Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellante 1] ,gevestigd te [vestigingsplaats appellante 1] ,
[appellante 2],
gevestigd te [vestigingsplaats appellante 2] ,
[appellant 3],
wonende te [woonplaats appellant 3] ,
1.[geïntimeerde 1] ,gevestigd te [vestigingsplaats geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
gevestigd te [vestigingsplaats geïntimeerde 2] ,
[geïntimeerde 3],
gevestigd te [vestigingsplaats geïntimeerde 3] ,
[geïntimeerde 4],
gevestigd te [vestigingsplaats geïntimeerde 4] ,
[geïntimeerde 5],
gevestigd te [vestigingsplaats geïntimeerde 5] ,
[geïntimeerde 6],
wonende te [woonplaats geïntimeerde 6] ,
[geïntimeerde 7],
wonende te [woonplaats geïntimeerde 7] ,
- de akte van [appellanten] met productie 40;
- de akte van [geïntimeerden] met productie 44;
- de antwoordakte van [appellanten] met productie 41; en
- de antwoordakte van [geïntimeerden]
"directeur". Deze overeenkomst is medeondertekend door [appellant 3] in privé. Bij brief van 28 november 2013 heeft [geïntimeerde 1] deze overeenkomst beëindigd.
[bestuurder gegunde vennootschap] indirect aandeelhouder en bestuurder is. Op 10 december 2014 heeft [spoorwegexploiteur] de [verkoopprocedure] -portefeuille geleverd aan [gegunde vennootschap] .
€ 3.600.000,-- verrekend met een vordering van [gegunde vennootschap] uit hoofde van een geldlening aan [betrokken vennootschap] , die dateert van 12 december 2014.
€ 3.600.000,--.
“De heer [geïntimeerde 7] heeft na vertrek van [appellant 3] onderzoek gestart en ziet daarbij de nodige onverklaarbare cashopnames door [appellant 3] . Zijn die mogelijk gebruikt om doorbetaald te worden aan `handlangers'?
Het vermoeden is gerezen dat nadeel is ondervonden door [geïntimeerde 1] en voordeel voor [spoorwegexploiteur] en personen bij [spoorwegexploiteur] en bij [geïntimeerde 1] (de heer [appellant 3] ). Het vermoeden is dat de heer [appellant 3] bij de malversaties samenwerkte met iemand van [spoorwegexploiteur] . Het vermoeden bestaat dat er een familierelatie is tussen de heer [appellant 3] en een (oud)medewerker van [spoorwegexploiteur] .
Het beeld is dat er eerst transacties zijn gedaan voor prijzen ruim boven de marktwaarde, om zo binnen te komen en positie te verwerven bij [spoorwegexploiteur] . Uiteindelijke doel was het verwerven van [verkoopprocedure] .
[verkoopprocedure] was aantrekkelijk omdat er een miljoenenbedrag werd meegegeven voor het onderhoud. Dat geld was nodig om de financiering van de uitkoop voor en van mede eigenaar [appellant 3] mogelijk te maken. Of het een goede deal was, was niet van belang als er maar voldoende cash binnenkwam voor de uitkoop.
De heer [geïntimeerde 7] is van mening dat de waardering van de toekomstige onderhoudskosten veel te laag is. De voorziening is niet toereikend voor de te maken kosten (gat van 8 tot 12 mln). We willen nagaan hoe dit in de procesgang binnen [spoorwegexploiteur] is gegaan. Het verschil is te groot om niet besproken te zijn?! De heer [geïntimeerde 7] signaleert ook dat de onderhoudsvoorziening bij de tweede groenportefeuille in vergelijk met die op de eerste compleet uit balans is. Dit onderstreept het dubieuze karakter van de eerste. In zijn ogen maakt de verkoper goede sier met de deal en is niet uit te sluiten dat er een deel van de 'winst' via [appellant 3] naar de verkoper is gegaan.
In februari 2011 (vlak na het passeren van [verkoopprocedure] ) is er door een [spoorwegexploiteur] medewerker een privé transactie gedaan met een dochterbedrijf van [geïntimeerde 1] . Een verhuurd appartement(srecht) in Eindhoven is verkocht voor een bedrag van 270.000. Aanvullend is nog 30.000 betaald voor inboedel. Wellicht ging de notaris niet akkoord met een prijs van 300.000?! Begin 2015 is dit appartement (na een jaar in verkoop te hebben gestaan) verkocht voor 190.000. De makelaar gaf aan dat de prijs van 270.000 niet realistisch was.
[verkoopprocedure] is uiteindelijk gegund aan [gegunde vennootschap] . Dit is nota bene de hoofdaannemer van [geïntimeerde 1] . [geïntimeerde 1] deed het beheer van [verkoopprocedure] en had dit deels uitbesteed aan[gegunde vennootschap] .
Vraag is of [gegunde vennootschap] wel was uitgenodigd voor de tender. En of geheimhouding is geschonden door een lek bij [spoorwegexploiteur] . De koper wist heel veel.
Voor [geïntimeerde 1] is duidelijk dat [gegunde vennootschap] de informatie uit de systemen van [geïntimeerde 1] gebruikt heeft voor de bieding. Vanwege de werkzaamheden voor [geïntimeerde 1] hadden ze daar toegang toe.
[geïntimeerde 1] schreef (als huidige beheerder) in voor 7,1 mln in. De koper ( [bestuurder gegunde vennootschap] ) voor 6,6 mln. Dit verschil is relatief klein en het is dubieus om op basis van 0,5 mln aan een nieuwe partij te gunnen, die geen ervaring heeft met beleggen in vastgoed maar aannemer is. De heer [geïntimeerde 7] is hier ontstemd over. Is aan koper doorgegeven dat ze onder de 7 mln moesten bieden?
