Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Securitas Beveiliging B.V.,
Securitas Transport & Aviation Security B.V.,
Securitas O.V. Services B.V.,
Securitas Alert Services B.V.,
Alert Teleservices B.V.,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 5 juli 2022, waarmee Accord in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 6 april 2022;
- de memorie van grieven van Accord, met bijlagen 49-69;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel van Securitas c.s., met bijlage 26 (genummerd, kennelijk bij vergissing, als 22);
- de memorie van antwoord in incidenteel appel van Accord;
- de akte overlegging producties tevens eisvermindering van Accord, met bijlagen 70-72.
3.Feitelijke achtergrond
Fase A: de periode waarin tussen Accord en de arbeidskracht een uitzendbeding geldt;
Fase B: de periode daarna, waarin tussen Accord en de arbeidskracht de verruimde ketenregeling geldt;
Fase C: de periode daarna, waarin de arbeidskracht in vaste dienst is bij Accord.
signing fee’ als van credit of verrekening) en haar payrolltarieven met ingang van 1 januari 2019 verlaagd.
4.Procedure bij de rechtbank; vorderingen in hoger beroep
signing feeen de tariefverlaging van december 2019 (hiervoor, 3.4), steeds vermeerderd met rente en kosten.
5.Beoordeling in het principaal hoger beroep
primaire vordering: afnameverplichting
- Het is niet begrijpelijk waarom de overeenkomst specifieke opzeggingsgronden (artikel 10.4) voor Securitas c.s. zou bevatten als het haar op elk moment zou vrijstaan om geen diensten meer af te nemen;
- Voor Accord bestond geen rechtvaardiging om gebonden te zijn aan de overeengekomen exclusiviteit (artikel 2.2) als zij niet op afname van diensten door Securitas c.s. kon rekenen.
entire agreement-clausule was opgenomen (artikel 14.2), levert een sterke aanwijzing op dat partijen ook overigens niet (stilzwijgend) enigerlei afnameverplichting beoogden, althans dat Accord er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Securitas c.s. met een dergelijke verplichting instemde. Het hof acht hierbij mede van belang dat als onweersproken vaststaat dat Accord zich sinds het begin van de samenwerking nooit eerder op het standpunt heeft gesteld dat Securitas c.s. een afnameverplichting had, terwijl Securitas c.s. naast Accord ook reguliere uitzendbureaus inschakelde, personeel rechtstreeks in dienst nam en de door Securitas c.s. bij Accord afgenomen volumes van jaar tot jaar sterk fluctueerden.
- Accord was slechts bereid de vergoeding van € 1,5 miljoen (door Securitas c.s. destijds ook aangeduid als
- Accord had geen enkele aanleiding om te vermoeden dat Securitas c.s. na de invoering van de WAB zou willen stoppen met payrollen. Sterker nog: [naam CEO Securitas], destijds de CEO van Securitas c.s., degene met wie Accord de verlengingsafspraak had gemaakt, had aangegeven dat hij een groot fan was van payrolling en gezegd dat partijen ‘er samen wel uit zouden komen’.
signing fee(voor de verlenging)en credit of verrekening (voor het verleden). Wat daarvan zij, ook als er geen (juridische) aanspraak bestond op die betaling en de direct ingaande tariefverlaging: partijen maakten hierover een commerciële afspraak. Als Accord erop heeft vertrouwd dat Securitas c.s. zich hiermee committeerde aan afname onder de (verlengde) overeenkomst, ongeacht de WAB, dan komt dat nog steeds voor haar eigen risico.
subsidiaire vordering: opzegtermijn en -vergoeding
- Nadat Accord medio 2019 het gesprek met Securitas c.s. was aangegaan over voortzetting van de dienstverlening onder de WAB, heeft Securitas c.s., na uitvoerige informatie-uitwisseling met Accord, op 4 oktober 2019 aan Accord medegedeeld dat zij per 2020 wilde stoppen met flex en payroll. Dat er tot 1 januari 2020 – bijna drie maanden later – wijzigingen zijn opgetreden in de lopende opdrachten, stelt Accord niet (afgezien van de hiervoor in 3.7 genoemde gang van zaken met betrekking tot het in december 2019 iets langer via Accord willen betrekken van fase A-arbeidskrachten). De uitleenovereenkomsten met betrekking tot fase B-arbeidskrachten zijn bovendien allemaal doorgelopen tot in 2020, en uitgediend. De afname van diensten is dus niet opeens gestopt, maar in deze periode (geleidelijk) afgebouwd.
