ECLI:NL:GHDHA:2023:226

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
200.306.964/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraudeonderzoek zorgverzekeraar tegen huisarts met betrekking tot inzage in patiëntendossiers

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding tussen Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A. (hierna: DSW) en HAP Nieuwe Maas B.V. en een tweede verweerder. DSW vorderde inzage in patiëntendossiers van een huisarts, die zij beschuldigt van fraude. DSW stelt dat de huisarts onterecht vergoedingen heeft ontvangen en heeft daarom een procedure aangespannen. De rechtbank had eerder deskundigen benoemd om de fraude te onderzoeken, maar DSW had inzage nodig in de patiëntendossiers om het onderzoek te kunnen uitvoeren. HAP Nieuwe Maas verweerde zich tegen de vordering op basis van geheimhoudingsplicht en stelde dat de gevraagde gegevens niet konden worden verstrekt. Het hof oordeelde dat DSW rechtmatig belang had bij de gevraagde inzage, met name op basis van artikel 87 van de Zorgverzekeringswet, en dat HAP Nieuwe Maas verplicht was om de gegevens te verstrekken, voor zover het ging om patiënten die in de relevante periode bij DSW verzekerd waren. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank dat DSW niet-ontvankelijk had verklaard in haar vordering tegen HAP Nieuwe Maas en bepaalde dat de gevraagde gegevens aan de deskundigen moesten worden verstrekt. De beslissing van het hof houdt rekening met de geheimhoudingsplicht van HAP Nieuwe Maas, maar stelt dat deze niet opweegt tegen het recht van DSW om de gegevens te ontvangen voor het fraudeonderzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel Recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.306.964/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/628130 KG ZA 21-949
Arrest in kort geding van 21 februari 2023
in de zaak van
Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A.,
gevestigd in Schiedam,
appellante,
advocaat: mr. D. van Tilborg, kantoorhoudend in Breda,
tegen

1.HAP Nieuwe Maas B.V.,gevestigd in Bleskensgraaf,

2.
[verweerder 2],
wonend in [woonplaats],
verweerders,
advocaat: mr. M.F. van der Mersch, kantoorhoudend in Amsterdam.
Het hof zal partijen hierna DSW, HAP Nieuwe Maas en [verweerder 2] noemen, en HAP Nieuwe Maas en [verweerder 2] gezamenlijk ook Hap Nieuwe Maas c.s.

1.De zaak in het kort

1.1
DSW maakt in een procedure tegen een huisarts aanspraak op terugbetaling van volgens haar onverschuldigd betaalde vergoedingen. Volgens DSW heeft de huisarts gefraudeerd. In die procedure heeft de rechtbank twee deskundigen benoemd om, kort gezegd, de gestelde fraude te onderzoeken.
1.2
Volgens DSW heeft HAP Nieuwe Maas c.s. een deel van de praktijk en de daarbij behorende praktijk- en patiëntendossiers van de huisarts in kwestie overgenomen. Zij vordert in dit kort geding terbeschikkingstelling van onderdelen daarvan aan de deskundigen , om hen in staat te stellen het door de rechtbank opgedragen onderzoek te verrichten.
1.3
HAP Nieuwe Maas c.s. voert verweer, waarbij zij zich onder meer beroept op haar geheimhoudingsplicht met betrekking tot de gevraagde patiëntgegevens.

2.Procesverloop in hoger beroep

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 10 februari 2022, waarmee DSW in hoger beroep is gekomen van het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 13 januari 2022 (hierna ook: het bestreden vonnis), met producties 10-15;
  • de memorie van antwoord;
  • de schriftelijke toelichtingen van partijen, die van DSW met producties 16-17.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Bij de rechtbank Rotterdam is een bodemprocedure (met zaaknummer C/10/538853/HA ZA 17-1066) aanhangig tussen DSW en de heer [huisarts], huisarts (hierna: [huisarts]). In die procedure vordert DSW veroordeling van [huisarts] tot betaling van een bedrag van € 238.455,15, vermeerderd met wettelijke rente en (proces)kosten. DSW grondt die vordering primair op onverschuldigde betaling en subsidiair op onrechtmatige daad vanwege volgens DSW door [huisarts] gepleegde fraude.
3.2
Op 14 oktober 2020 heeft de rechtbank in die procedure een tussenvonnis gewezen. In dat vonnis staat onder meer:

