ECLI:NL:GHDHA:2023:1109

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
BK-22/00807
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 april 2023 uitspraak gedaan in het verzet van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van het Hof. De belanghebbende had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin haar beroep tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2019 ongegrond was verklaard. De belanghebbende stelde dat zij de beroepstermijn van zes weken had berekend vanaf de dag na de verzending van de uitspraak van de Rechtbank, en dat deze eindigde op 26 augustus 2022. Echter, het Hof oordeelde dat de termijn eindigde op 25 augustus 2022, en dat het hogerberoepschrift, dat op 26 augustus 2022 om 23:12 uur was ingediend, te laat was.

Het Hof heeft de argumenten van de belanghebbende, waaronder haar gebrek aan juridische scholing en haar keuze om te wachten met indienen tot zij een compleet hogerberoepschrift had, overwogen. Desondanks oordeelde het Hof dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De belanghebbende had kunnen nagaan of haar opvatting over de termijn juist was en had de keuze om een pro-forma hogerberoepschrift in te dienen. Het Hof verklaarde het verzet ongegrond en handhaafde de eerdere uitspraak, waarbij het hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 6:7, 6:8, 6:9, 6:11 en 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-22/00807

Uitspraak van 4 april 2023

op het verzet van
[X] ,belanghebbende, tegen de onder 1.1. vermelde uitspraak.

Uitspraak en verzet

1.1.
Belanghebbende heeft verzet aangetekend tegen de uitspraak na vereenvoudigde behandeling van de enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 29 september 2022, waarbij het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet tijdig indienen van het hogerberoepschrift.
1.2.
Het verzetschrift is gedagtekend 9 november 2022 en dezelfde dag ter griffie van het Hof ontvangen.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzet heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 21 februari 2023. De gemachtigde van belanghebbende, haar echtgenoot, [A] , is verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2.1.
Bij uitspraak van 12 juli 2022 heeft Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) het door belanghebbende ingestelde beroep betreffende de aan haar over het jaar 2019 opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, ongegrond verklaard (zaaknummer SGR 21/6189). Een afschrift van de uitspraak is op 14 juli 2022 naar belanghebbende verzonden.
2.2.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is digitaal ingediend en bij het Hof ingekomen op 26 augustus 2022 om 23:12 uur.

Standpunt belanghebbende

3. Belanghebbende heeft het volgende aangevoerd. Zij is ervan uitgegaan dat de beroepstermijn van zes weken is gaan lopen op de dag na de verzending van de uitspraak van de Rechtbank, derhalve 15 juli 2022, en dat de termijn zes weken later eindigde op 26 augustus 2022. Belanghebbende is niet juridisch geschoold. Het komt haar voor dat er gerekend moet worden na de verzending en niet op de dag zelf van de verzending. Verder voert belanghebbende aan dat zij ter ontlasting van de rechtspraak heeft gewacht met het indienen van het hogerberoepschrift totdat zij beschikte over een adviesrapport van een fiscalist, zodat zij een compleet hogerberoepschrift kon indienen en het Hof niet onnodig zou belasten met meerdere stukken.

Beoordeling van het verzet

4.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 6:7 jo 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken. Artikel 6:8, lid 1, Awb bepaalt dat de termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Artikel 6:9, lid 1, Awb bepaalt vervolgens dat een bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
4.2.
Aangezien de uitspraak van de Rechtbank op (donderdag) 14 juli 2022 naar belanghebbende is verzonden – met de vermelding dat partijen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending hoger beroep kunnen instellen bij het gerechtshof Den Haag –, is de termijn voor het indienen van het hoger beroep aangevangen op (vrijdag) 15 juli 2022 om 00.00 uur. Dit betekent dat de termijn eindigt op (donderdag) 25 augustus 2022 om 24.00 uur. Op dat moment is immers de termijn van zes weken, 42 dagen van 24 uur, verstreken binnen welke het hogerberoepschrift moet zijn ontvangen. De andersluidende opvatting van belanghebbende dat de termijn eindigde op vrijdag 26 augustus 2022 is derhalve onjuist.
4.3.
Het hogerberoepschrift is digitaal ingediend en op 26 augustus 2022 om 23:12 uur door het Hof ontvangen. Het hogerberoepschrift is één dag buiten de termijn en dus te laat, ingediend. Het hoger beroep moet dan in beginsel niet-ontvankelijk worden verklaard, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is, dat wil zeggen dat belanghebbende van het niet (tijdig) indienen geen verwijt kan worden gemaakt.
4.4.
Daartoe heeft belanghebbende aangevoerd dat zij niet juridisch is opgeleid en de wettelijke termijn zo heeft begrepen dat die eindigde op 26 augustus 2022. Verder heeft belanghebbende tot het laatste moment gewacht met het indienen van het hogerberoepschrift zodat een compleet geschrift kon worden ingediend.
4.5.
Hoewel het Hof begrip heeft voor de redenen die ertoe hebben geleid dat het hogerberoepschrift één dag te laat is ingediend, leidt hetgeen is aangevoerd niet tot het oordeel dat er sprake is van een situatie waarin redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. Dat belanghebbende de wettelijke termijn anders heeft opgevat komt voor haar rekening en risico. Belanghebbende had kunnen nagaan of haar opvatting juist was. De keuze van belanghebbende om geen pro-forma hogerberoepschrift in te dienen, maar te wachten met het indienen van een hogerberoepschrift totdat zij alle stukken compleet had, komt voor haar rekening en risico, hoezeer ook te prijzen is dat zij wilde bijdragen aan het ontlasten van de medewerkers van het Hof. Het hoger beroep is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak waartegen verzet is gedaan, blijft in stand.
4.6.
Deze uitspraak is gegeven op grond van de artikelen 6:7, 6:8, 6:9, 6:11 en 8:55 Awb.

Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door I. Reijngoud, P.J.J. Vonk, M.J.M. van der Weijden, in tegenwoordigheid van de griffier T.S.K.L. Tjon. De beslissing is op 4 april 2023 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.