ECLI:NL:GHDHA:2024:1416

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
22-002747-22
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting, computervredebreuk, diefstal, gewoontewitwassen en leiding geven aan een criminele organisatie met oogmerk van phishing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 2002, werd veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder oplichting, computervredebreuk, diefstal, gewoontewitwassen en het leiding geven aan een criminele organisatie met het oog op phishing. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 300 dagen jeugddetentie, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 100 uren. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, maar het hof heeft de straf gematigd tot 300 dagen jeugddetentie, waarvan 112 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 90 uren. De verdachte is vrijgesproken van enkele feiten, waaronder het medeplegen van oplichting en computervredebreuk, omdat de medeverdachte was vrijgesproken voor deze feiten. Het hof heeft ook beslist over de vorderingen van benadeelde partijen, waarbij enkele vorderingen zijn toegewezen en andere zijn afgewezen. De verdachte is als leider van een criminele organisatie aangemerkt, die zich bezighield met phishing via valse advertenties op Marktplaats. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002747-22
Parketnummer: 09-857133-20
Datum uitspraak: 8 augustus 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 september 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
adres: [woonadres] [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 300 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren onder oplegging van bijzondere voorwaarden zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Tevens is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en de inbeslaggenomen goederen zoals eveneens nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na aanpassing van de omschrijving ter zitting in eerste aanleg van 9 november 2019 - tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 7 juli 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en (een) ander(en) wederechtelijk te bevoordelen (telkens) hetzij door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) een of meer personen heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten gegevens waarmee kon worden ingelogd in de account van de/een/hun bank, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, op marktplaats zich voorgedaan als (een) bonafide koper(s) en/of (vervolgens) een betaalverzoek van EUR 0,01 verzonden (via een whatsappbericht) naar (een) verkoper(s) waarbij die persoon/personen (verkoper/verkopers) vervolgens naar een phishing website werden geleid, waar hij/zij werd(en) bewogen tot de afgifte van bovenomschreven gegevens.
Zaaksdossiers 1 tot en met 29, zaak 31 en zaak 33 tot en met 36
2.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 7 juli 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen) opzettelijk en wederrechtelijk is binnengedrongen in een geautomatiseerd werk of in een deel daarvan, te weten server(s) van de (beveiligde) internetbankieren omgeving van een bank, althans een deel daarvan, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) de toegang tot de geautomatiseerde werken heeft/hebben verworven:
-met behulp van (een) valse sleutel(s), te weten de (inlog)gegevens voor het internetbankieren (te weten de gebruikersnaam en/of het wachtwoord) van/bij die bank en/of
-door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten als zijnde een of meer geautoriseerde klant(en) van die bank.
Zaaksdossiers 1 tot en met 29, zaak 31 en zaak 33 tot en met 36
3.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 7 juli 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening heeft weggenomen één of meerdere geldbedragen (ter waarde van in totaal EUR 45.901,85) toebehorende aan een of meer personen waarbij de verdachte en zijn mededader(s) het weg te nemen geld onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met behulp van de inloggegevens van de bankaccount van voornoemde personen, waartoe hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren, in te loggen op de bankrekening van die personen en (vervolgens) geldbedragen over te maken naar onder andere de bankrekening van de mediamarkt.
Zaaksdossiers 1 tot en met 29, zaak 31 en zaak 33 tot en met 36
4.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 7 juli 2020 in Nederland, (telkens)tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, althans zich schuldig heeft/hebben gemaakt aan witwassen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (uit hoofde van die gewoonte) (telkens)in voornoemde periode één of meer geldbedragen (in elk geval van een bedrag van totaal EUR 45.901,85) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt, terwijl hij (telkens) wist dat het voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
-eigen- misdrijf;
Zaaksdossier 1 tot en met 31 en zaak 33 tot en met 36
5.
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2019 tot en met 7 juli 2020 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, als leider heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten:
- [ medeverdachte 1] en/of
- [ medeverdachte 2] en/of
- [ medeverdachte3] en/of
- [ medeverdachte 4] en/of
- een of meerdere andere onbekend gebleven persoon/personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten
- oplichting (artikel 326 Wetboek van Strafrecht) en/of
- computervredebreuk (artikel 138ab Wetboek van Strafrecht) en/of
- diefstal met valse sleutel (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) en/of
- ( gewoonte) witwassen (artikel 420bis en/of 420ter Wetboek van Strafrecht).
Zaaksdossier 32
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 388 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 200 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met bijzondere voorwaarden in de vorm van reclasseringscontact en een meldplicht alsmede tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende jeugddetentie.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bespreking grieven van het Openbaar Ministerie