2. De feiten
2.1.
DSW is een zorgverzekeraar als bedoeld in de Zorgverzekeringswet.
2.2.
[huisarts] is zorgaanbieder. Vanaf 1999 is hij werkzaam geweest als zelfstandig gevestigd huisarts in Schiedam onder de naam ‘[Huisartsenpraktijk X]’. Vanaf 2009 is hij eveneens als huisarts werkzaam geweest bij het Medisch Centrum Nieuwe Westen (MCNW) in Rotterdam. Vanaf 1 januari 2014 voert [huisarts] geen zelfstandige praktijk meer, maar is hij werkzaam als waarnemend huisarts.
2.3.
Tussen DSW en [huisarts] is in de jaren 2010-2013 jaarlijks een overeenkomst ‘Zorgverzekeraar – Vrijgevestigde Huisarts’ gesloten ter zake van de verlening van huisartsgeneeskundige zorg aan bij DSW verzekerden.
2.4.
DSW vergelijkt (jaarlijks) de declaratiegegevens van (de praktijk van) elke huisarts met de gemiddelde declaratiegegevens van (de praktijken van) andere huisartsen in de regio. Dit levert de zogenoemde spiegelinformatie op. Op basis van de spiegelinformatie uit 2011 en 2012 heeft DSW in 2013 het vermoeden geuit van fraude door [huisarts].
2.5.
Vervolgens heeft de heer [accountant] (hierna: [accountant] ) van B&L Accountants naar aanleiding van de spiegelinformatie uit 2011 en 2012 in opdracht van DSW bij (de huisartsenpraktijken van) [huisarts] een onderzoek verricht naar het declaratiegedrag van [huisarts] . Het onderzoek is afgesloten met een rapportage van 8 oktober 2015. […]

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Hetgeen partijen in essentie verdeeld houdt is de vraag of er sprake is van (declaratie)fraude gepleegd door [huisarts]. Het is in beginsel aan DSW om te bewijzen dat daarvan sprake is. Met partijen is meermalen ter zitting besproken dat de rechtbank daarvoor (onder meer) een deskundigenonderzoek geïndiceerd acht. Partijen zijn er niet in geslaagd afspraken te maken over een (beperkt) deskundigenonderzoek in onderling overleg. Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het aantal en de persoon van de te benoemden deskundige(n) en de aan deze(n) te stellen vragen.
4.2. […]
De rechtbank gaat over tot de benoeming van deskundigen mevr. drs. A.J. (Sandra) Schrooyen, arts, en dhr. drs. A.C. (Ariën) Oskam, accountant.
4.3.
De deskundigen worden verzocht zich over beide praktijken te buigen en in de genoemde periode (2010-2012) in elk geval ten aanzien van drie dagen per praktijk per jaar een detailonderzoek te doen als bedoeld in vraag I. De keuze voor de data is aan de deskundigen, waarbij het de voorkeur verdient dat het zo mogelijk om dagen zonder bijzondere kenmerken gaat, zodat sprake is van een behoorlijke steekproef. Indien de deskundigen een ruimere steekproef aangewezen achten om de vragen te kunnen beantwoorden kunnen zij een groter aantal dagen onderzoeken. […]
Indien bij een van beide praktijken geen toegang kan worden verkregen tot voor het onderzoek noodzakelijke gegevens dienen de deskundigen contact op te nemen met de rechtbank. Van partijen wordt verwacht dat zij alles in het werk stellen om die toegang te verzekeren, een en ander in overeenstemming met de toepasselijke regels. De deskundigen dienen al hetgeen zij in het kader van dit onderzoek vernemen als vertrouwelijk te beschouwen. […]

