In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 22 december 2021, waarin de waarde van een onroerende zaak voor het kalenderjaar 2020 door de Heffingsambtenaar van de gemeente Krimpen aan den IJssel was vastgesteld op € 357.000. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de Heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.
Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juli 2022 hebben partijen overeenstemming bereikt over de waarde van de woning, die nu wordt vastgesteld op € 322.000. Tevens is overeengekomen dat de Heffingsambtenaar de door belanghebbende gemaakte proceskosten vergoedt, evenals de griffierechten die zijn betaald voor het beroep en het hoger beroep. Het Hof heeft zich aangesloten bij deze gezamenlijke standpunten van partijen en heeft dienovereenkomstig beslist.
De uitspraak van het Gerechtshof, vastgesteld door Chr.Th.P.M. Zandhuis, is op 14 juli 2022 in het openbaar uitgesproken. Het Hof heeft de eerdere uitspraak van de Rechtbank vernietigd, de beschikking van de Heffingsambtenaar gewijzigd en de waarde van de woning vastgesteld op € 322.000. Daarnaast is de Heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan belanghebbende tot een bedrag van € 4.118 en dient hij de in beroep en hoger beroep betaalde griffierechten van € 182 aan belanghebbende te vergoeden.