ECLI:NL:GHDHA:2025:1079

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
22-000767-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling door tijdens psychose meermalen in te rijden op een motoragent met ontslag van alle rechtsvervolging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1989, werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling door opzettelijk met een auto op een motoragent in te rijden. De verdachte verkeerde ten tijde van het feit in een psychose, wat leidde tot een discussie over zijn toerekeningsvatbaarheid. Het hof oordeelde dat, hoewel de verdachte in een psychose verkeerde, dit niet uitsloot dat hij (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte niet strafbaar was, omdat hij tijdens het delict niet in staat was om de draagwijdte van zijn daden te begrijpen. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging. De vordering van de benadeelde partij, de motoragent, werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet was aangetoond dat er sprake was van een aantasting in de persoon op andere wijze. Het hof gelastte de teruggave van de in beslag genomen auto aan de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000767-24
Parketnummer: 10-052928-23
Datum uitspraak: 22 mei 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 27 februari 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [geboortedatum] 1989,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair (impliciet subsidiair) tenlastegelegde ontslagen van alle rechtsvervolging.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 februari 2023 te Rhoon, gemeente Albrandswaard ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om rijdend in een personenauto (merk: Mercedes) op de Rijksweg A15 ter hoogte van [locatie] verbalisant [verbalisantnummer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met volle vaart althans aanmerkelijk snelheid
- op en/of in de richting van een politiemotor met daarop verbalisant is ingereden waardoor verbalisant van zijn motor is afgesprongen en/of
- op en/of in de richting van verbalisant, terwijl die op dat moment klem stond tussen een auto en vangrail, is ingereden en/of
- op en/of in de richting van verbalisant, terwijl verbalisant zich op de snelweg bevond en meermalen probeerde te ontwijken, is ingereden en/of
- op en/of in de richting van verbalisant, terwijl die op dat moment achter een personenauto stond, is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 februari 2023 te Rhoon, gemeente Albrandswaard verbalisant [verbalisantnummer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meermalen, althans eenmaal, met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (merk: Mercedes) op die verbalisant [verbalisantnummer] met volle vaart althans aanmerkelijk snelheid
- op en/of in de richting van een politiemotor met daarop verbalisant in te rijden waardoor verbalisant van zijn motor is afgesprongen en/of
- op en/of in de richting van verbalisant, terwijl die op dat moment klem stond tussen een auto en vangrail, in te rijden en/of
- op en/of in de richting van verbalisant, terwijl verbalisant zich op de snelweg bevond en meermalen probeerde te ontwijken, in te rijden en/of
- op en/of in de richting van verbalisant, terwijl die op dat moment achter een personenauto stond, in te rijden;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt. Het hof komt onder meer tot een enigszins andere bewezenverklaring en tot een andere beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Bespreking bewijsverweer
Poging doodslag
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de poging tot doodslag op de aangever.
Poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel
Ten aanzien van de tenlastegelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, overweegt het hof het volgende.
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte ten tijde van het incident als volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd vanwege een psychose en derhalve geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangever.
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel – ook aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
Het hof gaat op basis van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden:
Verbalisant [verbalisantnummer] (hierna: de aangever) was op 20 februari 2023 als motoragent werkzaam toen hij een melding kreeg van een incident op de A15. Ter plaatse gekomen zag hij dat er een file was ontstaan en zag hij de auto, bestuurd door (naar later bleek) verdachte (grijze Mercedes A-klasse), voor een vrachtwagen staan. De Mercedes probeerde via de afrit Rhoon weg te rijden, waarop de aangever achter hem aanreed. Toen de Mercedes plotseling een noodstop maakte reed aangever met zijn motor voorbij de Mercedes en kwam hij links voor de Mercedes te staan. Op het moment dat de aangever achterom keek wat de bestuurder van de Mercedes aan het doen was, zag hij de Mercedes zijn kant op rijden. Daarop heeft de aangever zijn motor laten vallen en is hij weggesprongen. De Mercedes raakte de aangever hierbij net niet. De verdachte is met zijn Mercedes in totaal vier keer op de aangever afgereden. Deze verklaring wordt ondersteund door twee getuigen, die hebben verklaard dat zij hebben gezien dat de Mercedes op de agent af reed en dat dit meerdere keren gebeurde.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat de gedragingen van verdachte – te weten het opzettelijk tot viermaal toe met aanmerkelijke snelheid op korte afstand inrijden op een (min of meer onbeschermde) politieagent - naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is het hof niet gebleken.
Dat de verdachte ten tijde van het feit in een psychose verkeerde, staat niet aan de bewezenverklaring van opzet in de weg. Een psychische stoornis die - in het kader van de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte – aan een toerekening van het feit in de weg staat, sluit het aannemen van opzettelijk handelen immers slechts uit indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen heeft ontbroken. Niet aannemelijk is geworden dat dit ten tijde van het tenlastegelegde het geval is geweest bij de verdachte. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij ten tijde van het tenlastegelegde probeerde zichzelf in veiligheid te brengen, dat hij op een bepaald moment heeft gezien dat er een motoragent voor hem stond, dat hij wilde wegkomen uit de situatie en dat hij op enig moment heeft geremd omdat hij niet wilde doorrijden. Daaruit volgt naar het oordeel van het hof dat de verdachte ten tijde van zijn handelen wel degelijk nog enig inzicht heeft gehad in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan. Ook de gedragskundige rapportages behelzen geen bevindingen of conclusies die in de weg staan aan dat oordeel.
Het hof verwerpt het verweer.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat het primair tenlastegelegde in zoverre wettig en overtuigend is bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks20 februari 2023 te Rhoon, gemeente Albrandswaard ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om rijdend in een personenauto (merk: Mercedes) op de Rijksweg A15 ter hoogte van [locatie] verbalisant [verbalisantnummer] opzettelijk
van het leven te beroven, althanszwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
meermalen, althans eenmaal,met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met
volle vaart althansaanmerkelijk
esnelheid
- op en/of in de richting van een politiemotor met daarop
dieverbalisant is ingereden waardoor
dieverbalisant van zijn motor is afgesprongen en
/of
- op en/of in de richting van
dieverbalisant, terwijl die op dat moment klem stond tussen
deauto en vangrail, is
(in
)gereden en
/of
- op en/of in de richting van
dieverbalisant, terwijl
dieverbalisant zich op de snelweg bevond en
hemmeermalen probeerde te ontwijken, is
(in
)gereden en
/of
- op en/of in de richting van
dieverbalisant, terwijl die op dat moment achter een personenauto stond, is
(in
)gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
;.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

poging tot zware mishandeling.

Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid van de verdachte
Over de verdachte is op 13 december 2023 gerapporteerd door D. Harari (psychiater) en I. Schilperoord (GZ- psycholoog), beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Almere.
Uit de rapportage van de gedragsdeskundigen komt onder meer naar voren dat de verdachte vanaf minstens eind januari 2023 een ernstige, langdurige en vergaande psychotische episode heeft doorgemaakt, waarbij sprake was van paranoïde wanen, angst en cognitieve desorganisatie. De psychotische ontregeling was aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en heeft het functioneren van de verdachte aangetast in die zin dat zijn denken paranoïde vertekend was en hij geen adequaat beeld had van de situatie en de context waarin hij zich bevond. Op cognitief vlak was het denken gedesorganiseerd, waardoor betrokkene niet in staat was om zijn situatie te begrijpen en problemen op te lossen. Affectief was hij ontregeld en was zijn beleving gekleurd door hevige angsten, maar ook euforie en grootheidsgevoelens.
De psychotische ontregeling bepaalde naar het inzicht van de onderzoekers volledig het handelen van de verdachte. Geadviseerd wordt om het tenlastegelegde geheel niet aan hem toe te rekenen.
Op grond van de hiervoor weergegeven conclusies van de gedragsdeskundigen, die het hof volgt en tot de zijne maakt, komt het hof – met de rechtbank - tot het oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van de ten laste gelegde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van
de geestvermogens, en dat het bewezen verklaarde feit niet aan de verdachte kan worden toegerekend. Het hof zal de verdachte om die reden ontslaan van alle rechtsvervolging.
Geen maatregel
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of al dan niet nadere behandeling van de verdachte geïndiceerd is en of die behandeling in enig strafrechtelijk kader zou moeten plaatsvinden.
In het voormeld rapport wordt in dit verband overwogen dat het risico op gevaarzettend gedrag gekoppeld is aan de aanwezigheid van de psychose zodat het risico ook wordt bepaald door de uitvoering en het succes van een behandeling en de mate waarin stabiliteit wordt bereikt. Betrokkene is primair geen antisociale man en zal vanuit zijn persoonlijkheid en de manier waarop hij leeft niet geneigd zijn tot crimineel of anderszins grensoverschrijdend, agressief of impulsief gedrag. Het risico op recidive wordt vanuit zijn persoonlijkheid als zeer laag ingeschat. Door het beperkte ziekte-inzicht en de neiging tot zelfoverschatting bestaat het gevaar dat hij zichzelf zal overvragen, hetgeen een psychotische decompensatie met een toename van risico voorstelbaar maakt. Een behandeling gericht op het bereiken en behouden van psychische stabiliteit en het vermijden van psychotische ontregeling, door middel van passende farmacotherapie, aanvullende diagnostiek en psycho-educatie, is aangewezen.