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
benoemt tot deskundigen: mevr. drs. A.J. (Sandra) Schrooyen […] en dhr. drs. A.C. (Ariën) Oskam […],
5.2.
ter beantwoording van de volgende vragen:
I. Kunt u per onderzochte datum de volgende gegevens noteren:
a. Het aantal patiënten dat blijkens de dagrapporten gezien is.
b. Het tijdstip waarop de declareerde consulten, visites en verrichtingen, blijkens het dagrapport “verrichtingen” (of anderszins) zijn geboekt, en wel zodanig dat een chronologisch overzicht van de geboekte registraties wordt verkregen.
c. Het soort activiteit dat heeft plaatsgevonden (zoals normaal consult, lang consult, visite, verrichtingen anders [...]
d. De declaratie bij DSW ter zake van de op de benoemde data geziene patiënten met behandeldatum, behandelaar, prestatiecode, tarief en declaratiedatum.
e. De aantekeningen die met betrekking tot geregistreerde consulten/visites/overige verrichtingen in het dagrapport/journaal en het geraadpleegde patiëntendossier zijn geregistreerd.
f. De mate waarin het dagrapport/journaal de zogenoemde S.O.E.P.-regels zijn ingevuld.
g. Voor patiënten waarvoor blijkens de registraties minder dan 5 minuten beschikbaar was: per patiënt een medisch inhoudelijk deskundige beoordeling of het consult/de bespreking/behandeling van de problematiek binnen het bestelde tijdsbestek heeft kunnen plaatsvinden.
II. a. Kunt u, aan de hand van de door of namens huisarts [huisarts] bij DSW ingediende declaraties ter zake patiënten uit de praktijk van huisarts [huisarts] te Schiedam in de periode 2010-2012, vaststellen of in de patiëntendossiers van de desbetreffende verzekerden de gedeclareerde zorg is geregistreerd en/of de gedeclareerde verrichtingen […] daadwerkelijk zijn verricht? […]
III. a. Heeft u, aan de hand van de patiëntendossiers als hierboven bedoeld, aanleiding te veronderstellen dat structureel ten onrechte door huisarts [huisarts] declaraties zijn ingediend bij DSW voor zorg die niet daadwerkelijk is verleend? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? […]
IV. Zijn er naar uw mening onverklaarbare inconsistenties met betrekking tot de beschikbare en benodigde tijd voor het verrichten van de gedeclareerde zorg, rekening houdend met de inzet van andere (huis)artsen, waarnemers, assistentes en/of praktijkondersteuners en rekening houdend met de in de desbetreffende periode (2010-2012) gebruikelijke handelwijze met betrekking tot zowel de registratie van de verleende zorg c.q. verrichtingen als het declareren daarvan? Gaarne zoveel mogelijk toelichten.”
3.3
[huisarts] heeft zijn Schiedamse praktijk overgedragen aan een andere huisarts, die die praktijk op zijn beurt heeft overgedragen aan [verweerder 2]. [verweerder 2] was (mede)bestuurder van en in dienst bij HAP Nieuwe Maas, die de praktijk van [verweerder 2] exploiteerde. Per 1 april 2022 heeft nog weer een andere aan HAP Nieuwe Maas verbonden huisarts, P.T. Docter, de praktijk van [verweerder 2] voortgezet. [verweerder 2] is gepensioneerd. De door [huisarts] in het kader van zijn (Schiedamse) praktijkoverdracht verstrekte (patiënten)dossiers berusten bij HAP Nieuwe Maas.

4.Procedure bij de voorzieningenrechter

4.1
In eerste aanleg heeft DSW gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op straffe van dwangsommen, HAP Nieuwe Maas c.s. veroordeelt:
primair:tot het geven van inzage aan de door de rechtbank in het tussenvonnis van 14 oktober 2020 benoemde deskundigen, in de gegevens als genoemd in 5.2. van het dat vonnis, althans in (1) dagrapporten/journaals inclusief toelichtingen, bijlagen en aantekeningen van [huisarts] uit de periode van 1 januari 2010 - 31 december 2012 en (2) de patiëntendossiers van patiënten waarvan [huisarts] in die periode behandelend arts was;
subsidiair:tot het verstrekken van afschriften aan DSW van alle gegevens zoals die worden genoemd in 5.2 van het vonnis van 14 oktober 2020, waaronder in elk geval (1) alle dagrapporten inclusief toelichtingen, bijlagen en aantekeningen, van [huisarts] uit de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2012 en (2) alle patiëntendossiers van alle patiënten waarvan [huisarts] in die periode behandelend arts was, waarbij geldt dat DSW deze bescheiden slechts zal inzien voor zover dat noodzakelijk is om de deskundigen in staat te stellen om het door de rechtbank bevolen onderzoek uit te voeren.
4.2
Met het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter DSW niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tegen HAP Nieuwe Maas, en [verweerder 2] veroordeeld, bij bij voorraad uitvoerbare beslissing, om inzage te geven aan de met het vonnis van 14 oktober 2020 benoemde deskundige Schrooyen in de gegevens als genoemd in 5.2 van dat vonnis en in de patiëntendossiers van patiënten waarvan [huisarts] behandelend arts was in de periode 1 januari 2010-31 december 2012:
- voor zover het patiënten betreft die in die periode bij DSW verzekerd waren, en dat nog steeds zijn;
- een en ander met inachtneming van 4.3. van bedoeld vonnis;
- onder de voorwaarde dat DSW vooraf schriftelijk aantoont dat die patiënten DSW toestemming hebben verleend voor eventuele inzage in hun patiëntdossier, met dien verstande dat dit toestemmingsvereiste niet geldt voor inmiddels overleden DSW-verzekerden;
met compensatie van de proceskosten tussen partijen.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
DSW vordert in hoger beroep vernietiging van het bestreden vonnis voor zover haar vordering daarmee niet is toegewezen, of (iets) anders is toegewezen, en alsnog toewijzing van die vordering, met veroordeling van HAP Nieuwe Maas c.s. in de kosten van beide instanties.
5.2
HAP Nieuwe Maas c.s. concludeert tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van DSW in de kosten van de procedure.

