ECLI:NL:GHDHA:2022:435

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
200.300.592-02
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek en verschoningsverzoek in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 februari 2022 een beslissing genomen over een wrakingsverzoek en een verzoek tot verschoning, ingediend door [verzoeker] in een civiele procedure tegen Nationale Nederlanden Personeel B.V. (NN). Mr. M.A.M. Lem, de advocaat van [verzoeker], diende op 13 februari 2022 een schriftelijk verzoek tot verschoning in, met het verzoek om de zaak te verwijzen naar het hof ’s-Hertogenbosch. Dit verzoek werd door de griffie van het hof op 14 februari 2022 afgewezen, met de mededeling dat een verschoningsverzoek alleen door rechters zelf kan worden ingediend, conform artikel 40 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Op dezelfde dag diende mr. Lem ook een wrakingsverzoek in, op dezelfde gronden als het verschoningsverzoek. De wrakingskamer bevestigde de ontvangst van dit verzoek op 16 februari 2022, maar wees [verzoeker] erop dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een individuele rechter die de zaak behandelt, en niet tegen het gehele hof. Aangezien het hoger beroep tussen [verzoeker] en NN nog niet was toegewezen aan een specifieke zittingscombinatie, kon [verzoeker] niet worden ontvangen in zijn verzoek tot wraking van de rechters Frikkee en Ruizeveld.

De wrakingskamer concludeerde dat [verzoeker] niet ontvankelijk was in zowel het verzoek tot verschoning als het verzoek tot wraking. De beslissing werd genomen zonder mondelinge behandeling, conform het Wrakingsprotocol van het Gerechtshof Den Haag. Een afschrift van de beslissing werd toegezonden aan de betrokken partijen, waaronder de advocaten van [verzoeker] en NN, en aan de rechters die in het wrakingsverzoek werden genoemd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer: 200.300.592/02
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken van 25 februari 2022
inzake het verzoek tot verschoning en het verzoek tot wraking gedaan door

[verzoeker],

wonende te [woonplaats],
verzoeker,
hierna te noemen: [verzoeker],
advocaat: mr. M.A.M. Lem te Breda.

Het geding

Bij het hof is een procedure aanhangig tussen [verzoeker] als appellant en Nationale Nederlanden Personeel B.V. (hierna: NN) als geïntimeerde. Mr. Lem heeft namens [verzoeker] op 13 februari 2022 een schriftelijk verzoek gedaan tot verschoning van het gerechtshof Den Haag (hierna: het hof) en verwijzing van de zaak naar het hof ’s-Hertogenbosch (hierna: hof Den Bosch). Door een medewerker van de griffie van de handelssector is daarop namens de president van het hof geantwoord bij e-mail van 14 februari 2022. Bij e-mail van 14 februari 2022 heeft mr. Lem een verzoek tot wraking (met bijlagen) van het hof gedaan op dezelfde gronden als het verschoningsverzoek. De ontvangst van het wrakingsverzoek is bevestigd in een e-mail van 16 februari 2022 van de coördinator van de wrakingskamer. Op dezelfde datum heeft de wrakingskamer een e-mail van mr. Lem ontvangen. Zowel in de e-mail van 14 februari 2022 namens de president van het hof als in de e-mail van 16 februari 2022 van de coördinator van de wrakingskamer is mr. Lem erop gewezen dat een verschoningsverzoek moet worden ingediend door de rechter zelf (art. 40 lid 1 Rv).
De beoordeling van (de ontvankelijkheid van) het verzoek tot verschoningen en verwijzing
1. Zoals de coördinator van de wrakingskamer reeds aan mr. Lem heeft medegedeeld, kan een verschoningsverzoek alleen door rechters/raadsheren worden gedaan (art. 40 Rv). [verzoeker] kan daarom niet worden ontvangen in zijn verzoek tot verschoning van het gehele hof. Gelet op het voorgaande komt de wrakingskamer niet toe aan het daarmee verband houdende verzoek tot verwijzing van de zaak naar het hof Den Bosch.

De beoordeling van (de ontvankelijkheid van) het verzoek tot wraking

2. Voor zover het wrakingsverzoek zich richt tegen het gehele hof, kan [verzoeker] niet in zijn verzoek worden ontvangen omdat alleen een rechter die een zaak behandelt gewraakt kan worden (zie art. 36 Rv) en derhalve niet een heel rechtscollege. Daarnaast is het hoger beroep tussen [verzoeker] en NN nog niet toegedeeld aan een zittingscombinatie, zo blijkt (ook) uit de reactie die op 14 februari 2022 door de griffie namens de president van het hof is verstuurd aan mr. Lem. Gelet op het voorgaande kan [verzoeker] derhalve evenmin worden ontvangen in zijn verzoek voor zover dat is gericht tegen mrs. Frikkee en Ruizeveld.

Conclusie

3. Nu [verzoeker] niet kan worden ontvangen in zijn verzoeken, ziet de wrakingskamer, gelet op het bepaalde in art. 4 lid 2 sub f van het Wrakingsprotocol gerechtshof Den Haag, geen reden om zijn verzoeken mondeling te behandelen.

Beslissing

De wrakingskamer van het hof:
- verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in (i) zijn verzoek tot verschoning en (ii) zijn verzoek tot wraking;
- bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan (de advocaten van) [verzoeker] en NN, alsmede aan mrs. Ruizeveld en Frikkee.
Deze beslissing is gegeven door mrs. H.A.J. Kroon, P. Glazener en C.G.M. van Rijnberk, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2022 in aanwezigheid van de griffier.