eind 2014 een factuur voor de door [appellante] verleende zorg aan Zilveren Kruis toe te zenden;
- bepaalt dat, indien [naam partij] getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag voor de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. C.A. Joustra op maandag 26 september 2022 om 13.30 uur;
- bepaalt dat, indien één der partijen binnen vier weken na de dag van deze uitspraak , opgeeft verhinderd te zijn op de genoemde datum en daarbij de verhinderdata van beide partijen in de maanden september tot en met november 2022 opgeeft, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
- deelt mee dat het hof al beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat het niet nodig is deze voor het getuigenverhoor over te leggen;
- beveelt een onderzoek door een deskundige om aan het hof bericht uit te brengen over de onder rechtsoverweging 2.1 vermelde vragen;
- benoemt als zodanig:
Mevrouw Drs [naam] , GZ psycholoog/psychotherapeut;
BIG nummer [nummer]
[adres]
[email]
telefoonnummer: [nummer]
- bepaalt dat de deskundige haar onderzoek in beginsel zelfstandig zal verrichten, maar als de raadsheer-commissaris daarvoor aanleiding ziet, onder zijn/haar leiding;
- bepaalt dat de deskundige bij het verrichten van haar werkzaamheden naast de normen van haar beroepsgroep ook de leidraad deskundigen in civiele zaken in acht dient/dienen te nemen;
- bepaalt dat de deskundige haar werkzaamheden niet zal behoeven te beginnen voordat door zowel [appellante] als Achmea een bedrag van € 1.200 (exclusief btw) is gestort als voorschot op de nader te bepalen kosten van het deskundigenonderzoek. Hiervoor ontvangen/ontvangen partijen een factuur van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) met betaalinstructies;
- bepaalt dat dit voorschot uiterlijk vier weken na factuurdatum moet zijn voldaan;
- bepaalt dat de deskundige haar werkzaamheden niet zal behoeven te beginnen voordat [appellante] de medische machtigingen van de vier patiënten aan het hof heeft toegezonden;
- bepaalt dat de deskundige met haar onderzoek zal beginnen nadat de griffier van het hof hem/haar/hun heeft bevestigd dat zowel het voorschot is ontvangen, als de medische machtigingen;
- bepaalt dat de deskundige haar schriftelijk bericht aan de griffie handel van dit hof (Postbus 20302, 2500 EH Den Haag, P2-267A) zal zenden vóór dinsdag 6 december 2022. Uit dat bericht moet blijken:
a. dat de deskundige partijen in de gelegenheid heeft gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen waarvan de inhoud in het bericht moet worden vermeld;
b. dat de deskundige, voordat zij een definitief rapport gaat opstellen, partijen een conceptrapport heeft/hebben gestuurd en zij partijen daarbij in de gelegenheid heeft gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, waarvan de inhoud in het definitieve bericht moet worden vermeld;
- bepaalt dat de deskundige tegelijk met dit bericht een declaratie van loon en kosten bij de griffie zal indienen onder vermelding van de namen van partijen en het zaaknummer;
- wijst partijen erop dat als zij schriftelijke opmerkingen aan de deskundige sturen, daarvan meteen een afschrift aan de wederpartij moet worden gegeven;
- bepaalt dat [appellante] het procesdossier binnen vier weken na heden aan de deskundige zal sturen;
- Als de deskundige haar schriftelijke bericht niet vóór 6 december 2022 kan toezenden, moet de deskundige uiterlijk twee weken voor deze datum aan de raadsheer-commissaris verzoeken om een andere datum voor het toezenden van het deskundigenbericht, via de griffie handel van dit hof (Postbus 20302, 2500 EH Den Haag, P2-267A);
- nadat de deskundige het schriftelijk bericht heeft gedeponeerd, zal de zaak naar de rol worden verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellante] ;
- bepaalt dat de griffier een afschrift van dit arrest aan de deskundige zendt;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.A. Joustra, D.A. Schreuder en A. van Staden ten Brink en is in het openbaar uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2022 in aanwezigheid van de griffier.