ECLI:NL:GHDHA:2022:1318

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
200.309.955/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vervangende toestemming verhuizing met minderjarigen na belangenafweging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarigen. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Rotterdam die de moeder toestemming had verleend om met de minderjarigen naar [plaats 2] te verhuizen. De vader stelde dat de noodzaak van de verhuizing niet was aangetoond en dat de minderjarigen geworteld zijn in hun huidige omgeving in [plaats 1]. De moeder had de intentie om samen met haar nieuwe partner en zijn kinderen een nieuw gezin te vormen, maar het hof oordeelde dat de belangen van de minderjarigen zwaarder wogen dan de wens van de moeder om te verhuizen. Het hof concludeerde dat de verhuizing grote gevolgen zou hebben voor de minderjarigen, die in [plaats 1] hun vertrouwde omgeving hebben met vrienden, familie en school. De vader wees op de risico's van een verhuizing, zoals het verlies van contact met de vader en de gevolgen voor de ontwikkeling van de kinderen. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing afgewezen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.309.955/01
zaaknummer rechtbank : C/10/628741
rekestnummer rechtbank : FA RK 21-8566
beschikking van de meervoudige kamer van 6 juli 2022
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. L.S. Timmermans te Amsterdam
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. S. Kranendonk te ’s-Gravendeel.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 23 maart 2022, uitgesproken onder voormeld zaak- en rekestnummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 2 mei 2022 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft op 1 juni 2022 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel, ingediend. Bij journaalbericht van 19 juni 2022 heeft de moeder haar incidentele appel ingetrokken.
2.3
Bij het hof is voorts van de zijde van de vader op 17 juni 2022 een e-mailbericht met bijlagen ingekomen.
2.4
De raad heeft het hof bij brief van 23 juni 2022 bericht niet ter zitting vertegenwoordigd te zullen zijn.
2.5
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting met de minderjarigen gesproken.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 28 juni 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en mevrouw mr. M.C. Schuijt;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De advocaten hebben pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Uit het op 1 november 2016 ontbonden huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:
[naam minderjarige 1] , op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ), en
[naam minderjarige 2] , op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ),
gezamenlijk te noemen: de minderjarigen.
3.3
Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
3.4
Partijen hebben op 29 september 2016 een ouderschapsplan opgesteld. In dit plan staat - voor
zover hier van belang - het volgende:
9. Verhuizen
De ouders hebben de intentie om dicht bij elkaar te blijven wonen, binnen een straal van 10
kilometer van [plaats 1] , teneinde het ouderschap goed te kunnen uitoefenen.
Mocht een van de ouders besluiten (na overleg met de andere ouder) buiten de afgesproken straal van de hoofdverblijfplaats van de kinderen te gaan wonen, dan is deze verantwoordelijk voor het halen en brengen van de kinderen.
3.5.
In bovengenoemd ouderschapsplan zijn partijen een regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) overeengekomen waarbij de minderjarigen - samengevat - elke donderdagavond en om de week een weekend bij de vader zijn. Verder verblijven zij drie weken van de schoolvakanties bij de vader. Partijen hebben de zorgregeling later uitgebreid in die zin dat om de week op maandagavond tot dinsdagochtend naar school een van de minderjarigen bij de vader verblijft.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de moeder vervangende toestemming verleend voor de verhuizing met de minderjarigen naar [plaats 2] in of omstreeks de zomer van 2022 en bepaald dat deze vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de vader. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat de moeder na de verhuizing het halen en brengen van de minderjarigen ter uitvoering van de zorgregeling volledig voor haar rekening neemt, tenzij partijen daar andere afspraken over maken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, de proceskosten zijn gecompenseerd en het meer of anders verzochte is afgewezen.
4.2
De vader kan zich niet vinden in de beslissing van de rechtbank. Hij verzoekt het hof om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
I. het verzoek van de moeder voor vervangende toestemming om met de minderjarigen in of omstreeks de zomer 2022 naar [plaats 2] te verhuizen, alsnog af te wijzen;
II. uitgaande van de situatie dat de moeder met de minderjarigen in [plaats 1] blijft wonen:
een zorgregeling vast te stellen inhoudende dat de minderjarigen voortaan om de week van maandag uit school tot maandag voor school bij de vader zullen zijn, althans een zodanige zorgregeling als het hof juist en redelijk acht;
III. uitgaande van de situatie dat de moeder zonder medeneming van de minderjarigen gaat verhuizen naar [plaats 2] :
het verzoek van de vader om te bepalen dat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats bij hem hebben, alsnog toe te wijzen,
en een zorgregeling vast te stellen inhoudende dat de minderjarigen voortaan drie weekenden per maand bij de moeder zullen zijn van vrijdagmiddag 17.30 uur tot zondagavond 19.00 uur alsmede de helft van de schoolvakanties;
IV. voor het geval het hof de bestreden beschikking, voor zover daarbij vervangende toestemming is verleend om te gaan verhuizen, bekrachtigt:
a. te bepalen dat de moeder eerst op het moment dat de minderjarigen de basisschool hebben afgerond met medeneming van de minderjarigen kan verhuizen;
b. (vanaf het moment van de verhuizing:) een zorgregeling vast te stellen inhoudende dat de minderjarigen voortaan drie weekenden per maand bij de vader zullen zijn van vrijdagmiddag 17.30 uur tot zondagavond 19.00 uur, alsmede de helft van de schoolvakanties,
kosten rechtens.
