ECLI:NL:GHDHA:2022:2752
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vastgestelde waarde van een woning onder de Wet WOZ
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin de waarde van een woning is vastgesteld door de Heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. De belanghebbende, eigenaar van een appartement, heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van € 441.000, die op 1 januari 2019 is vastgesteld. De belanghebbende bepleit een lagere waarde van € 434.000, onderbouwd met een rapport van Vastgoedpro. De Heffingsambtenaar heeft de waarde verdedigd met een matrix van vergelijkingsobjecten en grafieken van waardeontwikkeling. De Rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. De belanghebbende heeft aangevoerd dat de Heffingsambtenaar onvoldoende rekening heeft gehouden met de ligging van de woning, de onderhoudsreserve van de VvE en de indexeringspercentages. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de Heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is en dat de vergelijkingsobjecten goed bruikbaar zijn voor de waardebepaling. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. De proceskosten zijn niet toegewezen.