6.Beoordeling in hoger beroep

Heeft DSW spoedeisend belang bij de door haar gevraagde voorziening?

6.1
Omdat de voorliggende zaak een procedure in kort geding betreft, moet het hof ambtshalve toetsen of DSW spoedeisend belang heeft bij de door haar gevraagde voorziening. Het spoedeisend belang van DSW is met de aard van haar vordering gegeven. HAP Nieuwe Maas c.s. heeft dit in het hoger beroep ook niet langer betwist.
Moet HAP Nieuwe Maas aan de vordering voldoen?
Grondslag van de vordering: artikel 843a Rv
6.2
DSW doet ter onderbouwing van haar vordering een beroep op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Volgens het
eerste lidvan deze bepaling kan wie daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij partij is, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Onder bescheiden worden mede verstaan: op een gegevensdrager aangebrachte gegevens.
6.3
Volgens DSW voldoet zij aan alle voorwaarden van deze bepaling. Zij heeft rechtmatig belang bij fraudeonderzoek in de rechtsbetrekking tussen [huisarts] en haarzelf inzake hun onderlinge vergoedingsaanspraken en -plichten voor zorgkosten in het kader van zorgverzekeringen, aldus DSW. En de gegevens die zij voor dat onderzoek nodig heeft berusten volgens haar bij HAP Nieuwe Maas c.s., of staan tot beschikking van HAP Nieuwe Maas c.s.
6.4
HAP Nieuwe Maas c.s. betwist niet dat HAP Nieuwe Maas de gevraagde gegevens onder haar berusting heeft. Zij erkent verder op zichzelf het belang van DSW bij het door haar gewenste onderzoek, zij het dat dit volgens haar ook uitvoerbaar is binnen de door de voorzieningenrechter in het bestreden vonnis getrokken grenzen, althans met gebruikmaking van alleen de gegevens van DSW-verzekerden. In hoeverre dat het geval is kan op deze plaats in het midden blijven omdat het hof de vordering tot het verstrekken van gegevens van (destijds) niet-DSW- verzekerden op inhoudelijke gronden zal afwijzen.
Geheimhoudingsplicht
6.5
HAP Nieuwe Maas c.s. verweert zich verder met een beroep op het
derde lidvan het door DSW ingeroepen artikel 843a Rv. Volgens dit derde lid is wie uit hoofde van zijn ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht is, niet gehouden aan de vordering te voldoen, indien de bescheiden uitsluitend uit dien hoofde te zijner beschikking staan of onder zijn berusting zijn.
6.6
HAP Nieuwe Maas c.s. beroept zich op deze bepaling: HAP Nieuwe Maas heeft als hulpverlener een geheimhoudingsplicht op grond van artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
6.7
DSW voert hiertegen aan dat HAP Nieuwe Maas de gevraagde gegevens (patiënt- en behandelgegevens praktijk [huisarts] 2010-2012) niet uit hoofde van haar ambt, beroep of betrekking – of die van [verweerder 2] of Docter – onder haar berusting heeft, maar uit hoofde van de overname van de praktijk van [huisarts]. Dit argument baat DSW niet. Het feit dat HAP Nieuwe Maas de gegevens uit hoofde van de overname van de praktijk van [huisarts] heeft verkregen, laat onverlet dat het gaat om gegevens uit dossiers die HAP Nieuwe Maas in haar hoedanigheid van hulpverlener heeft verkregen en onder haar berusting heeft en die dus vallen onder de regeling van artikel 7:457 BW.
6.8
Het verweer van HAP Nieuwe Maas slaagt daarom in zoverre, dat zij de gevraagde gegevens inderdaad niet op de grondslag van artikel 843a Rv hoeft te verschaffen, niet mag verschaffen zelfs, voor zover die gegevens vallen onder haar geheimhoudingsplicht op grond van artikel 7:457 BW.
6.9
De geheimhoudingsplicht van artikel 7:457 BW geldt niet indien dit bij of krachtens de wet is bepaald (artikel 7:457 lid 1 (slot) BW).
Uitzondering op de geheimhoudingsplicht: artikel 87 Zvw?
6.1
Een wettelijke uitzondering waarop DSW zich beroept is artikel 87 Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw). Het eerste lid van dit artikel bepaalt, voor zover van belang, dat een zorgaanbieder die aan een verzekerde zorg (zoals huisartsenzorg) heeft verleend, en die de kosten daarvan krachtens een door hem met de zorgverzekeraar gesloten overeenkomst rechtstreeks bij die zorgverzekeraar in rekening brengt, die zorgverzekeraar of een door die zorgverzekeraar aangewezen persoon ter inzage of in afschrift verstrekt: de persoonsgegevens van de verzekerde, waaronder gegevens over gezondheid als bedoeld in artikel 4, onderdeel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de zorgverzekering of van de Zvw.
6.11
