ECLI:NL:GHDHA:2023:2347

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
AV00120723
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op wrakingsverzoek in strafzaak met verzoeker uit Lelystad

Op 6 december 2023 heeft het Gerechtshof Den Haag een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker uit Lelystad. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van een eerdere zitting op 28 september 2023, waar de voorzitter mr. N. Schaar de zaak behandelde. De verzoeker had op 24 oktober 2023 een e-mail gestuurd met een verzoek tot wraking van de voorzitter, maar het hof oordeelde dat dit verzoek niet-ontvankelijk was. De wrakingskamer stelde vast dat het verzoek te laat was ingediend, aangezien de beschikking in de hoofdzaak op 12 oktober 2023 al was gegeven. Bovendien was er geen bewijs dat er eerder een wrakingsverzoek was ingediend, zoals de verzoeker beweerde. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet had voldaan aan de vereisten voor een geldig wrakingsverzoek, omdat hij geen substantieel bewijs had geleverd voor zijn claims. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters H.J. van Kooten, J.W. Frieling en O.E.M. Leinarts, in aanwezigheid van griffier mr. K. Roos. De verzoeker werd geïnformeerd dat het verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard en dat het verzoek werd afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer : AV001207-23
Kenmerk hoofdzaak : AV000260-23
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken van 6 december 2023
in de zaak van het schriftelijk verzoek tot wraking als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering in de raadkamerzaak met voormeld kenmerk, ingediend door

[verzoeker],

wonende te Lelystad,
hierna te noemen: verzoeker.

Het geding

1. Verzoeker heeft op grond van artikel 530 Wetboek van Strafvordering (Sv) een verzoekschrift met bijlagen bij dit gerechtshof ingediend.
2. Op 28 september 2023 is het verzoekschrift behandeld ter zitting van de raadkamer voor strafzaken van het hof, met als voorzitter mr. N. Schaar (hierna: de voorzitter).
3. Bij beschikking van 12 oktober 2023 heeft het hof op het verzoek beslist.
4. Verzoeker heeft bij e-mailbericht van 24 oktober 2023, met bijlage, een verzoek om wraking van de voorzitter gedaan.

Het wrakingsverzoek

5. In zijn e-mailbericht van 24 oktober 2023 verwijst verzoeker naar een schriftelijk stuk met een wrakingsverzoek dat hij vooraf aan de zitting van 28 september 2023 zou hebben ingediend. Dit stuk is door verzoeker niet overgelegd aan de wrakingskamer.
6. De (ongedateerde) bijlage bij het e-mailbericht van 24 oktober 2023 draagt als opschrift ‘Wraking al gedaan voor de zitting van (…) 28 september 2023’. Verzoeker schrijft in deze bijlage onder andere het volgende:
‘Nu ik dus tijdig in mijn uitvoerig weerlegging al aangaf dat indien de voorzitter zonder gedegen motivatie argument zo gebruiken ( mis) bruiken als termen als causaal verband zonder nadere inhoudelijk motivatie er sprak zou zijn met ommekeer van een Wraking .
Wraking de je vooraf en of ten tijde de zitting ,nu de voorzitter mij alleen heeft gevraagd naar de schade per dag ,Dit terwijl dat bedrag al gemotiveerd schriftelijk was weerlegd werd dat dus mondeling nogmaals herhaalt.
Nu er dus zonder inhoudelijk motivatie exact werd aangegeven waarop [verzoeker] vooraf had aangegeven als dat zou worden gebruikt er met ommekeer sprake zou zijn van een Wraking ,is er dus tijdig en gemotiveerd een wraking ingediend .’
7. In een voicemailbericht aan de algemeen secretaris van de wrakingskamer heeft verzoeker ingesproken dat zijn eerdere wrakingsverzoek was opgenomen tussen de producties die hij in de verzoekschriftprocedure op grond van artikel 530 Sv heeft toegestuurd.
8. Uit correspondentie met het team straf van het hof is de wrakingskamer gebleken dat het stuk bij dat team niet bekend is.
9. Bij e-mailbericht van 1 november 2023 heeft de toenmalige advocaat van verzoeker in de artikel 530 Sv-procedure de wrakingskamer desgevraagd bericht niet bekend te zijn met een wrakingsverzoek van verzoeker. Daarnaast heeft de advocaat medegedeeld verzoeker niet te zullen bijstaan in zijn wrakingsverzoek.
10. Bij e-mailbericht van 6 november 2023 is verzoeker gevraagd het wrakingsverzoek dat hij stelt vóór 28 september 2023 te hebben gedaan, aan de wrakingskamer toe te sturen. Diezelfde dag heeft verzoeker per e-mail bericht dat hij dat stuk gaat zoeken en toesturen aan de wrakingskamer.
11. Bij brief van 20 november 2023 – verzonden per gewone post en versleutelde e-mail (Zivver) – is verzoeker in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 26 november 2023 het opgevraagde stuk (alsnog) toe te sturen aan de wrakingskamer. De wrakingskamer heeft hierbij aangegeven dat indien het stuk niet binnen genoemde termijn is ontvangen, het wrakingsverzoek zal worden behandeld op basis van de op dat moment beschikbare stukken.
12. De wrakingskamer heeft het stuk niet ontvangen en ook verder niet meer van verzoeker vernomen.

