ECLI:NL:GHDHA:2022:1507

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
BK-21/01275
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Chr.Th.P.M. Zandhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WOZ-waarde van onroerende zaak en proceskostenvergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 22 december 2021, waarin de waarde van een onroerende zaak voor het kalenderjaar 2020 door de Heffingsambtenaar van de gemeente Krimpen aan den IJssel was vastgesteld op € 357.000. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de Heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juli 2022 hebben partijen overeenstemming bereikt over de waarde van de woning, die nu wordt vastgesteld op € 322.000. Tevens is overeengekomen dat de Heffingsambtenaar de door belanghebbende gemaakte proceskosten vergoedt, evenals de griffierechten die zijn betaald voor het beroep en het hoger beroep. Het Hof heeft zich aangesloten bij deze gezamenlijke standpunten van partijen en heeft dienovereenkomstig beslist.

De uitspraak van het Gerechtshof, vastgesteld door Chr.Th.P.M. Zandhuis, is op 14 juli 2022 in het openbaar uitgesproken. Het Hof heeft de eerdere uitspraak van de Rechtbank vernietigd, de beschikking van de Heffingsambtenaar gewijzigd en de waarde van de woning vastgesteld op € 322.000. Daarnaast is de Heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan belanghebbende tot een bedrag van € 4.118 en dient hij de in beroep en hoger beroep betaalde griffierechten van € 182 aan belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-21/01275

Uitspraak van 14 juli 2022

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: F.J.H. van der Plas)
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Krimpen aan den IJssel, de Heffingsambtenaar,
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (de Rechtbank) van 22 december 2021, nummer ROT 20/5119.

Procesverloop

1.1.
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2019 (de waardepeildatum) van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (de woning), voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 357.000 (de beschikking). Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2020 opgelegde aanslag onroerende-zaakbelastingen van de gemeente Krimpen aan den IJssel (de aanslag).
1.2.
De Heffingsambtenaar heeft het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De griffier heeft ter zake een griffierecht geheven van € 48. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 134. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 5 juli 2022. Partijen zijn verschenen.

Beoordeling van het hoger beroep

2.1.
In geschil is of de waarde van de woning op een te hoog bedrag is vastgesteld.
2.2.1.
Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat de waarde van de woning voor het kalenderjaar 2020 wordt vastgesteld op € 322.000.
2.2.2.
Voorts zijn partijen overeengekomen dat de Heffingsambtenaar de door belanghebbende gemaakte proceskosten, berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht, vergoedt alsmede de wegens het beroep en hoger beroep betaalde griffierechten.
2.3.
Het Hof sluit zich aan bij deze gezamenlijke standpunten van partijen en zal dienovereenkomstig beslissen.

Proceskosten

3.1.
Op grond van artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage en het arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:752, V-N 2022/24.13, worden de kosten wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand berekend op € 4.118 (bezwaar: 1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, 1 punt voor de hoorzitting, waarde per punt € 541, wegingsfactor 1, beroep: 1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; hoger beroep: 1 punt voor het indienen van een hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 759, wegingsfactor 1).
3.2.
Voorts dient de Heffingsambtenaar aan belanghebbende de voor de behandeling in beroep en hoger beroep gestorte griffierechten van in totaal € 182 te vergoeden.

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • wijzigt de beschikking aldus dat de waarde van de woning voor het kalenderjaar 2020 wordt vastgesteld op € 322.000;
  • vermindert de aanslag dienovereenkomstig;
  • veroordeelt de Heffingsambtenaar in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende tot een bedrag van € 4.118; en
  • gelast de Heffingsambtenaar de in beroep en hoger beroep betaalde griffierechten van € 182 aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door Chr.Th.P.M. Zandhuis, in tegenwoordigheid van de griffier R. Wijkstra. De beslissing is op 14 juli 2022 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.