- Artikel 10.4 van de overeenkomst voorzag in een bevoegdheid voor Securitas c.s. tot opzegging met directe ingang ‘indien enige wet of regelgeving daartoe aanleiding geeft’ (hiervoor, 3.2 (slot)). Aan Accord moet worden toegegeven dat zo’n bepaling niet per definitie uitsluit dat redelijkheid en billijkheid onder omstandigheden tóch kunnen verplichten tot het in acht nemen van een (redelijke) opzegtermijn, maar deze concrete en ruimhartige opzegbevoegdheid werpt daarvoor in dit geval wel een (extra) drempel op. In het voorliggende geval ging het bovendien niet om opzegging van de overeenkomst als zodanig, maar het (geleidelijk) stoppen met het afnemen van diensten, waartoe de overeenkomst überhaupt al niet verplichtte.
- Payroll ‘nieuwe stijl’ (onder de WAB) bood Securitas c.s. geen flexibiliteitsvoordelen. In (slechts) de ‘ontzorging’ (personeelsadministratie en verzuimbegeleiding) en het outsourcen van de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte was Securitas c.s. niet of onvoldoende geïnteresseerd. Accord heeft onvoldoende toegelicht waarom dit een onredelijk uitgangspunt van Securitas c.s. is geweest. Accord voert nog aan dat bij payroll ‘nieuwe stijl’ (onder de WAB) de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte voor nieuwe arbeidskrachten voor de duur van zes maanden kon worden uitgesloten, maar het is voor het hof niet duidelijk waarom dit voor Securitas c.s. had kunnen of moeten bijdragen aan het doorgaan met payrollen (maar dan ‘nieuwe stijl’). Onder de WAB is de mogelijkheid van het uitsluiten van de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte niet groter bij payrolling dan bij regulier dienstverband. Securitas c.s. heeft bovendien gemotiveerd betwist dat de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte kon worden uitgesloten onder de WAB in het geval van payrolling bij Securitas c.s.
- Het omschakelen naar dienstverlening op basis van uitzendovereenkomst zou ingrijpende wijzigingen vergen: werving en selectie zouden niet meer bij Securitas c.s. mogen liggen, en zij zou de van Accord bedongen exclusiviteit daadwerkelijk moeten opgeven. Securitas c.s. heeft aangevoerd dat zij bij deze ingrijpende wijzigingen als zodanig geen belang had, integendeel. Het was aan Securitas c.s. om te bepalen of zij deze ingrijpende wijzigingen overhad voor behoud van flexibiliteit. Dat had zij niet, en Accord geeft onvoldoende toelichting dat dit een onredelijke afweging van Accord was.
€ 12.434(2 punten × tarief VIII hoger beroep)
.
6.Beoordeling in het incidenteel hoger beroep
- Securitas c.s. zou per januari 2020 geen fase A-arbeidskrachten meer via Accord inhuren, maar Accord verzuimde om status en wensen per arbeidskracht aan Accord mede te delen;
- Accord moest daarom deze fase A-arbeidskrachten ontslaan, om te voorkomen dat ze bij Accord in dienst zouden blijven (zonder dat er werk voor hen was bij Securitas c.s.);
- Bij schrijven van 6 december 2019 heeft Accord bij Securitas c.s. aangekondigd dat zij op 10 december 2019 alle fase A-arbeidskrachten zou ontslaan met een opzegtermijn van 14 dagen;
- Securitas c.s. protesteerde daartegen toen niet;
- Accord heeft op 10 december 2019 het ontslag, zoals aangekondigd, aangezegd bij alle fase A-arbeidskrachten, en dit aan Securitas c.s. bevestigd;
- Partijen zijn daarop overeengekomen dat de ontslagaanzegging met als einddatum 24 december 2019 zou worden gerectificeerd/omgezet in een ontslag met als einddatum 29 december 2019, onder de voorwaarde dat Securitas c.s. het bedrag van de feestdagenvergoeding dat Accord hierdoor (alsnog) aan de fase A-arbeidskrachten verschuldigd werd, aan Accord zou vergoeden.
.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 6 april 2022 wat betreft de conventie, en vernietigt het wat betreft de reconventie;
- veroordeelt Accord tot betaling aan Securitas c.s. van € 34.670;
- veroordeelt Accord in de kosten van eerste aanleg in reconventie, aan de zijde van Securitas c.s. begroot op € 721, en die van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Securitas c.s. tot op heden begroot op € 33.813 (principaal hoger beroep), € 1.571 (incidenteel hoger beroep) en € 278 (nakosten), met de wettelijke rente over deze kosten als Accord deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
- bepaalt dat als Accord niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, zij de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als Accord deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan;
- verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.