Uit het aanvullend reclasseringsadvies van 10 april 2025 blijkt onder meer het volgende:
De verdachte is er sinds zijn invrijheidstelling goed in geslaagd zijn leven op de rit te krijgen. Hij werkt sinds februari 2025 fulltime als coach bij een instelling die opleidings- en re-integratieactiviteiten aanbiedt.
Hij heeft inmiddels zelfstandige woonruimte en de ambulante begeleiding van het Leger des Heils wordt voortgezet. De verdachte krijgt ook een ambulante behandeling bij Antes zorg, een ggz-instelling. Daarnaast gebruikt hij antipsychotica en is hij volgens zijn behandelaar behandel- en medicatietrouw. Sinds de invrijheidsstelling van de verdachte in februari 2024 is er geen sprake geweest van een psychotische ontregeling. De reclassering ziet geen meerwaarde in de inzet van behandeling en/of hulpverlening in strafrechtelijk kader, nu de verdachte reeds in behandeling is en begeleiding krijgt in een vrijwillig kader. Dit wordt afdoende geacht.
Gelet op het voorgaande zal het hof – in navolging van de rechtbank en de vordering van de advocaat-generaal - aan de verdachte geen maatregel opleggen.
Vordering tot schadevergoeding van verbalisant [verbalisantnummer] als benadeelde partij
In het onderhavige strafproces heeft verbalisant [verbalisantnummer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Primair wordt als grondslag van de vordering benoemd artikel 6:106 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW). De verdachte zou het oogmerk hebben gehad om benadeelde nadeel dat niet in vermogensschade bestaat toe te brengen. Subsidiair wordt de grondslag van de vordering gevormd door artikel 6:106 sub b BW. Benadeelde zou door het handelen van de verdachte op 'andere wijze in zijn persoon zijn aangetast' als bedoeld in artikel 6:106 sub b BW.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 1.000,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof overweegt ten aanzien van de primaire grondslag als volgt.
Dat de verdachte opzettelijk meermalen op de benadeelde partij is ingereden (hetgeen door het hof is gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling) volstaat niet om het als primaire grondslag genoemde oogmerk aan te nemen (zie daarvoor ECLI:NL:HR:2020:868 en ECLI:NL:HR:2024:836).
Voor wat betreft de subsidiaire grondslag geldt het volgende.
Uit vaste jurisprudentie volgt dat de partij die zich op aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ beroept, voldoende concrete gegevens zal moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is in beginsel vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Naar het oordeel van het hof is aannemelijk dat het handelen van de verdachte impact heeft gehad op de benadeelde partij en gevoelens van onveiligheid bij hem heeft veroorzaakt, zoals vermeld in de toelichting op de vordering van de benadeelde partij. Dit brengt echter niet zonder meer met zich dat sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. Het hof stelt vast dat de gestelde immateriële schade – behoudens een algemene weergave van de gevolgen – niet is onderbouwd met enig stuk, terwijl zich hier ook niet de situatie voordoet waarin de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Dat maakt dat onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze.
Naar het oordeel van het hof levert nader onderzoek naar de gevolgen van het feit ten behoeve van de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
In beslag genomen voorwerp
De advocaat-generaal heeft gevorderd de personenauto, Mercedes-Benz [type], kenteken [kenteken], goednummer PL1700-2023057009-6533131 terug te geven aan de verdachte.
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
Nu het hof om de hiervoor genoemde redenen de verdachte niet strafbaar acht, verzet het belang van strafvordering zich niet (langer) tegen de teruggave van de in beslag genomen personenauto (Mercedes) en zal een last worden gegeven tot teruggave daarvan aan de verdachte.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en
ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart de benadeelde partij, verbalisant [verbalisantnummer], niet-ontvankelijkin de vordering tot schadevergoeding.
Gelast de teruggave aan de verdachtevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: personenauto, Mercedes-Benz [type], kenteken [kenteken], goednummer PL1700-2023057009-6533131.
Dit arrest is gewezen door
mr. G. Knobbout, als voorzitter,
mr. G.C. Haverkate en mr. B.P. de Boer, leden,
in bijzijn van de griffier mr. L.R.A. Besteman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 mei 2025.