Omvang appel

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal de grieven tegen het vonnis opgegeven. Hieruit blijkt dat het hoger beroep zich richt tegen de vrijspraak van het element medeplegen ten aanzien van feiten 1, 2 en 3 met betrekking tot zaaksdossiers 16 tot en met 22, de vrijspraak van het element medeplegen ten aanzien van feiten 1 en 2 met betrekking tot zaaksdossiers 25, 26, 28 en 29 en de vrijspraak van het element medeplegen ten aanzien van feiten 1 tot en met 4 met betrekking tot zaaksdossier 27. Tevens richt het hoger beroep zich voor wat betreft het onder 5 tenlastegelegde op de omvang van het oogmerk van de criminele organisatie.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

Zaaksdossier 27: vrijspraak ten aanzien van feiten 1 tot en met 4

Aangeefster [aangeefster] had contact met een persoon die gebruikmaakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 1]. De simkaart met dit nummer heeft op 23 februari 2020 in een telefoontoestel voorzien van het IMEI-nummer [IMEI-nummer] gezeten. Uit een onderzoek van de historische verkeersgegevens bleken in dit mobiele telefoontoestel twee simkaarten te hebben gezeten met de nummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3]. Het eerste telefoonnummer was tussen 10 en 29 december 2019 in gebruik bij de verdachte. Het tweede nummer was op 12 en 15 december 2019 in gebruik bij de medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: medeverdachte).
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat het tijdinterval van ongeveer twee maanden tussen het gebruik van het telefoontoestel door de verdachte en de medeverdachte en het telefonisch contact door aangeefster met dit toestel te lang is om daarop de conclusie te baseren dat aangeefster op 23 februari 2020 daadwerkelijk contact heeft gehad met de verdachte of de medeverdachte. Het is onduidelijk wie het telefoontoestel in de tussenliggende periode en ook op die specifieke dag in bezit heeft gehad. Om die reden ontbreekt wettig en overtuigend bewijs omtrent.
Gelet op het voorgaande moet de verdachte ten aanzien van zaaksdossier 27 worden vrijgesproken van de onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten.
Deelvrijspraak medeplegen feiten 1 en 2 (zaaksdossiers 16 tot en met 22, 25, 26, 28 en 29) en feit 3 (zaaksdossiers 16 tot en met 22)
Het hof is, in navolging van de rechtbank, van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen ter zake van de feiten 1 en 2 ten aanzien van de zaaksdossiers 16 tot en met 22, 25, 26, 28 en 29. Tevens moet de verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen ter zake van feit 3 ten aanzien van de zaaksdossiers 16 tot en met 22. Uit het dossier is niet gebleken van enige betrokkenheid van medeverdachten bij deze feiten. Nu niet kan worden vastgesteld dat er door één of meer medeverdachte(n) een materiële of intellectuele bijdrage aan deze feiten is geleverd, zal de verdachte worden vrijgesproken van het medeplegen en worden veroordeeld voor het alleen plegen van deze feiten wat betreft de zojuist genoemde zaaksdossiers.

Feit 5

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat voor het oogmerk van de criminele organisatie niet alleen met de concrete zaaksdossiers rekening moet worden gehouden, maar met het totale aantal van 288 aangiftes en dat deze omvang ook bij de straftoemeting dient te worden betrokken.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – zakelijk weergegeven - op het standpunt gesteld dat de door de advocaat-generaal voorgestelde gang van zaken niet te verenigen is met de onschuldpresumptie. De 288 aangiftes mogen ook niet meewegen in de strafmaat.
Oordeel van het hof
Het hof benadrukt dat de tenlastelegging de grondslag van het strafproces is. De tenlastelegging bepaalt waartegen de verdachte zich moet verdedigen en waarover de rechter een oordeel moet vellen. Anders gezegd, de tenlastelegging strekt ertoe voor de procesdeelnemers de omvang van het strafgeding met de vereiste duidelijkheid vast te leggen. Uitgangspunt is dat alleen een straf wordt opgelegd voor de feiten die door de rechter zijn bewezenverklaard.
Het hof stelt vast dat bij feit 5 de 288 zaken niet concreet worden genoemd. Het hof stelt tevens vast dat in de onderhavige zaak enkel een (beperkt) aantal aangiftes van die 288 zaken, te weten 34 aangiftes, zijn uitgewerkt in het procesdossier. De niet-uitgewerkte aangiftes zijn slechts vermeld in enkele processen-verbaal. Er zijn daarin alleen aangiftenummers genoemd en toegelicht is hoe (de handelingen die aanleiding vormden voor) deze aangiftes kunnen worden gekoppeld aan de wél uitgewerkte aangiftes. De aangiftes zelf zijn niet in het dossier opgenomen. De verdachte is ook niet gehoord over die niet-uitgewerkte aangiftes. De verdachte heeft zich hiertegen dus ook niet kunnen verdedigen. Naar het oordeel van het hof is het betrekken van deze aangiftes bij de omvang van de criminele organisatie niet te verenigen met de onschuldpresumptie. Het standpunt van de advocaat-generaal wordt dan ook niet gevolgd. Gelet op het voorgaande zal het hof de niet-uitgewerkte aangiftes dan ook niet meewegen in de strafoplegging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
een of meertijdstippen gelegen in
of omstreeksde periode van 1 november 2019 tot en met 7 juli 2020 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens
)met het oogmerk om zich
en (een) ander(en)wederechtelijk te bevoordelen
(telkens
)hetzij door het aannemen van een valse naam en
/ofvan een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels,
(telkens
)een
of meer personenpersoonheeft bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten gegevens waarmee kon worden ingelogd in de account van
de/een/hun bank, hebbende verdachte
en/of zijn mededader(s)toen aldaar
(telkens
)met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en
/oflistiglijk en
/ofbedrieglijk en
/ofin strijd met de waarheid, op
Marktplaatszich voorgedaan als
(een
)bonafide koper
(s)en
/of (vervolgens
)een betaalverzoek van EUR 0,01 verzonden
(via een
WhatsAppbericht) naar
(een
)verkoper
(s)waarbij die persoon
/personen,
(verkoper
/verkopers)vervolgens naar een phishing website werd
engeleid, waar hij/zij werd
(en)bewogen tot de afgifte van bovenomschreven gegevens.
Zaaksdossiers 1 tot en met
22, 24 tot en met 26, 28, 29,zaak 31 en zaak 33 tot en met
35.
2.
hij op
een of meertijdstippen gelegen in
of omstreeksde periode van 1 november 2019 tot en met 7 juli 2020 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen
)opzettelijk en wederrechtelijk is binnengedrongen in een geautomatiseerd werk of in een deel daarvan, te weten server(s) van de
(beveiligde
)internetbankieren omgeving van een bank, althans een deel daarvan, waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) (telkens
)de toegang tot de geautomatiseerde werken heeft/hebben verworven:
-met behulp van
(een)valse sleutel
(s
), te weten de
(inlog
)gegevens voor het internetbankieren,
(te weten de gebruikersnaam en
/ofhet wachtwoord
)van/bij die bank en
/of
-door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten als
zijnde een of meergeautoriseerde klant
(en
)van die bank.
Zaaksdossiers 1 tot en met
22, 24 tot en met 26, 28, 29,zaak 31 en zaak 33 tot en met
35.
3.
hij op
een of meertijdstippen gelegen in
of omstreeksde periode van 1 november 2019 tot en met 7 juli 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, (telkens
)met het oogmerk van wederrechtelijk
etoe-eigening heeft weggenomen
één ofmeerdere geldbedragen
(ter waarde van in totaal EUR
1.767,06)toebehorende aan
een of meerpersonen waarbij de verdachte en zijn mededader
(s)het weg te nemen geld onder
zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met behulp van de inloggegevens van de bankaccount van voornoemde personen, waartoe hij, verdachte en
/ofzijn mededader
(s)niet gerechtigd
was/waren, in te loggen op de bankrekening van die personen en
(vervolgens
)geldbedragen over te maken naar onder andere de bankrekening van de
MediaMarkt;
Zaaksdossiers
25, 26, 28 en 29
en
hij op
een of meertijdstippen gelegen in
of omstreeksde periode van 1 november 2019 tot en met 7 juli 2020 in Nederland
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens
)met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening heeft weggenomen
één ofmeerdere geldbedragen
(ter waarde van in totaal EUR
37.577,38)toebehorende aan
een of meerpersonen waarbij de verdachte
en zijn mededader(s)het weg te nemen geld onder
zijn/hunbereik
hebbenheeftgebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met behulp van de inloggegevens van de bankaccount van voornoemde personen, waartoe hij, verdachte
en/of zijn mededader(s)niet gerechtigd was
/waren, in te loggen op de bankrekening van die personen en
(vervolgens
)geldbedragen over te maken naar onder andere de bankrekening van de
MediaMarkt.
Zaaksdossiers 1 tot en met
22, 24, 31,
33 tot en met 35
4.
hij
op een of meer tijdstippen gelegenin
of omstreeksde periode van 1 november 2019 tot en met 7 juli 2020 in Nederland,
(telkens)tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,van het plegen van witwassen een gewoonte heeft
/hebbengemaakt,
althans zich schuldig heeft/hebben gemaakt aan witwassen,immers
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn mededader
(s
) (uit hoofde van die gewoonte
) (telkens)in voornoemde periode
één ofmeerderegeldbedragen
(in elk geval van een bedrag van totaal EUR 45.901,85) verworven en/of voorhanden gehad en/ofovergedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt, terwijl hij
(telkens
)wist dat het voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
-eigen-misdrijf;
Zaaksdossier 1 tot en met
20, 22, 24, 25, 26, 28 en 29
en
hij
op een of meer tijdstippen gelegenin
of omstreeksde periode van 1 november 2019 tot en met 7 juli 2020 in Nederland,
(telkens)tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,van het plegen van witwassen een gewoonte heeft
/hebbengemaakt,
althans zich schuldig heeft/hebben gemaakt aan witwassen,immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s) (uit hoofde van die gewoonte
) (telkens)in voornoemde periode
één ofmeerderegeldbedragen
(in elk geval van een bedrag van totaal EUR 45.901,85) verworven en/of voorhanden gehad en/ofovergedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt, terwijl hij
(telkens
)wist dat het voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
-eigen-misdrijf.
Zaaksdossier
21, 31, 33, 34 en 35
5.
hij in
of omstreeksde periode van
1 november 2019 tot en met 7 juli 2020
te 's-Gravenhage, althansin Nederland, als leider heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten:
- [ medeverdachte 1] en
/of
- [medeverdachte 2] en/of
- [ medeverdachte 3] en
/of
- [ medeverdachte 4]
en/of
- een of meerdere andere onbekend gebleven persoon/personen,welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten
- oplichting (artikel 326 Wetboek van Strafrecht) en
/of
- computervredebreuk (artikel 138ab Wetboek van Strafrecht) en
/of
- diefstal met valse sleutel (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) en
/of
- ( gewoonte) witwassen (artikel 420bis en/of 420ter Wetboek van Strafrecht).
Zaaksdossier 32
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

oplichting, meermalen gepleegd.

Het onder 2 en 3 bewezenverklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van

computervredebreuk, meermalen gepleegd

en

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd

en

diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van gewoontewitwassen

en

gewoontewitwassen.

Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Jeugdstrafrecht
De verdachte was gedurende het grootste deel van de periode waarin de bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd jonger dan 18 jaar en dus minderjarig. De psycholoog en de Raad voor de Kinderbescherming hebben in hun rapporten van respectievelijk 18 februari 2021 en 4 februari 2022 geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. Het hof ziet daarin, met de advocaat-generaal en de verdediging, aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een periode van ongeveer acht maanden meermalen schuldig gemaakt aan oplichting, computervredebreuk, het medeplegen van diefstal door middel van een valse sleutel en (het medeplegen van) gewoontewitwassen. Dit alles gebeurde in het kader van een crimineel samenwerkingsverband, waarvan de verdachte als leider deel uitmaakte. De verdachte heeft slachtoffers benaderd naar aanleiding van door hem geplaatste Marktplaatsadvertenties en vervolgens aan deze slachtoffers een valse link gestuurd waardoor zij op een nepwebsite terechtkwamen. Op deze nepwebsite werden door de verdachte de ingevoerde inloggegevens van de internetbankierenomgeving van de slachtoffers afgevangen. Op deze manier heeft de verdachte een totaalbedrag van meer dan € 39.000,00 weggenomen. De verdachte is daarbij zeer geraffineerd te werk gegaan. Door zo te handelen heeft de verdachte gezorgd voor grote financiële schade, in eerste instantie bij de slachtoffers, maar uiteindelijk ook bij de banken die de slachtoffers deels hebben gecompenseerd. Dit soort strafbare feiten ondermijnt ook het vertrouwen in online platforms voor de aan- en verkoop van consumentenartikelen zoals Marktplaats.nl. De verdachte heeft zich kennelijk alleen laten leiden door zijn eigen financiële gewin. Het hof rekent de verdachte al deze feiten zwaar aan, zeker omdat hieraan slechts door ingrijpen van politie en justitie een einde is gekomen. Blijkens het recent gepubliceerde Cybercrimebeeld Nederland 2024 is met betrekking tot deze feiten sprake van een groot maatschappelijk probleem. Mede daarom dient daartegen strafrechtelijk daadkrachtig te worden opgetreden.
Justitiële documentatie
Het hof heeft tevens acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 juni 2024, waaruit blijkt dat deze niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten die zijn gepleegd voorafgaand aan de onderhavige feiten. De verdachte is op 31 maart 2023 wel onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten die zijn gepleegd na de onderhavige feiten.
Persoon van de verdachte
Het hof heeft voorts acht geslagen op een psychologisch onderzoek Pro Justitia betreffende de verdachte d.d. 18 februari 2021. De rapporteur komt – samengevat en zakelijk weergegeven – tot de volgende bevindingen.
De verdachte heeft een sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde en deze achterstand is in zekere mate van invloed geweest op het ten laste gelegde. Als gevolg van de ontwikkelingsachterstand is de verdachte sterk beïnvloedbaar en hierdoor ingeperkt in zijn keuzevrijheid en handelingsmogelijkheden. Hierdoor kan hij niet volledig verantwoordelijk voor zijn gedrag worden gehouden, niet in het algemeen en ook niet op de momenten van het ten laste gelegde. Dit neemt echter niet weg dat de verdachte tegenwicht aan zijn gedrag had kunnen bieden en alternatief gedrag had kunnen bedenken en vervolgens aanwenden. Hij lijkt ook over een bepaald normbesef te beschikken, ook al kan hij niet concretiseren wat ‘slecht’ bijvoorbeeld zou inhouden. Daarbij heeft het ten laste gelegde zich over een lange periode afgespeeld en heeft de verdachte genoeg gelegenheid en tijd gehad zijn gedrag om te buigen of ervan af te zien. Hiervan heeft hij echter onvoldoende gebruik kunnen maken, doordat hij door de ontwikkelingsachterstand te zeer was ingeperkt in zijn wilsvrijheid. De rapporteur adviseert om de verdachte het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
Het hof neemt de conclusies van de psycholoog voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid over en zal de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op de rapportages van Reclassering Nederland, waaronder het advies van 3 november 2021, waarnaar bij de rapportage van 28 februari 2022 wordt verwezen. Geadviseerd wordt om bijzondere voorwaarden op te leggen inhoudende een meldplicht, een ambulante behandeling en een contactverbod. Het hof zal niet overgaan tot het opleggen van een contactverbod, nu het ten aanzien van de medeverdachte om zijn broer gaat en een contactverbod om die reden niet wenselijk en bovendien moeilijk handhaafbaar is, te meer nu beide broers volgens hun BRP-gegevens op hetzelfde adres zijn ingeschreven. Daarnaast ziet het hof geen aanleiding om als bijzondere voorwaarde een ambulante behandeling op te leggen, nu het oude feiten betreffen en het advies van de reclassering uit 2021 dateert. Evenmin geeft de inhoudelijke behandeling en hetgeen de verdachte bij die gelegenheid over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verklaard aanleiding tot het opleggen van deze bijzondere voorwaarde.
Redelijke termijn
De raadsman heeft overeenkomstig zijn overgelegde pleitnotities betoogd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden en dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de strafoplegging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak, waarin het strafrecht voor jeugdigen is toegepast, te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen zestien maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen en een eindarrest binnen zestien maanden nadat hoger beroep is ingesteld. De verdachte is op 7 juli 2020 in verzekering gesteld en op 22 september 2022 heeft de rechtbank vonnis gewezen. Dat betekent dat de redelijke termijn in eerste aanleg met meer dan 10 maanden is overschreden. Op 4 oktober 2022 heeft de officier van justitie hoger beroep ingesteld en het hof wijst arrest op 8 augustus 2024 hetgeen betekent dat de redelijke termijn in hoger beroep met meer dan 6 maanden is overschreden.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een jeugddetentie voor de duur van 300 dagen waarvan 112 dagen voorwaardelijk en een geheel onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 100 uren, passend en geboden, maar zal deze werkstraf, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen tot een werkstraf voor de duur van 90 uren. Aan het voorwaardelijk gedeelte van de jeugddetentie zal als bijzondere voorwaarde een meldplicht worden verbonden.
Vorderingen benadeelde partijen
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat hoewel enkele benadeelde partijen geen voegingsformulier hebben opgestuurd voor deze zaak, de intentie tot voeging er wel is geweest, zodat geacht moet worden dat deze benadeelde partijen zich wel hebben gevoegd zoals bedoeld in artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
Het hof is van oordeel dat per benadeelde partij moet worden gekeken of deze benadeelde partij zich heeft gevoegd zoals bedoeld in artikel 421, derde lid, Sv. Het standpunt van de advocaat-generaal wordt niet gevolgd, omdat het hof dan moet gaan gissen naar de intenties van de benadeelde partijen. Dat past niet bij dergelijke vorderingen.
Nu de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] zich niet hebben gevoegd zoals bedoeld in artikel 421, derde lid, Sv en zij door de rechtbank niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun vordering, zijn de vorderingen van deze benadeelde partijen niet meer aan de orde in hoger beroep.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 5]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 5] zich als benadeelde partij gevoegd. In de vordering staat echter dat het schadebedrag, te weten € 1.031,49, al reeds is vergoed.
In het dossier bevindt zich een wensenformulier, waarin de benadeelde partij aangeeft dat hij zijn eerder ingediende verzoek wenst te handhaven.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 125,00.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Nu het schadebedrag reeds is vergoed, zal het hof de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 6]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 6] (eerder: [benadeelde partij 6]) zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 455,99 [1] .
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 6]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 455,99 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6].
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 7] zich als benadeelde partij gevoegd. In de vordering staat echter dat het schadebedrag, te weten € 1.455,00, reeds is vergoed.
In het dossier bevindt zich een wensenformulier, waarin de benadeelde partij aangeeft dat hij zijn eerder ingediende verzoek verlaagd met een bedrag van € 1.455,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Nu het schadebedrag reeds is vergoed, zal het hof de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 8] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 1.500,00, bestaande uit € 250,00 materiële schade en € 1.250,00 immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve voor dat onderdeel worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor dat onderdeel niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 8]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 250,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 8].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 9]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 9] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 203,95, bestaande uit € 3,95 materiële schade en € 200,00 immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag, te weten € 3,95.