ECLI:NL:GHDHA:2024:2180

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
22-002050-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens niet tijdig informeren verdachte over bloedonderzoek resultaat

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die werd beschuldigd van rijden onder invloed van alcohol, zoals vastgelegd in artikel 8 van de Wegenverkeerswet (WVW). De kern van de zaak draaide om de vraag of de verdachte op de juiste wijze was geïnformeerd over het resultaat van een bloedonderzoek, dat was uitgevoerd naar aanleiding van een verkeersincident. Het hof stelde vast dat de verdachte niet binnen de voorgeschreven termijn van een week na ontvangst van het laboratoriumverslag schriftelijk op de hoogte was gesteld van de uitslag van het bloedonderzoek en zijn recht op tegenonderzoek. Dit was te wijten aan het feit dat de uitslag naar een inmiddels achterhaald adres was gestuurd, wat niet door de verdachte was opgegeven.

Het hof benadrukte dat de informatieplicht zoals vastgelegd in artikel 17 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer een strikte waarborg vormt voor de rechten van de verdachte. De niet-naleving van deze informatieplicht leidde ertoe dat het resultaat van het bloedonderzoek niet als bewijs kon worden gebruikt. Aangezien er zonder dit resultaat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor een bewezenverklaring, besloot het hof de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging.

De uitspraak van het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan. De advocaat-generaal deed afstand van de bevoegdheid om beroep in cassatie in te stellen, wat de uitspraak definitief maakte.

Uitspraak

Gerechtshof Den Haag

enkelvoudige kamer voor strafzaken
Rolnummer: 22-002050-23
Parketnummer: 10-220591-20
TEGENSPRAAK
Uitspraak van mr. B.P. de Boer van 15 november 2024 in de zaak tegen de verdachte:

naam: [achternaam verdachte],

voornamen:
[voornamen verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [woonadres].
Motivering vrijspraak
Het hof stelt op grond van de inhoud van het dossier vast dat het ervoor moet worden gehouden dat de verdachte niet – zoals wordt voorgeschreven door artikel 17 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer - binnen een week na ontvangst van het verslag, bedoeld in artikel 16 lid 2 van dat Besluit, schriftelijk in kennis van het resultaat van het bloedonderzoek en van het recht op tegenonderzoek, aangezien de uitslag van het laboratoriumonderzoek naar een inmiddels (voor de autoriteiten kenbaar) achterhaald (en niet door de verdachte opgegeven) adres van de verdachte is gestuurd, waardoor hij pas geruime tijd na het bloedonderzoek over de uitkomst daarvan is geïnformeerd.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad (zie onder meer ECLI:NL:HR:2021:1793) blijkt dat het in artikel 17 van het Besluit neergelegde voorschrift dat de verdachte in kennis wordt gesteld van het resultaat van het bloedonderzoek en van het recht op tegenonderzoek behoort tot het stelsel van strikte waarborgen waarmee het onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 is omringd.
De omstandigheid dat artikel 17 van het Besluit niet is nageleefd, brengt dan ook mee dat dat resultaat van het bloedonderzoek niet voor het bewijs kan worden gebezigd.
Zonder dat resultaat resteert onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
mr. B.P. de Boer
De advocaat-generaal doet afstand van de bevoegdheid om beroep in cassatie in te stellen.