4.3
De moeder verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de man niet-ontvankelijk te verklaren, althans zijn beroep af te wijzen en (naar het hof begrijpt) de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Vervangende toestemming tot verhuizing met de minderjarigen
Standpunten van partijen
5.1
De vader stelt dat de rechtbank alle in de bestreden beschikking opgesomde omstandigheden had moeten betrekken in de beslissing. Het is op zichzelf juist dat de moeder recht heeft op en belang heeft bij de mogelijkheid om elders een gezinsleven en toekomst op te bouwen. In dit geval rechtvaardigen de omstandigheden echter na een belangenafweging niet de beslissing. Volgens de vader hebben de moeder en haar nieuwe partner elkaar nog maar twee en een half jaar geleden ontmoet en kennen de minderjarigen de nieuwe partner van de moeder nog maar amper. Door de verhuizing zou de moeder afhankelijk worden van haar nieuwe partner, omdat zij dan minder gaat werken en bij hem intrekt. De bouw van hun beoogde nieuwbouwwoning is nog niet eens begonnen. Daarnaast lijkt de moeder niet te beseffen hoe ingewikkeld een samengesteld gezin is en hoe groot de kans op scheiding. In de zomer van 2021 heeft de moeder gemeld te gaan verhuizen in de zomer van 2022. Zij heeft daartoe geen overleg gepleegd met de vader en hem en de minderjarigen niet betrokken in haar besluitvorming. Bovendien heeft zij niet nagedacht over mogelijke alternatieven. De minderjarigen zijn geboren en getogen in [plaats 1] . De moeder lijkt zich, blind door haar wens om samen te gaan wonen, niet te realiseren wat een verhuizing voor kinderen van deze leeftijd betekent en wat het voor hen betekent om je vader, vertrouwde omgeving, vriendjes, vriendinnetjes, familie, enzovoorts te moeten achterlaten. Dat de minderjarigen tijd doorbrengen in vier verschillende huizen, maakt het feit dat zij zijn geworteld in [plaats 1] niet anders. Daarbij geldt dat zij 95% van de tijd doorbrengen (in drie verschillende huizen) in [plaats 1] . De minderjarigen hebben bovendien geen last van de huidige situatie en ervaren deze ook niet als onrustig. De vader vindt het onbegrijpelijk dat het co-ouderschap van de nieuwe partner van de moeder zoveel gewicht in de schaal legt. De vader heeft immers zelf ook haast een co-ouderschap, want de minderjarigen zijn 40% van de tijd bij hem. Uit de jurisprudentie blijkt bovendien dat een co-ouderschap (van de nieuwe partner) op zichzelf geen reden is om een noodzaak aan te nemen. De vader verwijst hiervoor naar een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 16 augustus 2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:6984. Bovendien zijn er ook alternatieven denkbaar, die de moeder in staat stellen meer tijd door te brengen met haar partner, zonder dat de kinderen hoeven te verhuizen. Het is op zichzelf juist dat het zwaartepunt van de zorg in het verleden bij de moeder lag, zeker in de eerste periode na de scheiding. De vader heeft echter van meet af aan aangegeven een groter aandeel in de zorg voor zijn rekening te willen en kunnen nemen, maar dit was voor de moeder niet bespreekbaar. De vader wenst geen weekendvader te worden. De afstand van 56 kilometer enkele reis is niet overbrugbaar voor kinderen in deze leeftijdsfase. Er bestaat een zeer reëel risico dat de minderjarigen enerzijds hun interesse verliezen in het leven in [plaats 1] , doordat zij een nieuw leven zullen krijgen in [plaats 2] met nieuwe vrienden, vriendinnen, feestjes, uitgaan, enzovoorts, waardoor zij niet meer naar de vader willen afreizen. Anderzijds zullen zij weekendbaantjes of (sport)activiteiten krijgen in [plaats 2] , waardoor dit ook lastig wordt. Dit is geen onzekere toekomstige omstandigheid, maar een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid waar rekening mee dient te worden gehouden.
5.2
De moeder stelt dat partijen ten tijde van de echtscheiding inderdaad de intentie hebben uitgesproken om bij elkaar in de buurt te blijven wonen, in of rondom [plaats 1] . In de loop der tijd kan het echter zo zijn dat dingen veranderen. Partijen hebben daarvoor ook een regeling getroffen, namelijk dat degene die verhuist het heen en weer brengen van de minderjarigen op zich neemt. De moeder is zich ervan bewust dat de zorgregeling er anders uit gaat zien en enige aanpassing behoeft wanneer zij verhuist en zij heeft de vader daarvoor diverse alternatieven geboden. De minderjarigen hebben met beide ouders een goede band. De vader wil een betrokken vader blijven en de moeder begrijpt dit. Ook na de verhuizing kunnen de vader en de minderjarigen goed contact met elkaar blijven onderhouden. Als gevolg van de regeling die de moeder heeft voorgesteld, zouden de minderjarigen zelfs meer tijd bij de vader verblijven dan nu het geval is. Wanneer de minderjarigen niet mogen (mee)verhuizen, zal de moeder ook niet (zonder hen) verhuizen. [minderjarige 1] heeft onlangs inderdaad aangegeven dat ze het lastig vindt dat ze bij een verhuizing haar vriendinnen wel zal gaan missen. Dit komt de moeder logisch voor en is ook iets dat veel kinderen zullen zeggen wanneer gesproken wordt over een verhuizing naar een andere woonplaats en school. [minderjarige 1] heeft daarentegen ook aangegeven dat ze er vertrouwen in heeft dat ze nieuwe vriendinnen zal maken in [plaats 2] en daar gelukkig zal zijn. Groep 8 is juist door het kamp en een musical een mooie aangelegenheid om tot verbinding te komen met haar leeftijdsgenoten in [plaats 2] . Daarnaast heeft de nieuwe school aangeboden dat [minderjarige 1] nog met haar oude school mee op kamp mag. Het kamp van de oude school is één of twee weken later dan dat van de nieuwe school, dus dit zou prima kunnen en zit elkaar niet in de weg. [minderjarige 2] heeft het dagelijks over de verhuizing in positieve zin. Zij vindt het jammer als ze haar vriendinnen en haar vriendje moet achterlaten, maar ze kijkt er ook enorm naar uit om te verhuizen. Ze heeft recent bij de moeder aangegeven dat ze zelf tegen de rechter wil vertellen dat ze graag wil verhuizen. Dat zij op de hoogte zijn van het feit dat de vader het niet eens is met de verhuizing is duidelijk. Hij maakt dit bij hen op niet mis te verstane wijze kenbaar. De moeder merkt dit met name aan [minderjarige 1] , omdat zij erg gesloten terug komt van een bezoek aan de vader. De minderjarigen verblijven hooguit zo’n 100 dagen per jaar bij de vader en dat zijn dan nog niet eens hele dagen, zodat van (een vorm van) co-ouderschap allerminst sprake is.
Toetsingskader
5.3
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.4
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over de minderjarigen zijn belast en een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en de minderjarigen, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van de minderjarigen wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof dient bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarigen op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarigen en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarigen, diens mening en de mate waarin de minderjarigen geworteld zijn in hun omgeving of juist extra gewend zijn aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
Overwegingen van het hof
5.5
Het hof komt, op grond van een afweging van alle omstandigheden en betrokken belangen, tot een ander oordeel dan de rechtbank en overweegt daartoe als volgt. Uit het aan het hof voorliggende dossier en het verhandelde ter zitting is het hof onvoldoende gebleken van de noodzaak voor de moeder om met de minderjarigen te verhuizen naar [plaats 2] . Hoewel de wens van de moeder om met haar nieuwe partner en de minderjarigen in gezinsverband te gaan samenwonen alleszins begrijpelijk is, weegt dit naar het oordeel van het hof niet op tegen de enorme gevolgen daarvan voor de minderjarigen. Vast staat dat de minderjarigen geboren en getogen zijn in [plaats 1] en nooit eerder zijn verhuisd. Zij hebben in [plaats 1] hun vader, familie, scholen, vriendjes en vriendinnen. Dit is hun vertrouwde omgeving waar zij gelukkig en geworteld zijn. Zij hebben een goed lopende zorgregeling met de vader en zien hem vaak. Een verhuizing naar [plaats 2] , ruim 50 kilometer bij [plaats 1] vandaan, zal daarin, ondanks de aangeboden compensatie van tijd in de weekenden, grote verandering brengen. Het vanzelfsprekende contact dat nu dankzij de nabije woningen van de ouders mogelijk is met de vader, de grootouders en alle bekenden, zullen de minderjarigen dan moeten missen. In plaats daarvan zullen zij veel in de auto moeten zitten om de vader te blijven zien en hierdoor andere activiteiten, die in het leven en voor de ontwikkeling van kinderen ook van belang zijn, aan zich voorbij moeten laten gaan. Dit klemt te meer bij het ouder worden, als de minderjarigen steeds meer hun eigen sociale activiteiten zullen gaan doen met vriendinnen en vrienden, baantjes, sport en uitgaan. Hoewel de moeder duidelijk niet over een nacht ijs is gegaan, is het hof van oordeel dat zij, zoals hiervoor overwogen, de noodzaak van de verhuizing naar [plaats 2] , anders dan het vervullen van haar grote wens om daar te gaan samenwonen en met haar nieuwe partner en zijn kinderen een (nieuw) gezin te vormen, onvoldoende heeft aangetoond. Dat de moeder met haar nieuwe partner inmiddels in [plaats 2] een kavel voor een nieuw te bouwen huis zou hebben gekocht, maakt dit niet anders en is voor haar risico. Hierbij zij overigens opgemerkt dat de moeder heeft toegelicht dat de partner desnoods de financiële lasten van het te bouwen huis alleen zou kunnen dragen, al is dat niet wat hen bij de aankoop voor ogen stond. Daarbij komt ook dat de minderjarigen aan het hof te kennen hebben gegeven in [plaats 1] te willen blijven wonen, omdat zij anders teveel zouden moeten missen.
5.6
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat het, alle omstandigheden afwegend, in het belang van de minderjarigen is dat zij in [plaats 1] blijven wonen, zodat het hof het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming om naar [plaats 2] te verhuizen met de minderjarigen zal afwijzen.
Zorgregeling
5.7
De vader stelt een uitbreiding van de zorgregeling te wensen en dit al lange tijd kenbaar te hebben gemaakt aan de moeder.
5.8
De moeder verweert zich tegen het verzoek van de vader. Zij stelt altijd de hoofdverzorgster van de minderjarigen te zijn geweest en parttime te werken. Daarnaast is er geen sprake van een wijziging van omstandigheden. Ook laat de communicatie tussen partijen te wensen over.
5.9
Het hof ziet in de stellingen van de vader geen aanleiding om de zorgregeling te wijzigen. De zorgregeling zoals deze tussen partijen is overeengekomen, loopt al jaren en de minderjarigen hebben verklaard het zo goed te vinden. [minderjarige 1] wil graag ook buiten de zorgregeling naar de vader toe kunnen gaan om samen met hem huiswerk te maken. Ter zitting is gebleken dat dit ook gebeurt, althans dat ze in ieder geval samen huiswerk maken. Gebleken is voorts dat de onderlinge verhouding van de ouders op dit moment dermate negatief is dat het hof een wijziging van de zorgregeling nu niet in het belang van de minderjarigen acht. Ondanks het feit dat partijen al acht jaar uiteen zijn, hebben zij de ex-partnerproblematiek nog altijd niet achter zich weten te laten. Zij maken elkaar over en weer verwijten, waardoor de minderjarigen in een loyaliteitsconflict zijn geraakt. Het hof acht dit schadelijk voor hen. Zoals ter zitting is besproken is het essentieel dat de ouders hulpverlening inschakelen om het verleden te laten rusten en tot een verbetering van de verhoudingen te komen. Het belang van de minderjarigen brengt met zich mee dat de ouders op een respectvolle manier met elkaar omgaan en communiceren. Indien de ouders hiertoe in staat zijn, kunnen zij samen ook eventuele wijzigingen in de zorgregeling in de toekomst in onderling overleg afspreken.
5.1
Gelet op het vorenstaande zal het hof het verzoek van de vader met betrekking tot uitbreiding van de zorgregeling afwijzen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het hoger beroep:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het de daarbij aan de moeder verleende vervangende toestemming om met de minderjarigen te verhuizen naar [plaats 2] betreft, en (in zoverre) opnieuw beschikkende:
wijst het inleidend verzoek van de moeder om vervangende toestemming om met de minderjarigen naar [plaats 2] te verhuizen alsnog af;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Zonneveld, A.A.F. Donders en H. Mollema-de Jong, bijgestaan door mr. A.C. van Waning als griffier en is op 6 juli 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.