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte ten aanzien van de gevorderde materiële schade niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 9]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 3,95 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 9].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 10]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 10] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 16,57.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 10]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 16,57 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 10].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 11]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 11] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, tot een bedrag van
€ 1.000,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 12]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 12] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 37.751,81.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft de schadeloosstelling niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu dit geen rechtstreekse schade betreft.
Het hof is, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 7 maart 2023 (ECLI:NL:HR:2023:320), van oordeel dat de schadeloosstelling rechtstreekse schade betreft. Nu de verdachte ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld ten aanzien zaaksdossiers 1 tot en met 22, 24 tot en met 26, 28, 29, 31 en 33 tot en met 35, wordt dit onderdeel van de vordering toegewezen tot een bedrag van (€ 34.031,81 - € 364,69 - € 209,96 =) € 33.457,16. Voor wat betreft de gevorderde onderzoekskosten wordt de vordering toegewezen tot een bedrag van (29 dossiers * € 120,00 =) € 3.480,00. Derhalve wordt de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 36.937,16 toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het overige zal het hof bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 12]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 36.937,16 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 12].
Beslag
Ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals deze vermeld zijn onder 5 tot en met 19, 21 tot en met 23 en 48 tot en met 90 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zal het hof de verbeurdverklaring gelasten, nu zij geheel of grotendeels door middel van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde zijn verkregen, dan wel met behulp van deze voorwerpen de onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals deze vermeld zijn onder 3, 4, 20 en 91 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36f, 47, 55, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 138ab, 140, 311, 326 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
300 (driehonderd) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
112 (honderdtwaalf) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen jeugddetentie.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK Computer Kl:Zwart ASUS;
- 8 STK Telefoonkaart LEBARA;
- 1 STK Telefoontoestel Kl:Zilver APPLE A1660;
- 7 STK Telefoonkaart LEBARA;
- 1 STK Telefoontoestel Kl:Zwart APPLE;
- 1 STK Telefoontoestel Kl:Zilver APPLE;
- 1 STK Telefoontoestel Kl:Zwart APPLE;
- 1 STK Telefoontoestel Kl:Wit APPLE;
- 1 STK Telefoontoestel Kl:Wit Grijs APPLE;
- 1 STK Telefoontoestel Kl:Wit Grijs APPLE;
- 1 STK Telefoontoestel APPLE Zwart;
- 1 STK Telefoontoestel Kl:Zwart APPLE;
- 1 STK Telefoontoestel Kl:Zilver APPLE;
- 1 STK Telefoontoestel Kl:Rose Goud APPLE;
- 1 STK Telefoontoestel Kl:Zwart APPLE;
- 1 STK Telefoonkaart Kl:roze T MOBILE;
- 1 STK Geheugensim T MOBILE;
- 7 STK Geheugensim lebara;
- 1 STK Sweater Kl:rood;
- 1 STK Sweater Kl:grijs;
- 1 STK Sweater Kl:grijs;
- 1 STK Sweater Kl:blauw;
- 1 STK Shirt Kl:grijs;
- 1 STK Tas Kl:zwart;
- 1 STK Tas Kl:zwart;
- 1 STK Riem Kl:bruin;
- 1 STK Riem Kl:bruin;
- 1 STK Riem Kl:zwart;
- 1 STK Broek Kl:grijs;
- 1 STK Broek Kl:zwart;
- 1 STK Jas Kl:zwart;
- 3 STK Shirt Kl:wit;
- 1 STK Hoes Kl:zwart;
- 1 STK Broek Kl:zwart;
- 1 STK Shirt Kl:zwart;
- 1 STK Shirt Kl:blauw;
- 1 STK Shirt Kl:grijs;
- 1 STK Sweater Kl:wit;
- 1 STK Shirt Kl:wit;
- 1 STK Trui Kl:blauw;
- 1 STK Jas;
- 1 STK Trui Kl:grijs;
- 1 STK Trui Kl:blauw;
- 1 STK Broek;
- 1 PR Schoenen Kl:wit;
- 1 PR Schoenen Kl:zwart;
- 1 PR Schoenen Kl:zwart;
- 1 PR Schoenen Kl:wit;
- 1 PR Schoenen Kl:blauw;
- 1 PR Schoenen Kl:groen;
- 1 PR Schoenen Kl:rood;
- 1 PR Schoenen Kl:zwart;
- 1 PR Schoenen Kl:bruin;
- 1 PR Schoenen Kl:zwart;
- 1 PR Schoenen Kl:zwart;
- 1 PR Schoenen Kl:wit;
- 1 PR Schoenen Kl:zwart;
- 1 PR Schoenen Kl:zwart;
- 1 PR Schoenen Kl:wit;
- 1 PR Schoenen Kl:zwart;
- 3 DS Doos Kl:bruin.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK Sleutel MERCEDES;
- 1 STK Computer Kl:Zwart LENOVO;
- 1 STK Telefoontoestel Kl:blauw SAMSUNG;
- 3 DS Doos APPLE IPHONE.

