In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, dat op 19 november 2014 was gewezen. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie tegen de betrokkene, die in 1977 geboren is in [geboorteplaats] en woonachtig is in [woonplaats], Bondsrepubliek Duitsland. De politierechter had het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 37.345,59, maar het hof heeft dit bedrag herzien naar € 39.044,20, gebaseerd op een rapport van 20 augustus 2013 over de hennepkwekerij die de betrokkene had in zijn woning in Rotterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene in de periode van 1 februari 2013 tot en met 7 april 2013 een hennepkwekerij heeft gehad, waaruit een opbrengst van € 43.164,80 werd geschat, na aftrek van kosten. Het hof heeft ook geconstateerd dat de behandeling van de zaak niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden, wat heeft geleid tot een korting van 5% op het te betalen bedrag. Uiteindelijk heeft het hof de betrokkene verplicht om € 37.000,00 aan de Staat te betalen, en de duur van de gijzeling is vastgesteld op maximaal 740 dagen.