3.1.De Rechtbank heeft in haar uitspraak het volgende overwogen, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
”6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij voor de auto geen fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting verschuldigd is, omdat zij met de keuringsrapporten en roetwaardemetingen heeft aangetoond dat de auto niet milieuvervuilend is. Ook is eiseres van mening dat de betalingen van de fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting opgeschort hadden moeten worden, nu tegen een eerdere naheffingsaanslag reeds bezwaar was gemaakt.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres de fijnstoftoeslag verschuldigd is, omdat de fijnstofuitstoot niet is opgenomen in het kentekenregister bij de RDW en eiseres dus niet heeft voldaan aan het leveren van tegenbewijs.
Ontvankelijkheid SGR 21/1342
8. Nu partijen van mening zijn dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn, dient het beroep met zaaknummer SGR 21/1342 om die reden gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit te worden vernietigd.
9. Indien een besluit om voornoemde reden wordt vernietigd, dient vervolgens de mogelijkheid van finale beslechting van het geschil te worden onderzocht. Eiseres heeft haar inhoudelijke bezwaren tegen de naheffingsaanslag voldoende kunnen toelichten. Ook het standpunt van verweerder is op grond van eerdere procedures van eiseres over hetzelfde geschil bekend. De rechtbank ziet daarom niet in welke belangen van eiseres gediend zouden zijn als de rechtbank verweerder zou opdragen opnieuw op het bezwaar te beslissen. De rechtbank zal overgaan tot de inhoudelijke behandeling.
10. Met ingang van 1 januari 2020 wordt de voor het houden van een motorrijtuig verschuldigde motorrijtuigenbelasting onder omstandigheden verhoogd met de fijnstoftoeslag. Uit artikel 23, vierde en vijfde lid, van de Wet motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB) volgt – voor zover hier van belang – het volgende:
“4 Het bedrag van de belasting, berekend overeenkomstig het eerste en tweede lid, wordt voor een personenauto met aandrijving door een kracht die wordt ontleend aan dieselolie (…) verhoogd met een fijnstoftoeslag van 19 percent van dat bedrag indien:
a. de fijnstofuitstoot meer bedraagt dan 5 milligram per kilometer (…); of
b. (…)
5 Wanneer de fijnstofuitstoot, bedoeld in het vierde lid, niet is geregistreerd in het kentekenregister en de datum eerste toelating, genoemd in het kentekenregister, is gelegen voor 1 september 2009, dan wel indien in het kentekenregister is geregistreerd dat het roetfilter is verwijderd, wordt de betreffende personenauto, behoudens tegenbewijs, voor de toepassing van dat lid geacht een fijnstofuitstoot te hebben van meer dan 5 milligram per kilometer, onderscheidenlijk 10 milligram per kilowattuur.”
11. Niet in geschil is dat de auto een datum eerste toelating heeft van vóór 1 september 2009 en dat in het register van de RDW geen fijnstofuitstoot staat geregistreerd. Dit betekent dat de auto van eiseres op grond van artikel 23, vijfde lid, Wet MRB geacht moet worden een fijnstofuitstoot te hebben die tot verschuldigdheid van fijnstoftoeslag leidt, tenzij eiseres bewijs levert dat de auto minder vervuilend is dan de in artikel 23, vijfde lid, Wet MRB gestelde norm van maximaal 5 milligram fijnstof per kilometer. Zoals het Gerechtshof Den Haag in zijn uitspraak van 17 maart 20221 heeft overwogen, volgt uit de tekst van artikel 23, vijfde lid, van de Wet MRB dat de wetgever echt deze norm heeft bedoeld en niet de uitkomst van de roettest die in het kader van de APK-keuring wordt uitgevoerd. Voor de tegenbewijsregeling als bedoeld in artikel 23, vijfde lid, Wet MRB zijn in artikel 4bis, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling motorrijtuigenbelasting 1994 (Uitvoeringsregeling MRB) nadere regels gesteld. Daaruit volgt dat eiseres alleen tegenbewijs kan leveren door bij de RDW een verzoek in te dienen tot wijziging van de gegevens inzake de fijnstofuitstoot in het kentekenregister. Verweerder is niet gehouden zelf de door eiseres verstrekte bewijsstukken te beoordelen. Hij kan uitgaan van de gegevens in het kentekenregister. Eiseres dient zich, zoals ook volgt uit de letterlijke tekst van artikel 4bis, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling MRB, tot de RDW te wenden en daar te informeren naar de mogelijkheden om de lagere uitstoot te bewijzen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is eiseres voor de auto fijnstoftoeslag verschuldigd die zij op aangifte had moeten voldoen. Nu eiseres de fijnstoftoeslag niet heeft voldaan, zijn de rekeningen en naheffingsaanslag terecht opgelegd.
12. Eiseres heeft haar stelling dat sprake is van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel, het verbod van willekeur of het verbod op détournement de pouvoir onvoldoende geconcretiseerd. Ook anderszins is niet gebleken dat hiervan sprake is. Eiseres heeft verder gesteld dat er sprake is van een motiveringsgebrek in de uitspraak op bezwaar. De rechtbank is van oordeel dat de uitspraken op bezwaar voldoende ingaan op hetgeen eiseres in haar bezwaren heeft aangevoerd.
13. Hetgeen eiseres over het opschorten van invordering heeft aangevoerd, kan in deze procedure niet aan de orde komen. In deze procedure gaat het immers uitsluitend om de vraag of de rekeningen en naheffingsaanslag terecht zijn. Met eventuele vragen over en/of bezwaren tegen de invordering van de fijnstoftoeslag, kan eiseres zich tot de ontvanger wenden.
14. Gelet op wat hiervoor is overwogen is, is het beroep met zaaknummer SGR 21/1342 gegrond. De beroepen met zaaknummers SGR 22/3346 en SGR 22/3623 zijn ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. Uit niets blijkt dat eiseres een gemachtigde heeft ingeschakeld voor het indienen van de processtukken. Papier, toners, enveloppen en postzegels komen op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht niet voor vergoeding in aanmerking.”
Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen