ECLI:NL:GHDHA:2023:1440
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over proceskostenvergoeding in belastingzaak met naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 5 september 2022, waarin de Rechtbank de uitspraak op bezwaar van de Heffingsambtenaar van de gemeente Delft heeft vernietigd. De belanghebbende had een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen ontvangen, die bestond uit € 1,00 aan parkeerbelasting en € 61,00 aan kosten van de naheffingsaanslag. De Heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar tegen de naheffingsaanslag niet-ontvankelijk, maar herzag deze uitspraak later en verklaarde het bezwaar ongegrond. De Rechtbank oordeelde dat de Heffingsambtenaar ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard en droeg de Heffingsambtenaar op om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar. De Rechtbank kende proceskosten toe aan de belanghebbende, maar de Heffingsambtenaar ging in hoger beroep tegen de hoogte van de toegewezen proceskostenvergoeding, specifiek de toegepaste wegingsfactor van 0,25 (zeer licht). Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat de toegepaste wegingsfactor in overeenstemming was met de bewerkelijkheid en gecompliceerdheid van de zaak. Het Hof oordeelde dat de Rechtbank voldoende gemotiveerd had waarom de wegingsfactor niet hoger was vastgesteld. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd.