ECLI:NL:GHDHA:2025:1144

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
200.334.881/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling overeenkomsten van geldlening en uitleg vaststellingsovereenkomst met betrekking tot dwaling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Jacaranda Trading B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. Jacaranda had geld uitgeleend aan [geïntimeerde 1] en er was een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin [geïntimeerde 1] haar handelsvoorraad zou overdragen aan Jacaranda. Jacaranda stelt dat [geïntimeerde 1] tekort is geschoten in deze overeenkomst door een specifieke auto, de Range Rover, niet over te dragen. Jacaranda doet ook een beroep op dwaling, omdat zij meent dat [geïntimeerde 1] niet eerlijk heeft gecommuniceerd over de status van de Range Rover. Het hof oordeelt dat [geïntimeerde 1] niet tekort is geschoten en dat het beroep op dwaling niet slaagt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van Jacaranda af. De proceskosten worden aan Jacaranda opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.334.881/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : C/10/647751 / HA ZA / 22-910
Arrest van 24 juni 2025
in de zaak van
Jacaranda Trading B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
appellante,
advocaat: mr. M.A.J. Kemps, kantoorhoudend in Eindhoven,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

gevestigd in [vestigingsplaats geïntimeerde 1] ,
2. [geïntimeerde 2],
gevestigd in [vestigingsplaats geïntimeerde 2] ,
3. [geïntimeerde 3],
wonende in [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. M.H. Gardien, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof noemt appellante hierna Jacaranda en geïntimeerden [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] .

1.De zaak in het kort

1.1
Jacaranda heeft geld uitgeleend aan [geïntimeerde 1] . Ter afwikkeling van die geldleningsovereenkomst hebben [geïntimeerde 1] en Jacaranda een vaststellingsovereenkomst gesloten. [geïntimeerde 1] , die zich bezighoudt met de handel in personenauto’s, zou volgens die overeenkomst haar hele handelsvoorraad overdragen aan Jacaranda. Volgens Jacaranda is [geïntimeerde 1] tekort geschoten in de nakoming van die overeenkomst door een bepaalde auto niet over te dragen. Ook doet Jacaranda een beroep op dwaling.
1.2
Het hof komt tot het oordeel dat [geïntimeerde 1] niet is tekort geschoten en het beroep op dwaling niet slaagt.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 30 oktober 2023, waarmee Jacaranda in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 2 augustus 2023;
  • het anticipatie-exploot uitgebracht door [geïntimeerde 1] van 13 november 2023;
  • de memorie van grieven van Jacaranda, met bijlagen;
  • de memorie van antwoord van [geïntimeerde 1] .
2.2
Op 1 april 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht, mr. Gardien aan de hand van pleitaantekeningen die hij heeft overgelegd.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Jacaranda drijft een onderneming die zich bezighoudt met de handel in en verhuur van machines, bedrijfsvoertuigen en personenauto’s. De feitelijk bestuurder en uiteindelijk belanghebbende van Jacaranda is [bestuurder Jacaranda] .
3.2
[geïntimeerde 1] exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met de handel in exclusieve personenauto’s. [geïntimeerde 3] is via [geïntimeerde 2] bestuurder en enig aandeelhouder van [geïntimeerde 1] . [geïntimeerde 1] verkoopt eigen auto’s en ook auto’s van derden die aan haar in consignatie zijn gegeven.
3.3
Tussen Jacaranda en [geïntimeerde 1] is op enig moment een samenwerking tot stand gekomen. Jacaranda heeft in dat kader geldleningen verstrekt aan [geïntimeerde 1] . Onderdeel van de samenwerking maakte ook uit dat een bij Jacaranda werkzame boekhouder, [boekhouder] , door Jacaranda was uitgeleend aan [geïntimeerde 1] . Tot zekerheid voor de nakoming van de op [geïntimeerde 1] rustende verplichtingen aan Jacaranda is bij onderhandse akte van 25 februari 2022 een pandrecht gevestigd op huidige en toekomstige autovoorraad van [geïntimeerde 1] voor al hetgeen Jacaranda nu of in de toekomst van [geïntimeerde 1] te vorderen heeft.
3.4
[geïntimeerde 1] heeft op 24 juni 2022 een factuur opgemaakt bestemd voor [belanghebbende vennootschap 1] . Op deze factuur is vermeld de levering aan [belanghebbende vennootschap 1] van een Range Rover Sport Urban voor een verkoopprijs van € 155.000. Het hof zal deze auto hierna aanduiden als ‘de Urban’. Verder is vermeld de inruil door [belanghebbende vennootschap 1] van een Land Rover Range Rover Sport voor een inruilwaarde van € 115.000. Deze auto zal het hof hierna aanduiden als ‘de Range Rover’. De Urban had [geïntimeerde 1] in consignatieverkoop gekregen ten behoeve van [belanghebbende] . Op 28 juli 2022 is er onder [geïntimeerde 1] strafvorderlijk beslag gelegd ten laste van [belanghebbende] , op al hetgeen [belanghebbende] in verband met het voertuig of de verkoop daarvan van [geïntimeerde 1] te vorderen heeft.
3.5
Op 24 augustus 2022 heeft de deurwaarder in opdracht van Jacaranda ten laste van [geïntimeerde 1] pandhoudersbeslag gelegd ex artikel 496 lid 2 Rv. In het door de deurwaarder opgemaakte proces-verbaal staat dat beslag is gelegd op tweeëndertig auto’s. De deurwaarder heeft die elk voorzien van een nummer. De Range Rover is aangeduid met nummer 15. In het proces-verbaal staat verder:
“De heer [geïntimeerde 3] verklaarde mij dat derden eigendomsrechten hebben op de door mij in beslag genomen roerende zaken onder kantnummer(s) 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 16, 17, 18, 21, 22, 24, 28, 29, 30 en dat bewijsstukken van deze rechten aan het kantoor van Vurich gerechtsdeurwaarders zullen worden toegezonden.”
3.6
Op 25 augustus 2022 is er overleg op gang gekomen tussen (de juridisch adviseurs van) [geïntimeerde 1] en Jacaranda over het treffen van een regeling.
3.7
Op 26 augustus 2022 is de Range Rover, die toen op naam stond van [geïntimeerde 1] , op naam gesteld van [geïntimeerde 3] in privé. Eerder op die dag vond een WhatsApp-conversatie plaats tussen [boekhouder] (de boekhouder die door Jacaranda was uitgeleend aan [geïntimeerde 1] ) en [werknemer Jacaranda] . [werknemer Jacaranda] appte aan [boekhouder] : “Nummer 15 is daar een factuur van?”. [boekhouder] antwoordde daarop: “Die heb ik niet in mijn voorraadlijst staan en word ook niet aangegeven als consignatie”. Daarop antwoordde [werknemer Jacaranda] : “OK” en “Apart”. Kort na die WhatsApp-conversatie heeft [werknemer Jacaranda] een mail gestuurd aan [juridisch adviseur Jacaranda] met als onderwerp “Lijst [boekhouder] ”. Bij deze mail was gevoegd een lijst met auto’s bij [geïntimeerde 1] waar de Range Rover op voorkomt. Achter de Range Rover staat een X. Onderaan de lijst staat: “X zou consignatie zijn”. Nog weer later op dezelfde dag stuurde mr. Lenningh, die de belangen van [geïntimeerde 1] behartigde, een email aan mr. Kemps (de advocaat van Jacaranda) waarin staat:
“Hierbij (…) de lijst met voertuigen in consignatie bij, in eigendom van en “hotel” bij cliënte. Deze lijst stemt overeen met die vanmiddag voor “in eigendom” is overgelegd aan de heer [juridisch adviseur Jacaranda] . Van de status consignatie en hotel zijn schriftelijke overeenkomsten voorhanden, op één na zoals u ziet. Uw cliënte zal de lijst bekend voorkomen en kunnen bevestigen dat dit klopt.”
Bij de hiervoor genoemde mail van mr. Lenningh aan mr. Kemps zat een lijst. Ten aanzien van de Range Rover is hierop vermeld in de hieronder met vierkante haken aangeduide kolommen:
“[Eigendom/Cosignatie/Hotel] Consignatie
[Schriftelijke overeenkomst] Ja
[Wie] [bestuurder belanghebbende vennootschap 1] ”
3.8
Tussen alle onder 3.1 en 3.2 genoemde partijen alsmede [belanghebbende vennootschap 2] (aan de zijde van Jacaranda) is op 12 september 2022 een vaststellingsovereenkomst (hierna: VSO) gesloten. In de VSO staat voor zover van belang het volgende:
“In aanmerking nemende dat:
(…)
C) [geïntimeerde 1] tot zekerheid voor de nakoming van de voor haar uit Geldlening I voortvloeiende verplichtingen pandrecht heeft gevestigd op haar handelsvoorraad, zoals opgenomen in Bijlage 1, hierna aan te duiden als “de Voorraad”;
(…)
Komen overeen als volgt:
Artikel 1 Geldlening I & de Voorraad
(…)
2. Per de datum van ondertekening van deze overeenkomst verkoopt en levert [geïntimeerde 1] de Voorraad aan Jacaranda welke verkoop en levering door Jacaranda wordt aanvaard. Levering door [geïntimeerde 1] vindt feitelijk plaats door afgifte van de Voorraad binnen 24 uur na ondertekening van deze overeenkomst.
(…)
Artikel 6 Overige bepalingen
(…)
4. Partijen doen hierbij onherroepelijk en onvoorwaardelijk afstand van het recht om deze overeenkomst of enige in deze overeenkomst voorgenomen rechtshandeling geheel dan wel gedeeltelijk te vernietigen of te ontbinden zoals, maar niet uitsluitend, op grond van de artikelen 6:265 e.v. BW of 6:228 e.v. BW dan wel een vordering hiertoe in te stellen dan wel tot wijziging van de gevolgen van de overeenkomst ter opheffing van nadeel als bedoeld in artikel 6:230 lid 2 BW.
Artikel 7 Finale kwijting
1. Partijen verklaren dat er geen andere verbintenissen tussen Partijen zijn dan in deze overeenkomst genoemd. Met inachtneming van bovenstaande bepalingen verklaren Partijen niets meer van elkaar te vorderen te hebben en elkaar volledige en onherroepelijke kwijting te verlenen.”
3.9
Aan de VSO is een lijst 1 gehecht genaamd “Auto Handelsvoorraad [geïntimeerde 1] (BIJLAGE 1)”. Op deze lijst staat de Range Rover niet vermeld.
3.1
Op 26 september 2022 is de Range Rover weer op naam gesteld van [geïntimeerde 1] en op 27 september 2022 overgedragen aan Van Mossel Mega Occasion Centers B.V. (Van Mossel) te Waalwijk.
3.11
Op 17 oktober 2022 heeft Jacaranda ten laste van [geïntimeerden] een aantal conservatoire beslagen doen leggen. Door [geïntimeerde 1] is ter opheffing van die beslagen zekerheid gesteld in de vorm van een bankgarantie.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
Jacaranda heeft [geïntimeerden] gedagvaard en na eiswijziging gevorderd dat, samengevat, [geïntimeerde 1] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 120.000 aan hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2022 en een bedrag van € 10.232,12 aan beslagkosten en aan advocaatkosten een bedrag van € 9.985,75 te vermeerderen met btw. Aanvankelijk vorderde Jacaranda ook de hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] tot betaling van deze bedragen. De vorderingen tegen [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] heeft Jacaranda tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg ingetrokken.
4.2
Jacaranda legde – zeer kort samengevat en voor zover in hoger beroep nog van belang – aan haar vordering ten grondslag dat [geïntimeerde 1] de Range Rover aan het pandhoudersbeslag heeft onttrokken, door deze twee dagen na de beslaglegging over te dragen aan [geïntimeerde 3] . Vervolgens is de Range Rover op 26 september 2022 weer ten name van [geïntimeerde 1] gesteld en een dag later overgedragen aan een derde. Door de Range Rover aan het beslag te onttrekken, handelde [geïntimeerde 1] onrechtmatig jegens Jacaranda. Subsidiair is [geïntimeerde 1] tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de VSO. [geïntimeerde 1] heeft zich immers verbonden om alle in eigendom aan [geïntimeerde 1] toebehorende auto’s over te dragen aan Jacaranda, maar [geïntimeerde 1] is daarmee in gebreke gebleven. Jacaranda maakte voorts aanspraak op vergoeding van de beslagkosten en op een integrale vergoeding van de door haar gemaakte proceskosten. [geïntimeerde 1] voerde gemotiveerd verweer.
4.3
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen en Jacaranda in de kosten veroordeeld. Kort gezegd oordeelde de rechtbank dat ook als juist zou zijn dat [geïntimeerde 1] eigenaar is geworden van de Range Rover én zij deze aan het pandbeslag heeft onttrokken, Jacaranda op die grond geen schadevergoeding van [geïntimeerde 1] kan eisen. Partijen hebben elkaar immers in de VSO finale kwijting verleend. Dat zou wellicht anders zijn als de gestelde onrechtmatige daad ten tijde van de VSO niet bij Jacaranda bekend was, maar in dat geval geldt het in artikel 6 lid 4 van de VSO door partijen opgenomen verbod om de overeenkomst achteraf te vernietigen wegens dwaling en/of bedrog. Ook het beroep op toerekenbare tekortkoming is verworpen, omdat de Range Rover niet staat vermeld op de Handelsvoorraad Lijst die als bijlage 1 bij de VSO was gevoegd.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
Jacaranda heeft in hoger beroep haar eis gewijzigd. Zij vordert nu primair [geïntimeerde 1] te veroordelen tot betaling aan Jacaranda van een bedrag van € 120.000 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2022, en subsidiair de inhoud van de VSO in dier voege te wijzigen dat deze tevens de verplichting van [geïntimeerde 1] bevat om aan Jacaranda een bedrag te betalen van € 120.000 te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 12 september 2022 en [geïntimeerde 1] tot betaling daarvan te veroordelen, en (primair en subsidiair) [geïntimeerde 1] te veroordelen tot betaling aan Jacaranda van de beslagkosten van € 10.232,12 en de werkelijke proceskosten van € 9.985,75 te vermeerderen met btw, met veroordeling van [geïntimeerde 1] in de kosten van het hoger beroep.
5.2
De grieven van Jacaranda kunnen als volgt kort worden samengevat. Met grief I betoogt Jacaranda dat de rechtbank de door Jacaranda ingenomen stelling had moeten toetsen dat [geïntimeerde 1] op 26 augustus 2022 eigenaar van de Range Rover was. Partijen zijn het er immers over eens dat de VSO behelsde dat de gehele handelsvoorraad van [geïntimeerde 1] aan Jacaranda zou worden overgedragen. Dit maakt dat moet worden vastgesteld welke auto’s tot die handelsvoorraad behoorden. Dat partijen finale kwijting hebben afgesproken, maakt dat niet anders. [geïntimeerde 1] heeft de Range Rover op onrechtmatige wijze aan het beslag onttrokken. Als zij dat niet had gedaan, had de auto ten tijde van het opmaken van de VSO nog tot de handelsvoorraad van [geïntimeerde 1] behoord en had Jacaranda die te gelde kunnen maken. Dat had Jacaranda een bedrag van € 120.000 opgeleverd. Dit bedrag dient [geïntimeerde 1] uit hoofde van onrechtmatige daad als schadevergoeding aan Jacaranda te vergoeden. Jacaranda voert in dit kader nog aan dat zij ten tijde van het sluiten van de VSO – anders dan [geïntimeerde 1] stelt – niet op de hoogte was van het feit dat [geïntimeerde 1] de Range Rover aan haar handelsvoorraad had onttrokken. De boekhouder van Jacaranda, [boekhouder] , die eerder toegang had tot de administratie van [geïntimeerde 1] , had dat vanaf 25 augustus 2022 niet meer.
5.3
Met grief II betoogt Jacaranda dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [geïntimeerde 1] niet toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de VSO door de Range Rover niet te leveren, omdat deze niet op de aan de VSO gehechte lijst stond en dus geen onderdeel uitmaakte van de VSO. De VSO moet immers met inachtneming van de Haviltexformule worden uitgelegd, het gaat dus niet alleen om de letterlijke tekst van de VSO. Dat Jacaranda zelf had moeten uitzoeken hoe het zat met die Range Rover klopt niet. De spreekplicht van [geïntimeerde 1] weegt zwaarder dan de onderzoeksplicht van Jacaranda. Het klopt niet dat [boekhouder] één van de opstellers van de bij de VSO behorende lijst was.
5.4
Met grief III betoogt Jacaranda dat zij bij het sluiten van de VSO heeft gedwaald. [geïntimeerde 1] heeft doelbewust een verkeerde voorstelling van zaken gegeven ten aanzien van de Range Rover. Deze behoorde tot de handelsvoorraad en [geïntimeerde 1] wist dit. [geïntimeerde 1] had in de wetenschap dat de Range Rover aan Jacaranda was verpand en tot de handelsvoorraad behoorde de waarheid moeten spreken. Dat heeft zij bewust niet gedaan en daarmee is sprake van een mededeling in de zin van artikel 6:228 lid 1 sub a en b BW. Vanuit deze verkeerde veronderstelling is Jacaranda akkoord gegaan met de VSO en de daarbij gevoegde lijst. Als Jacaranda van de ware stand van zaken op de hoogte was geweest, had zij de VSO niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden gesloten. [geïntimeerde 1] komt geen beroep toe op de in de VSO opgenomen uitsluiting van het beroep op dwaling. Een redelijke uitleg van de VSO houdt in dat dit artikellid niet uitsluit dat een beroep op dwaling wordt gedaan in een geval van bewuste misleiding. Subsidiair is een beroep op dat artikellid in die situatie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Meer subsidiair beroept Jacaranda zich ook wat betreft het toevoegen van artikel 6 lid 4 van de VSO op dwaling: als [geïntimeerde 1] aan haar spreekplicht had voldaan, had Jacaranda dit artikel niet opgenomen. Jacaranda biedt aan te bewijzen dat de Range Rover ten tijde van het sluiten van de VSO eigendom was van [geïntimeerde 1] .
5.5
[geïntimeerde 1] heeft geconcludeerd tot het afwijzen van de vorderingen van Jacaranda en het bekrachtigen van het vonnis van de rechtbank.

6.Beoordeling in hoger beroep

Uitleg van de VSO

6.1
Vertrekpunt bij de beoordeling is de door partijen gesloten VSO, waarmee onder meer de tussen Jacaranda en [geïntimeerde 1] gesloten geldleningsovereenkomst – tegen finale kwijting –werd afgewikkeld. De VSO bepaalt dat [geïntimeerde 1] in dat kader aan Jacaranda “de Voorraad” zal leveren, waarmee volgens de VSO is bedoeld (zie onder “in aanmerking nemende”, onder C) de handelsvoorraad van [geïntimeerde 1] . Deze bepaling is verder uitgewerkt doordat er bij de VSO een lijst is gevoegd waarop is weergegeven om welke auto’s het gaat. Op deze lijst komt de Range Rover niet voor.
6.2
Partijen verschillen van mening of de Range Rover ten tijde van het sluiten van de VSO behoorde tot de handelsvoorraad van [geïntimeerde 1] . Volgens Jacaranda moet de VSO – met toepassing van de Haviltexformule – zo worden uitgelegd dat alle auto’s die op dat moment eigendom waren van [geïntimeerde 1] op grond van de VSO aan Jacaranda moesten worden overgedragen. Omdat de Range Rover ten tijde van het sluiten van de VSO eigendom was van [geïntimeerde 1] , valt deze onder de VSO. De letterlijke tekst van de overeenkomst is niet doorslaggevend, dus het maakt volgens Jacaranda niet uit dat de Range Rover niet op de lijst stond.