Deze bepaling biedt naar het oordeel van het hof grondslag voor een deel van de vordering van DSW, namelijk in zoverre het gaat om gegevens met betrekking tot patiënten die in de relevante periode (2010-2012, of deel daarvan, afhankelijk van de concrete uitvraag) bij DSW waren verzekerd tegen ziektekosten. Met de voorzieningenrechter is het hof voorshands van oordeel dat deze bepaling ook van toepassing is op een zorgaanbieder, zoals HAP Nieuwe Maas, die de praktijk heeft overgenomen van de zorgaanbieder die aan een verzekerde zorg heeft verleend en die de kosten daarvan bij de zorgverzekeraar in rekening heeft gebracht, zoals [huisarts], en die in het kader van de praktijkovername ook het beheer van de gegevens van de desbetreffende verzekerde heeft overgenomen. Artikel 87 Zvw beoogt namelijk controle mogelijk te maken van ingediende declaraties aan de hand van de gegevens van de zorgaanbieder die de zorg heeft verleend en gedeclareerd. Die gegevens heeft HAP Nieuwe Maas momenteel onder haar berusting. Als de specifieke regeling van artikel 87 Zvw uitsluitend basis zou bieden voor gegevensverstrekking door [huisarts], zou dat naar voorlopig oordeel overigens niet leiden tot een andere uitkomst. In dat geval valt de gegevensverstrekking door HAP Nieuwe Maas onder de algemene regeling van artikel 88 Zvw. Op grond van dat artikel verstrekt ‘een ieder’ op verzoek aan de zorgverzekeraars of aan een daartoe door of vanwege een van deze zorgverzekeraars aangewezen persoon kosteloos alle inlichtingen en gegevens, waaronder persoonsgegevens als bedoeld in de Algemene verordening gegevensbescherming, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de zorgverzekeringen of van de Zvw.
6.12
Anders dan de voorzieningenrechter hierover oordeelde, kan naar het voorshands oordeel van het hof niet de eis worden gesteld dat de patiënten om wie het gaat op het moment van de uitvraag nog steeds (of wederom) bij de verzekeraar in kwestie zijn verzekerd. Voor de met artikel 87 Zvw (net als artikel 88 Zvw) beoogde controle van declaraties is immers niet relevant of de betrokken patiënten op het moment van de controle nog (of: weer) verzekerden zijn bij de zorgverzekeraar, maar enkel of die dat waren ten tijde van de verlening van de gedeclareerde zorg. In dat licht moet het begrip ‘verzekerde’ in artikel 87 Zvw zo worden uitgelegd dat het iedere persoon omvat die bij de desbetreffende zorgverzekeraar verzekerd was ten tijde van de verleende zorg, ongeacht of die persoon ook bij die zorgverzekeraar verzekerd is ten tijde van de gegevensverstrekking.
6.13
HAP Nieuwe Maas c.s. voert nog aan dat de primaire vordering van DWS niet toewijsbaar is omdat zij daarmee geen gegevens voor zichzelf ter inzage of in afschrift verlangt, maar door c.q. ten behoeve van de door de rechtbank in de procedure tussen haar en [huisarts] benoemde deskundigen. HAP Nieuwe Maas c.s. miskent hiermee dat artikel 87 Zvw (en artikel 88 Zvw) erin voorziet dat de zorgverzekeraar verzoekt om het verschaffen van gegevens aan ‘een door die zorgverzekeraar aangewezen persoon’ (hiervoor, 6.10-11). Naar het voorlopig oordeel van het hof valt inzage door een of meer deskundigen die door de rechter zijn benoemd in het kader van een door die rechter bevolen deskundigenonderzoek, als de zorgverzekeraar in kwestie die deskundige(n) voor die inzage ‘aanwijst’ – zoals DSW het klaarblijkelijk bedoelt met de door de rechtbank in de voorliggende zaak benoemde deskundigen – niet buiten het kader van artikel 87 Zvw (en artikel 88 Zvw). Dat het gaat om deskundige(n) die door de rechter zijn benoemd biedt juist extra waarborgen, omdat het impliceert dat een rechter het deskundigenonderzoek noodzakelijk heeft gevonden en dat het onderzoek plaatsvindt in het kader van een rechtszaak.
6.14
HAP Nieuwe Maas c.s. meent verder dat de gegevens in elk geval niet zouden mogen worden verschaft aan accountant-deskundige Oskam. Zij verwijst daarbij naar artikel 7.8 lid 2 van de Regeling Zorgverzekering (hierna: Rzv) en de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars, volgens welke detailcontroles waarbij medische gegevens worden ingezien uitsluitend mogen worden verricht door en onder verantwoordelijkheid van een medisch adviseur van de zorgverzekeraar. Het komt het hof inderdaad passend voor, in het licht van die genoemde regelgeving en gedragscode, dat HAP Nieuwe Maas de gegevens in eerste instantie slechts aan arts-deskundige Schrooyen ter inzage verschaft, dat het vervolgens de verantwoordelijkheid van Schrooyen is om te beoordelen in hoeverre ook accountant-deskundige Oskam inzage moet krijgen, en dat de gegevens slechts in zoverre ook aan Oskam ter inzage dienen te worden verschaft. Het hof zal dit in het dictum tot uitdrukking brengen.
6.15