Beoordeling van het wrakingsverzoek

13. Op grond van artikel 512 Sv kan op verzoek van de verdachte elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Deze bevoegdheid heeft ook de gewezen verdachte die een verzoekschrift op grond van artikel 530 Sv indient.
14. Voor zover in het e-mailbericht van 24 oktober 2023 een zelfstandig verzoek om wraking moet worden gelezen, is dat te laat gedaan omdat het is ingediend na het tijdstip waarop in de hoofdzaak (de artikel 530 Sv-procedure) uitspraak is gedaan (de beschikking van 12 oktober 2023). Dit verzoek is daarom niet-ontvankelijk.
15. Voor zover in het e-mailbericht van 24 oktober 2023 en de bijlage een verwijzing naar een vóór 28 september 2023 ingediend wrakingsverzoek moet worden gelezen, moet het ervoor worden gehouden dat van een dergelijk verzoek geen sprake is geweest of dat het voor de raadkamer voor strafzaken niet kenbaar is geweest. Immers heeft verzoeker – hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld – niet een vóór 28 september 2023 ingediend wrakingsverzoek overgelegd, is zijn toenmalige advocaat daarmee niet bekend en blijkt daarvan evenmin uit het proces-verbaal van de raadkamerzitting van 28 september 2023. Een wrakingsverzoek dat niet (kenbaar) is ingediend, kan niet worden beoordeeld.
16. Overigens, ervan uitgaande dat wel sprake is geweest van een kenbaar en vóór 28 september 2023 ingediend wrakingsverzoek, volgt uit de hierboven in rov. 6 geciteerde passage uit de bijlage bij het e-mailbericht van 24 oktober 2023 dat als grond voor wraking moest dienen dat een door de (voorzitter van de) raadkamer voor strafzaken nog te nemen beslissing een bepaalde inhoud (een ‘inhoudelijke motivatie’) heeft. Een rechterlijke beslissing kan echter niet, ook niet voorwaardelijk, een grond voor wraking vormen: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Dit geldt in beginsel ook voor de motivering van een rechterlijke beslissing. Omstandigheden die dit anders maken, zijn gesteld noch gebleken. Aangezien evenmin is gebleken van een andere door verzoeker aangevoerde wrakingsgrond, is het verzoek niet gemotiveerd en kan het niet worden aangemerkt als een wrakingsverzoek in de zin van artikel 512 Sv. Dit verzoek is dus niet toewijsbaar.
17. Het voorgaande brengt mee dat het wrakingsverzoek zonder behandeling ter zitting van de wrakingskamer aanstonds niet-ontvankelijk zal worden verklaard respectievelijk zal worden afgewezen (artikel 4 lid 2, aanhef en onder d en e, van het Wrakingsprotocol gerechtshof Den Haag).

Beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek niet-ontvankelijk voor zover in het e-mailbericht van 24 oktober 2023 een zelfstandig verzoek om wraking moet worden gelezen;
  • wijst het verzoek af voor zover in het e-mailbericht van 24 oktober 2023 en de bijlage een verwijzing naar een kenbaar en vóór 28 september 2023 ingediend wrakingsverzoek moet worden gelezen;
  • bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan verzoeker, de voorzitter en de advocaat-generaal.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023 door mrs. H.J. van Kooten, J.W. Frieling en O.E.M. Leinarts, in aanwezigheid van de griffier mr. K. Roos.