Vordering van de benadeelde partij [benadeeld partij 5]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] tot schadevergoeding af.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeeld partij 6] ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 455,99 (vierhonderdvijfenvijftig euro en negenennegentig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 6], ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 455,99 (vierhonderdvijfenvijftig euro en negenennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide voornoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 4 februari 2020.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] tot schadevergoeding af.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 8] ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 8], ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) bestaande uit € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 3 januari 2020.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 9]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 9] ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3,95 (drie euro en vijfennegentig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 9], ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3,95 (drie euro en vijfennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 21 januari 2020.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 10]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 10] ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 16,57 (zestien euro en zevenenvijftig cent) ter zake van materiële schade,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 10], ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 16,57 (zestien euro en zevenenvijftig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 10 januari 2020.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 11]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 11] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 12].

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 12] ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 36.937,16 (zesendertigduizend negenhonderdzevenendertig euro en zestien cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 12], ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 36.937,16 (zesendertigduizend negenhonderdzevenendertig euro en zestien cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 12 juli 2022.
Dit arrest is gewezen door mr. J.W. van den Hurk, mr. Chr.A. Baardman en mr. V.M. de Winkel, in bijzijn van de griffiers mr. J.H.M. Peusken en mr. H.E.M. Lucas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 augustus 2024.
Mr. Chr.A. Baardman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Gelet op de toelichting onder het kopje ‘Verzoek vergoeding proceskosten’ zal het hof de gevorderde € 219,99 aanmerken als materiële schade.