HAP Nieuwe Maas c.s. voert tot slot nog aan dat HAP Nieuwe Maas geen toegang heeft tot de gevraagde gegevens omdat zij in de praktijk de huisartsen (voor zover hier van belang: [verweerder 2] respectievelijk Docter) de professionele verantwoordelijkheid heeft gegeven over de medische dossiers van patiënten. Zij stelt de gegevens niet te kunnen geven. Zij doet ook nog een (afgeleid) beroep op de geheimhoudingsplicht van [verweerder 2] respectievelijk Docter op grond van artikel 88 van de Wet beroepen individuele gezondheidszorg (hierna: Wet big). Deze argumenten kunnen HAP Nieuwe Maas c.s. niet baten. Voor zover HAP Nieuwe Maas c.s. heeft beoogd te stellen dat HAP Nieuwe Maas feitelijk niet in staat is de gevraagde gegevens te verschaffen, heeft zij die stelling onvoldoende toegelicht, mede tegen de achtergrond van haar stelling dat Docter – die volgens haar professioneel verantwoordelijk is – bij haar in loondienst is en (daarom) de juridische verplichtingen rondom het medisch dossier op HAP Nieuwe Maas rusten. Op grond van dit laatste valt ook niet in te zien dat HAP Nieuwe Maas niet aanspreekbaar zou zijn op grond van artikel 87 (88) Zvw, noch dat in dat kader nog een (afgeleid) beroep de geheimhoudingsplicht van de individuele huisarts ex artikel 88 Wet big zou kunnen worden gedaan. DSW heeft althans niet aangevoerd welke argumenten Docter, indien zelf aangesproken op grond van artikel 87 of 88 Zvw, nog aan artikel 88 Wet big zou kunnen ontlenen.
Uitzondering op de geheimhoudingsplicht: (analoge) toepassing van artikel 7:458a lid 1 sub c BW?
6.16
Een tweede (wettelijke) grond waarop DSW zich beroept is artikel 7:458a lid 1 sub c BW. Volgens deze bepaling moet een hulpverlener desgevraagd inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier van een overleden patiënt verschaffen aan een ieder die een zwaarwegend belang heeft en die aannemelijk maakt dat dit belang mogelijk wordt geschaad en dat inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang. Volgens DSW is HAP Nieuwe Maas op grond van deze bepaling niet alleen verplicht om patiënt- en behandelgegevens van reeds overleden patiënten van [huisarts] ter inzage te verschaffen, maar – met analoge toepassing van deze bepaling – van alle patiënten, en wel omdat praktisch niet uitvoerbaar is om elk van de nog levende patiënten van [huisarts] om toestemming te vragen.
6.17
Naar het voorlopig oordeel van het hof kan het beroep van HAP Nieuwe Maas c.s. op deze bepaling niet leiden tot een ruimere toewijzing van haar vorderingen. De wetgever heeft in artikel 87 Zvw een specifieke regeling geschapen voor de verstrekking van gegevens aan zorgverzekeraars ten behoeve van fraudeonderzoek. Die regeling en de daarin door de wetgever gemaakte keuzes kunnen niet worden omzeild met een beroep op analoge toepassing van artikel 7:458a lid 1 sub c BW. Voor zover artikel 7:458a lid 1 sub c BW ruimte laat voor rechtstreekse toepassing ten gunste van een zorgverzekeraar die gegevens opvraagt bij een zorgaanbieder ten behoeve van fraudeonderzoek (of anderszins detailcontroles) geldt dat dit niet nodig is ten aanzien van overleden patiënten die in de onderzochte periode bij de zorgverzekeraar in kwestie verzekerd waren (in dit geval: destijds DSW-verzekerden) – daarvoor geldt juist artikel 87 (88) Zvw –, en daarbuiten (gegevens van destijds niet-DSW-verzekerden) dat het belang van DSW in het voorliggende geval van onvoldoende gewicht is.
Tussenconclusie: partiële toewijzing van de vordering tegen HAP Nieuwe Maas
6.18
Voor verdergaande toewijzing van haar vordering dan hiervoor in 6.11 bedoeld heeft DSW geen (deugdelijke) grondslag aangevoerd. Ook op grond van de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid – voor zover DSW zich hierop in appel weer heeft willen beroepen – doet deze zich niet voor.
6.19
Voor de goede orde merkt het hof hierbij op dat gesteld noch gebleken is dat DSW haar vordering in het onderhavige geding heeft ingesteld mede namens of ten behoeve van andere zorgverzekeraars bij wie patiënten van [huisarts] destijds waren verzekerd. Evenmin ligt een vordering voor tot het (doen) vragen van toestemming van destijds niet-DSW-verzekerden. Verder ligt niet of althans niet voldoende concreet de vraag voor of HAP Nieuwe Maas wellicht in staat zou zijn om bepaalde gegevens in relatie tot (destijds) niet-DSW-verzekerden geanonimiseerd aan te leveren, op zodanige wijze dat zij haar geheimhoudingsplicht niet schendt maar evengoed wel (verdergaand) tegemoetkomt aan de belangen van DSW, en of zij wellicht – mochten partijen daarover geen overeenstemming kunnen bereiken – zou kunnen worden veroordeeld om daartoe over te gaan.
Het belang van DSW bij partiële toewijzing van haar vordering
6.2
In haar appeldagvaarding (40) heeft DSW nog opgemerkt dat de door de rechtbank (in de hoofdzaak tussen DSW en [huisarts]) van de deskundigen verlangde reconstructie onmogelijk en zinledig is zonder de gegevens van (destijds) niet-DSW-verzekerden. Het hof ziet hierin geen aanknopingspunt om te oordelen dat DSW geen (enkel) belang heeft bij slechts partiële toewijzing van haar vordering (wat tot afwijzing van de vordering zou leiden). HAP Nieuwe Maas c.s. bepleit dit ook niet. De ‘reconstructie’ waarnaar DSW hier verwijst betreft naar het hof begrijpt de door de rechtbank/deskundigen beoogde analyse van integrale dagbestedingen van [huisarts], ook ten aanzien van (destijds) niet-DSW-verzekerden, aan de hand waarvan het realiteitsgehalte van gedeclareerde zorg voor DSW-verzekerden kan worden beoordeeld. Het hof begrijpt dat het door de rechtbank bepaalde deskundigenonderzoek meer moet omvatten dan die reconstructie. Geen van partijen heeft aangevoerd dat de andere onderdelen van het onderzoek onuitvoerbaar zijn zonder de gegevens van (destijds) niet-DSW-verzekerden.
Verdere modaliteiten
6.21
Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen voor zover DSW niet-ontvankelijk is verklaard in haar vordering tegen HAP Nieuwe Maas, en de vordering alsnog binnen de hiervoor in 6.11 getrokken kaders gedeeltelijk toewijzen. Het primair/primair gevorderde (‘gegevens als genoemd in het tussenvonnis van 14 oktober 2020, r.o.v. 5.2’) is naar het oordeel van het hof te onbepaald; het hof zal daarom aansluiten bij het primair/subsidiair gevorderde. Het hof ziet geen aanknopingspunt om deze veroordeling te versterken met een dwangsom, gelet op het feit dat HAP Nieuwe Maas heeft aangegeven te zullen meewerken aan de gegevensverstrekking, als rekening wordt gehouden met de rechten van de patiënten. Aan die laatste voorwaarde is voldaan met de beperking die het hof stelt aan de gegevensverstrekking.
Moe(s)t [verweerder 2] aan de vordering voldoen?
6.22
HAP Nieuwe Maas c.s. stelt dat [verweerder 2] vanaf het moment van zijn praktijkoverdracht aan Docter (hiervoor, 3.3) niet (meer) kan voldoen aan het bestreden vonnis c.q. de vordering van DSW, omdat hij sinds dat moment niet meer medisch verantwoordelijk is voor de praktijk, en bovendien ook de daarbij behorende dossiers per 5 april 2022 zou overdragen.
6.23
HAP Nieuwe Maas c.s. concludeert toch tot bekrachtiging van dat bestreden vonnis (hiervoor, 5.2). Het hof begrijpt deze conclusie zo dat HAP Nieuwe Maas c.s. in de veroordeling van het vonnis berust onder beperking van de temporele reikwijdte ervan tot aan dat moment van die praktijkoverdracht aan Docter, maar deze veroordeling aanvecht voor zover die in tijd verder reikt dan tot aan dat moment. Uit de schriftelijke toelichting in hoger beroep van DSW blijkt niet dat zij die conclusie van HAP Nieuwe Maas c.s. anders heeft opgevat. Het hof zal daarom het bestreden vonnis bekrachtigen voor zover het de veroordeling van [verweerder 2] betreft en voor zover de uitvoering hiervan in tijd is beperkt tot en met 31 maart 2022, en de vordering tegen [verweerder 2] voor het meerdere thans beoordelen.
6.24
DSW beroept zich erop dat [verweerder 2] in elk geval tot 5 april 2022 aan haar vordering kon voldoen, omdat [verweerder 2] naar eigen zeggen pas per die datum zijn tot de praktijk behorende dossiers feitelijk zou overdragen. Verder is volgens DSW aannemelijk dat [verweerder 2] met Docter heeft afgesproken dat deze de gevraagde gegevens aan de deskundigen of DSW dient te verstrekken indien [verweerder 2] daartoe in de onderhavige procedure wordt veroordeeld. HAP Nieuwe Maas c.s. betwist het bestaan van een dergelijke afspraak. Het hof heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de stellingen van HAP Nieuwe Maas c.s. op dit punt. Bovendien geldt dat het bestaan van een dergelijke afspraak geen grondslag biedt om [verweerder 2] te veroordelen om stukken af te geven. Voor de periode vanaf 5 april 2022 is de vordering daarom niet toewijsbaar.
6.25
Voor de periode tot 5 april 2022 geldt het volgende. Voor haar vordering tegen [verweerder 2] heeft DSW geen andere dan de hiervoor in 6.2-18 besproken gronden aangevoerd. Die vordering is – voor de periode tot 5 april 2022 – niet verdergaand toewijsbaar dan de vordering tegen HAP Nieuwe Maas. Voor het meerdere (dan wat door de voorzieningenrechter tegen [verweerder 2] is toegewezen, dus afgifte van bepaalde gegevens zonder toestemming van de patiënten) heeft DSW geen belang meer bij die vordering. De vordering tot afgifte is immers niet met terugwerkende kracht uitvoerbaar. Voor de proceskosten van de eerste aanleg maakt het ook niet uit. Ook een verdergaande gedeeltelijke toewijzing dan wat reeds is toegewezen (voor de periode tot 5 april 2022) rechtvaardigt compensatie van de proceskosten van de eerste aanleg tussen DSW en [verweerder 2].
Slotsom; proceskosten
6.26
De grieven behoeven voor het overige geen bespreking. De gedeeltelijke toewijzing van de vordering rechtvaardigt compensatie van de proceskosten in eerste aanleg ten aanzien van alle partijen, en tussen DSW en HAP Nieuwe Maas in het hoger beroep. Het hof zal DSW als de in het hoger beroep in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van [verweerder 2] in het hoger beroep. Het hof begroot deze tot op heden op nihil.