Directeur [geïntimeerde 7] stuurt ons een lijst met de dubieuze transacties (5 tot 6 transacties) waarbij [geïntimeerde 1] teveel heeft betaald aan[spoorwegexploiteur] . Doel: in een goed blaadje komen bij [spoorwegexploiteur] . Te beschouwen als een entree fee. Daarnaast zijn ook 'reguliere' transacties gedaan. Zo is vorig jaar nog grond gekocht van [geïntimeerde 1] . In het gesprek worden de volgende dubieuze transacties genoemd: 1e Heren van Twente (in 2007/2008 gekocht voor 4,4 mln, waarde 2,5 mln); 2e Heerlen grond in erfpacht in 2011, grond heeft geen waarde en 3e Akkrum loods in maart 2011 voor 211.000 terwijl de waarde 60.000 is; 4e Barneveld; 5e Stroe.”
“ [spoorwegexploiteur] Bijzonder Onderzoek [verkoopprocedure] ”(hierna: het PWC-rapport) uitgebracht.
te Rotterdam .
aanwezig zijn.
29 februari 2016 met (in ieder geval) [geïntimeerde 7] gesprekken gevoerd over de gang van zaken met betrekking tot de aandelentransactie van [voormalige besloten vennootschap] .
“Wijdemelk”.
[appellant 3] en [appellante 1] ter zake aansprakelijk zijn. Bij arrest van
13 november 2018 heeft dit hof in het hoger beroep het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen op basis van de gestelde aansprakelijkheid alsnog afgewezen. Bij arrest van 3 mei 2022 heeft dit hof het geding in die zaak heropend, in de kern omdat [appellant 3] en [appellante 1] opzettelijk (en aantoonbaar) een verkeerde voorstelling van zaken hebben gegeven en relevante stukken hadden achtergehouden. Bij eindarrest van 30 juli 2024 [2] in die zaak heeft dit hof het vonnis van de rechtbank alsnog bekrachtigd en [appellant 3] en [appellante 1] veroordeeld in de proceskosten. Dat arrest is in kracht van gewijsde gegaan.
een en ander te vermeerderen met wettelijke handelsrente.
[appellant 3] [gegunde vennootschap] heeft geholpen bij het verkrijgen van de [verkoopprocedure] -portefeuille.
[gegunde vennootschap] zonder [voormalige besloten vennootschap] vooraf te informeren.
grief 1.
[geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 5] en [geïntimeerde 4]nog een keer extra bij aan het oordeel in de onderhavige zaak dat de aangifte bij de politie niet onrechtmatig was.
tgevoerd - welk citaat door [appellanten] expliciet aan haar stelling ten grondslag is gelegd - blijkt echter dat daar geen sprake van is. [geïntimeerde 7] heeft slechts zijn standpunt over de gemaakte afspraken (in het bijzonder de wijze waarop artikel 4 van de koopovereenkomst moet worden uitgelegd) met de Belastingdienst gedeeld. Het stond en staat [geïntimeerde 7] vrij om dat te doen, temeer omdat dat standpunt gelet op wat hiervoor onder 4.6. is overwogen op z'n minst niet volledig uit de lucht gegrepen lijkt. Het verkondingen van een standpunt, welk standpunt ook aan het verweer in onderhavige procedure ten grondslag is gelegd, is niet onrechtmatig jegens [appellanten] , ook niet wanneer dat standpunt strijdig is met dat van [appellanten] Dat de verklaringen van [geïntimeerde 7] er (mogelijk) toe hebben geleid dat de Belastingdienst op 1 december 2015 aan [appellante 1] een - naar wat achteraf is gebleken onterechte - naheffingsaanslag heeft opgelegd van € 702.521,-, maakt dit niet anders. De Belastingdienst heeft een eigen verantwoordelijkheid te beslissen of en zo ja welke stappen er worden ondernomen op basis van de informatie die ze verkrijgt over een bepaalde kwestie.
nzaken behoeft het door [appellanten] gestelde (en door [geïntimeerde 1] betwiste) causale verband tussen deze uitlatingen en de door Duvar gestelde geleden schade in verband met de aan haar opgelegde naheffingsaanslag geen bespreking.”
grief 2.
c.s. met de melding bij [spoorwegexploiteur] en de opgevoerde schade staat evenmin in causaal verband met deze melding.
heeft beschouwd en dat het gesprek met hem, in ieder geval wat [geïntimeerde 7] betreft, een vertrouwelijk karakter had. De in zoverre onweersproken gang van zaken - [geïntimeerde 7] / [geïntimeerde 1] heeft de gestelde onregelmatigheden niet aan de ‘grote klok’ gehangen - kan niet worden geduid als onzorgvuldig optreden van [geïntimeerde 7] / [geïntimeerde 1] op dit punt.
grief 3.
Grief 4waarmee [appellanten] betogen dat [geïntimeerden] in de proceskosten van beide instanties dient te worden veroordeeld, faalt daarom. De proceskosten in hoger beroep bedragen € 21.232,--. Het gaat om een bedrag van € 5.689,-- aan griffierecht en een bedrag van € 15.543,-- aan salaris advocaat (tarief VIII, 2 punten).
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van
- veroordeelt [appellanten] hoofdelijk in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op € 21.232,--;
- bepaalt dat als [appellanten] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak hebben voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend [appellanten] hoofdelijk de kosten van die betekening moeten betalen, plus extra nakosten van € 92,--, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.