Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 20 december 2022
[werknemer],
[werkgever] B.V.,
De zaak in het kort
De procedure in hoger beroep
Feiten
€ 2.655,70 bruto per maand exclusief vakantietóeslag en overige emolumenten.
5 maart 2021.
Procedure in eerste aanleg
Verzoeken in het hoger beroep
De beoordeling van het hoger beroep
grief VII). Voor [werknemer] is namelijk niet duidelijk waarom hij is ontslagen omdat hij niet weet waar, hoe laat en welke vrouw hij onheus bejegend zou hebben. Dat staat niet in de ontslagbrief, aldus nog steeds [werknemer].
grieven III, V en VI. Omdat in dit hoger beroep de vraag of [werkgever] geslaagd is in het bewijs ten volle aan de orde komt is er geen belang bij om te beoordelen of de kantonrechter terecht tot zijn voorshands oordeel is gekomen en hoe de mogelijkheid van tegenbewijs is geformuleerd. Het hof zal wat met deze grieven is aangevoerd betrekken bij het oordeel over de bewijslevering, als volgt.
grief Ibetoogt [werknemer] dat het vast staat dat hij op 4 maart 2021, buiten werktijd, in Bleiswijk rond heeft gereden en enige tijd aan de Peppeldreef heeft stilgestaan en uit de auto gestapt is om vissen te voeren. Dit duurt al met al niet langer dan een minuut. De kantonrechter heeft dit ten onrechte niet als vaststaand feit aangenomen. Gedurende deze tijd heeft [werknemer] de vrouw niet gezien of gesproken.
grief IIbetoogt [werknemer] dat de strafzaak naar aanleiding van de aangifte van de vrouw tegen hem is geseponeerd en dat dit iets zegt over de bewijsbaarheid van de verklaring van de vrouw. Hier heeft de kantonrechter ten onrechte geen rekening mee gehouden. Dit herhaalt [werknemer] in de toelichting op
grief V.
grief IIIwijst [werknemer] er op dat het proces-verbaal van aangifte niet zeer gedetailleerd was en dat de politie de vrouw nog twee keer heeft gesproken, op 17 en 21 mei 2021 om een aanvullende aangifte op te nemen. De omstandigheid dat de vrouw na het voorval direct [werkgever] heeft gebeld vormt geen bewijs, de vrouw kan de auto waarin [werknemer] reed verwisseld hebben met een andere auto. Ook de omstandigheid dat [werknemer] heeft erkend dat hij die middag op de Peppeldreef is geweest, vormt geen bewijs.
grief IVbetoogt [werknemer] dat [werkgever] niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Pas bij conclusie na enquête heeft [werkgever] het overzicht van de door [werknemer] gemaakte ‘stops’ met de auto in Bleiswijk overgelegd. Uit dat overzicht blijkt dat hij zich omstreeks 16.00 uur op de Hoefweg bevond, op een afstand van minimaal 3,3 km van de Peppeldreef.
grief Xbetoogt [werknemer] dat het van belang is dat de vrouw verschillende verklaringen heeft afgelegd, zoals over haar looprichting, het al dan niet gesloten zijn van het raam van de auto, hoe zij in contact gekomen zou zijn met de jongen in de auto, en over hoe de auto is weggereden.
Bovendien staat het volgens [werknemer] vast dat er uitvoerig contact is geweest tussen [werkgever] en de vrouw naar aanloop van het getuigenverhoor, zodat zij is beïnvloed door [werkgever]. Verder is volgens [werknemer] van belang dat de vrouw niet heeft verklaard dat zij op het bovenbeen van de jongeman in de auto een moedervlek heeft gezien. [werknemer] heeft vlakbij zijn geslachtsdeel een grote moedervlek. Uit het door [werkgever] verstrekte overzicht van gemaakte ‘stops’ van de auto blijkt volgens [werknemer] dat hij pas om 16.19.27 uur een stop heeft gemaakt in de nabijheid van de woning Kastanjelaan 23 te Bleiswijk, namelijk achter die woning op de Peppeldreef. Dit tijdstip is dermate later gelegen dan 16.00 uur dat niet gesteld kan worden dat dit omstreeks 16.00 uur geweest is. [werknemer] was kort ter plekke omdat hij op de Ribeshof, waar hij later op karpers wilde gaan vissen, snel vissen is gaan voeren en vervolgens is teruggekomen en weggereden, wat hooguit 2 minuten duurt. De vrouw heeft last van staar en dat verklaart mede waarom zij zich vergist heeft.
De in het proces-verbaal opgenomen verklaring is inderdaad mijn verklaring. Ik sta daar nog volledig achter, maar wil het aanvullen op de volgende punten.
“voorafgaand aan dit getuigenverhoor geen contact [heeft] gehad met de heer [A] of iemand anders van [werkgever]”, terwijl [werkgever] in het verweerschrift in hoger beroep onder 106 en 107 stelt dat de heer [A] op 21 mei 2021 bij haar thuis is geweest, werpt geen ander licht op de zaak. Kennelijk – en dat ligt ook voor de hand – bedoelde de vrouw te zeggen dat zij in de
voorbereiding op het getuigenverhoorgeen contact heeft gehad met iemand van [werkgever]. [werkgever] heeft in dit verband toegelicht dat de vrouw op 21 mei 2021 aan [A] heeft geweigerd een schriftelijke verklaring op te stellen, zij verwees naar het proces-verbaal van aangifte en er is toen een foto gemaakt van dat proces-verbaal. Er is geen aanwijzing dat deze toelichting van [werkgever] niet klopt.
grief VIIIbetoogt [werknemer] dat het voorval in de omstandigheden van het geval geen dringende reden voor ontslag vormt. Daarbij wijst hij er op dat het voorval buiten werktijd plaatsvonden dat de goede naam van [werkgever] niet in het geding is. [werknemer] voert met
grief IXaan dat hij ziek en arbeidsongeschikt was en – zo begrijpt het hof – deze omstandigheid aan het geven van ontslag op staande voet in de weg staat.
“over haar verschillende verklaringen”. Het belang van dit bewijsaanbod is onvoldoende concreet onderbouwd. De vrouw heeft al meermalen verklaard over het voorval, zowel bij de politie als onder ede als getuige, en dat zij mogelijk op detailniveau dingen verkeerd heeft gezien is onvoldoende grond om haar nogmaals te bevragen. Er zijn verder onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om als mogelijkheid te aanvaarden dat [A] de verklaringen van de vrouw op ontoelaatbare wijze heeft beïnvloed of heeft trachten te beïnvloeden. Ook het verzoek om [A] te horen als getuige wordt daarom afgewezen.
Beslissing
- bekrachtigt de tussen partijen gewezen beschikkingen van 27 juli 2021 en
- veroordeelt [werknemer] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [werkgever] tot op heden begroot op € 2.135,-- aan griffierecht en € 3.342 ,-- (3 punten,
- verklaart bovenstaande proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.