Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 9 december 2022, waarmee de Staat in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 14 september 2022;
- de memorie van grieven van de Staat;
- de memorie van antwoord in het principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, tevens houdende vermeerdering/wijziging van eis en een incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv van [eiser in incident 1] c.s., met bijlagen;
- de memorie van antwoord in incident van de Staat.
3.De hoofdzaak als achtergrond
4.De incidentele vordering
de gemeente ziet vooralsnog geen aanleiding om de geurberekeningen te laten maken waarom u hebt gevraagd” en 2) aan [eiser in incident 3] , inhoudend: de gemeente wil “
wel de gegevens verstrekken, niet de berekeningen, behalve de openbare. Althans voor zover de inrichting omissie factoren heeft.” En zij geven aan dat [eiser in incident 14] zich genoodzaakt zag de berekeningen zelf te laten maken, waarvoor een factuur van € 2.001,04 is gestuurd betreffende “werkzaamheden periode juli 2023”.
5.Beoordeling van de incidentele vordering
6.Beslissing
- wijst de vordering af;
- houdt de beslissing over de proceskosten in het incident aan totdat in de hoofdzaak zal worden beslist;
in de hoofdzaak
- verwijst de zaak naar de rol van 20 februari 2024 voor memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep tevens akte uitlating wijziging van eis aan de zijde van de Staat;
- houdt iedere verdere beslissing aan.