7.Beslissing

Het hof:
  • vernietigt het bestreden vonnis voor zover DSW niet-ontvankelijk is verklaard in haar vordering tegen HAP Nieuwe Maas;
  • veroordeelt HAP Nieuwe Maas tot het geven van inzage aan de door de rechtbank in de procedure tussen DSW en [huisarts] in het tussenvonnis van 14 oktober 2020 benoemde arts-deskundige Schrooyen en, voor zover deze aldus beslist, aan accountant-deskundige Oskam, in (1) de dagrapporten/journaals inclusief toelichtingen, bijlagen en aantekeningen van [huisarts] uit de periode 1 januari 2010 - 31 december 2012 en (2) de patiëntendossiers van patiënten waarvan [huisarts] in die periode behandelend arts was, steeds voor zover het gaat om patiënten die in de periode waarop de gegevens betrekking hebben bij DSW waren verzekerd voor ziektekosten en voor zover arts-deskundige Schrooyen, in het kader van de door haar en Oskam te verrichten steekproeven, hierom concreet vraagt;
  • verklaart dit arrest in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
  • bekrachtigt het bestreden vonnis wat betreft de compensatie van de proceskosten en voor zover de vordering tegen [verweerder 2] daarin is toegewezen, zij het in tijd beperkt tot en met 31 maart 2022, en vernietigt het voor zover de toegewezen vordering betrekking heeft op de periode vanaf 1 april 2022;
  • wijst de vorderingen voor het overige af;
  • compenseert de proceskosten van het hoger beroep tussen DSW en HAP Nieuwe Maas aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
  • veroordeelt DSW in de kosten van het hoger beroep van [verweerder 2], tot op heden begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Frieling, D.A. Schreuder en P.H. Blok, en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2023 in aanwezigheid van de griffier.