ECLI:NL:GHDHA:2025:1018

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
200.343.312/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van de geboorteakte van een minderjarige met Syrische nationaliteit en de toepassing van Syrisch recht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verbetering van de geboorteakte van een minderjarige, geboren uit een Syrisch echtpaar. De ambtenaar van de burgerlijke stand had verzocht om de geslachtsnaam van de minderjarige te wijzigen op basis van de Syrische nationaliteit van de ouders. De rechtbank had eerder besloten dat de geslachtsnaam van de minderjarige moest worden verbeterd, maar de ambtenaar was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren uit een religieus huwelijk in Turkije, de Syrische nationaliteit heeft verkregen via haar vader. Het hof oordeelde dat de geslachtsnaam van de minderjarige moet worden bepaald volgens het Syrische recht, dat het ius sanguinis a patre beginsel hanteert. Dit betekent dat de geslachtsnaam van de vader aan de minderjarige wordt doorgegeven. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en gelast dat de geboorteakte van de minderjarige wordt verbeterd, zodat haar geslachtsnaam als '[geslachtsnaam 2]' wordt vermeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Familie
zaaknummer : 200.343.312/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 23-8958
zaaknummer rechtbank : C/09/658045
beschikking van de meervoudige kamer van 4 juni 2025
inzake
De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] ,
zetelend te [gemeente] ,
hierna te noemen: de ambtenaar.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. de advocaat-generaal van het ressortsparket Den Haag,
zetelend te Den Haag,
hierna te noemen: de advocaat-generaal,
2. [de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
3. [de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 14 mei 2024, uitgesproken onder voormeld zaak- en rekestnummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De ambtenaar is op 11 juni 2024 in hoger beroep van de bestreden beschikking.
2.2
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken van de zijde van de ambtenaar ingekomen:
  • een e-mail met bijlage van 9 juli 2024;
  • een brief met bijlagen van 9 augustus 2024.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 17 april 2025 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
  • de ambtenaar, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] ;
  • de man;
  • de vrouw.
De advocaat-generaal is, hoewel daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4
De ambtenaar heeft ter zitting nog een afschrift van de gegevens uit de basisregistratie personen van 5 juni 2024 overgelegd.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
De man en de vrouw hebben de Syrische nationaliteit.
3.3
De man en de vrouw hebben op [datum] 2017 een religieus huwelijk met elkaar gesloten in Turkije.
3.4
Aan de man en de vrouw is een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 8 onder c Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw).
3.5
Uit de vrouw is geboren: [minderjarige] , op [geboortedatum] 2023 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige] ).
3.6
Op de akte met nummer [aktenummer] van het jaar 2023, opgemaakt op [datum] 2023, voorkomend in het register van geboorten van de gemeente [gemeente] (hierna: de geboorteakte of de geboorteakte van [minderjarige] ), staan de man en de vrouw als de ouders vermeld.
3.7
De man en de vrouw zijn op [datum] 2023 in [woonplaats] met elkaar gehuwd.
3.8
Bij bestreden beschikking is verbetering gelast van de geboorteakte van [minderjarige] (onder meer) voor zover de gegevens van de man op de geboorteakte staan vermeld, in die zin dat die gegevens van de geboorteakte worden afgehaald. Tegen dat gedeelte van het bij bestreden beschikking besliste, is geen hoger beroep ingesteld.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, de verbetering van de geboorteakte van [minderjarige] gelast in die zin dat die akte als volgt wordt verbeterd:
‘in het eerste gedeelte van de akte (KIND):
Geslachtsnaam: [geslachtsnaam 1] ’.
4.2
De ambtenaar is het niet eens met die beslissing. Hij verzoekt het hof om (het hof begrijpt: de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:) de geboorteakte als volgt de verbeteren:
KIND
Geslachtsnaam: [geslachtsnaam 2] ’.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof stelt vast dat de ambtenaar heeft geappelleerd tegen de beslissing van de rechtbank enkel voor zover daarin de verbetering van de geboorteakte van [minderjarige] is gelast in die zin dat daarin komt te staan dat zij de geslachtsnaam ‘
[geslachtsnaam 1] ’bij de geboorte heeft verkregen. Volgens de ambtenaar heeft de rechtbank ten onrechte aansluiting gezocht bij het bepaalde in artikel 10:17 van het Burgerlijk Wetboek (BW), en dient er bij de bepaling van de juiste geslachtsnaam te worden gekeken naar het bepaalde in artikel 10:19 BW. De geslachtsnaam van [minderjarige] moet volgens de ambtenaar niet worden gewijzigd naar ‘
[geslachtsnaam 1] ’, maar naar ‘
[geslachtsnaam 2] ’.
5.2
Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 10:19 lid 1 BW worden de geslachtsnaam en de voornamen van een vreemdeling in beginsel bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft. Als aan een vreemdeling een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) is verleend, of een verblijfsdocument is afgegeven waarop een aantekening als bedoeld in artikel 45c Vw 2000 is geplaatst, geldt volgens artikel 10:17 lid 1 BW dat zijn of haar persoonlijke staat wordt beheerst door het recht van zijn woonplaats, of, indien hij geen woonplaats heeft, door het recht van zijn verblijfplaats.
5.3
Het hof overweegt dat de rechtbank ervan is uitgegaan dat aan [minderjarige] een verblijfsvergunning is verleend als bedoeld in artikel 10:17 BW, namelijk een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 8
onder cVw 2000 jo. artikel 28 Vw 2000: een vergunning ter verlening van asiel voor bepaalde tijd. Echter, uit het afschrift van de gegevens uit de basisregistratie personen van [minderjarige] , dat de ambtenaar ter zitting in hoger beroep heeft overgelegd, blijkt dat aan [minderjarige] een verblijfsvergunning is verleend op grond van artikel 8
onder aVw 2000 jo. artikel 14 Vw 2000: een reguliere vergunning voor bepaalde tijd. De ambtenaar heeft ter zitting verklaard dat de man en de vrouw weliswaar een asielstatus hebben omdat zij als vluchteling naar Nederland zijn gekomen, maar dat [minderjarige] die status niet heeft omdat zij hier is geboren. [minderjarige] is derhalve geen vluchteling, maar een vreemdeling.
5.4
Het hof stelt vast dat aan [minderjarige] geen verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 10:17 lid 1 BW is verleend. De bepaling van haar geslachtsnaam wordt volgens artikel 10:19 lid 1 BW dus beheerst door het recht van de staat waarvan zij de nationaliteit heeft.
5.5
Bij de beantwoording van de vraag welke nationaliteit [minderjarige] heeft, overweegt het hof het volgende. De man en de vrouw hebben de Syrische nationaliteit. Zij hebben op [datum] 2017 een religieus huwelijk met elkaar gesloten in Turkije, welk huwelijk in Syrië wordt gezien als een rechtsgeldig huwelijk, hetgeen wordt bevestigd in de op 15 september 2020 afgegeven huwelijksakte van het Syrische Directoraat Burgerzaken (productie 3 in hoger beroep). Omdat [minderjarige] - naar Syrisch recht - binnen een rechtsgeldig huwelijk tussen de man en de vrouw is geboren, stamt zij ingevolge artikel 128 en 129 van de Syrische Wet op het Personeel Statuut van hen af in juridische zin. Volgens het Syrische nationaliteitsrecht geldt het ius sanguinis a patre beginsel (zie artikel 3 van de Nationaliteitswet van de Syrische Arabische Republiek (24-11-1969)), waardoor [minderjarige] bij de geboorte de Syrische nationaliteit van haar vader, de man, heeft verkregen. De vraag welke geslachtsnaam zij bij de geboorte heeft verkregen, moet derhalve worden beantwoord naar Syrisch recht.
5.6
Volgens artikel 40 van het Syrisch Burgerlijk Wetboek heeft iedereen een voornaam en een geslachtsnaam. De geslachtsnaam van een persoon wordt doorgegeven aan diens kinderen. Omdat [minderjarige] van zowel de vader als de moeder afstamt, zoekt het hof bij de beantwoording van de vraag van wie zij de achternaam krijgt aansluiting bij het in Syrië geldende ius sanguinis a patre beginsel. Dat betekent dat [minderjarige] bij de geboorte de geslachtsnaam van de vader heeft verkregen.
5.7
Gelet op het voorgaande zal het hof het verzoek van de ambtenaar toewijzen en de bestreden beschikking – voor zover aan zijn oordeel onderworpen – vernietigen en beslissen dat de geboorteakte van [minderjarige] wordt verbeterd zodat daarop als haar geslachtsnaam ‘ [geslachtsnaam 2] ’ wordt vermeld.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en, opnieuw beschikkende:
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] tot de verbetering van de akte met nummer [aktenummer] van het jaar 2023, opgemaakt op [datum] 2023, voorkomend in het register van geboorten van de gemeente [gemeente] , in die zin dat deze akte als volgt wordt verbeterd:
in het eerste gedeelte (KIND)
‘Geslachtsnaam: [geslachtsnaam 2] ’.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.E. Sutorius-Van Hees, M.W. Koek en B. du Fossé, bijgestaan door mr. P.J. Salomons als griffier en is op 4 juni 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.