1.3Voor zover eiser betoogt dat verweerder met de in het taxatierapport opgenomen gegevens over de indexering onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt op welke manier hiermee rekening is gehouden, overweegt de rechtbank als volgt. Eiser heeft deze beroepsgrond voor het eerst in de aanvullende beroepsgronden van 13 juni 2022 aangevoerd en verweerder heeft ter zitting verklaard deze een dag voor de zitting te hebben ontvangen. Gezien deze gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat de toelichting van verweerder ter zitting dat de indexering volgt uit marktanalyses voldoende is. Verweerder kon hiermee in dit stadium van de procedure volstaan. De rechtbank betrekt hierbij het feit dat eiser niet heeft gesteld wat er onjuist is aan de gehanteerde indexeringscijfers die in het taxatierapport zijn opgenomen.
2. In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2019. Eiser stelt dat de waarde te hoog is vastgesteld. Volgens hem is de waarde niet hoger dan € 269.00,- of anders
€ 442.000,-. Verweerder is van mening dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld.
3. De onroerende zaak is een vrijstaande woning uit 1820 met een inhoud van 392 m3 gelegen in de wijk [wijk] van [woonplaats] .
4. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de onroerende zaak bepaald op de waarde die eraan moet worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom ervan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet WOZ blijkt dat de WOZ-waarde gelijk dient te zijn aan de prijs die de meest biedende koper betaalt na de meest geschikte voorbereiding. Dit is het uitgangspunt dat de wetgever heeft gekozen bij de waardering volgens de Wet WOZ.
5. Verweerder moet aannemelijk maken dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld. Verweerder heeft ter onderbouwing van de vastgestelde waarde een taxatierapport overgelegd van 25 mei 2022 en daarop een toelichting gegeven.
6. De in het taxatierapport opgenomen vergelijkingsobjecten [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] zijn bruikbaar bij de waardering, omdat deze op de belangrijkste waardebepalende kenmerken, zoals ligging, type, bouwjaar, woonoppervlakte, grondoppervlakte en onderhoudstoestand voldoende vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak. Eiser erkent dat er relatief weinig verkoopcijfers voorhanden zijn van vergelijkbare onroerende zaken die in de directe nabijheid van de onroerende zaak gelegen zijn en die rond de waardepeildatum zijn gerealiseerd. Verweerder heeft daarom kunnen kiezen voor de vergelijkingsobjecten [adres 2] en [adres 3] die wat verder weg gelegen zijn, maar voor wat betreft het type en bouwperiode hetzelfde zijn. Het staat verweerder vrij zelf vergelijkingsobjecten te kiezen en de rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat het door eiser voorgestane vergelijkingsobject, het [adres 5] , buiten beschouwing heeft gelaten, omdat deze niet per se dichterbij de onroerende zaak ligt dan de vergelijkingsobjecten en daarnaast is [adres 5] van 2009 en daarmee van een geheel andere bouwperiode dan de onroerende zaak.
7. Met de bij het taxatierapport gevoegde matrix maakt verweerder inzichtelijk hoe rekening is gehouden met de verschillen in onder meer kwaliteit en onderhoud. Verweerder maakt hiermee aannemelijk dat bij de waardering in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de onroerende zaak. Verweerder heeft aan de onroerende zaak voor wat betreft alle KOUDV-factoren de score voldoende (3) toegekend. De door eiser overgelegde foto’s tonen niet aan dat verweerder voor kwaliteit en onderhoud een lagere score had moeten toekennen doordat hieruit geen gebreken en/of verouderingsverschijnselen naar voren komen die dit rechtvaardigen. Er zijn bijvoorbeeld geen interne of bouwkundige gebreken te zien die reparatiewerkzaamheden op korte termijn noodzakelijk maken.