6.3
[geïntimeerde 1] betwist dat de Range Rover tot haar handelsvoorraad behoorde. De Range Rover was, zo volgt uit de stellingen van [geïntimeerde 1] , niet een auto die zij zelf had ingekocht om vervolgens weer door te verkopen, maar een auto die zij als inruil had gekregen op een auto die zij in consignatie verkocht voor een derde, de Urban. Een dergelijke auto moet zij hetzij (als de consignatiegever dit wenst) afstaan aan de consignatiegever als betaling in natura, hetzij te gelde maken ten behoeve van de consignatiegever, zodat [geïntimeerde 1] de consignatiegever met die opbrengst kan betalen. Als [geïntimeerde 1] de in ruil gegeven auto te gelde moet maken voor de consignatiegever, beschouwt [geïntimeerde 1] deze tot aan de verkoop aan een derde als eigendom van de consignatiegever. Volgens [geïntimeerde 1] is de bij de VSO gevoegde lijst daarom juist en hoorde de Range Rover daar niet op thuis. Het proces-verbaal van de deurwaarder klopt dus niet volgens [geïntimeerde 1] : daarin had moeten worden vermeld dat de Range Rover viel onder “consignatie”. [geïntimeerde 1] stelt dat de lijst behorende bij de VSO doorslaggevend is.
6.4
Het hof stelt voorop dat de stelplicht en de bewijslast van de stelling dat de Range Rover behoorde tot de handelsvoorraad van [geïntimeerde 1] als bedoeld in de VSO rusten op Jacaranda. Zij beroept zich immers op de rechtsgevolgen van deze stelling. Verder geldt dat het bij de uitleg van de VSO aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij in dat licht redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten
.
6.5
De bij de VSO gevoegde lijst vormt een belangrijke aanwijzing van hetgeen tussen partijen met de VSO is overeengekomen. Dit geldt te meer nu beide partijen bij het sluiten van de VSO werden bijgestaan door professionele belangenbehartigers, en Jacaranda bovendien tot kort voor het sluiten van de VSO zicht had op het reilen en zeilen bij [geïntimeerde 1] via [boekhouder] . Het kan echter zo zijn dat de lijst een omissie bevat, in die zin dat een voertuig waarvan ook voor [geïntimeerde 1] duidelijk was of moest zijn dat dit ten tijde van het sluiten van de VSO tot haar handelsvoorraad behoorde, ten onrechte niet op de lijst terecht is gekomen. In dat geval kan een uitleg van de VSO volgens de hiervoor genoemde maatstaf meebrengen dat het desbetreffende voertuig daar toch onder valt. Naar het oordeel van het hof heeft Jacaranda echter onvoldoende aangevoerd om te kunnen aannemen dat van een dergelijke omissie sprake is.
6.6
Daarvoor is in de eerste plaats van belang dat [geïntimeerde 1] onbetwist heeft aangevoerd dat diverse aan haar toebehorende voertuigen met instemming van Jacaranda niet op de lijst terecht zijn gekomen. Kennelijk waren Jacaranda en [geïntimeerde 1] het er over eens dat deze auto’s niet vielen onder “handelsvoorraad” als bedoeld in de VSO. Daaruit volgt reeds dat partijen met “handelsvoorraad” kennelijk niet hebben gedoeld op álle bij [geïntimeerde 1] in eigendom zijnde voertuigen. Het ligt ook niet voor de hand dat – bijvoorbeeld – een aan [geïntimeerde 1] in eigendom toebehorend voertuig dat [geïntimeerde 1] in het kader van de eigen bedrijfsvoering gebruikte, valt onder het begrip “handelsvoorraad”.
6.7
Tussen partijen bestaat er geen verschil van mening over dat [geïntimeerde 1] zelf in auto’s handelde maar daarnaast ook auto’s in consignatie verkocht. Jacaranda bestrijdt terecht ook niet dat die in consignatie genomen auto’s niet eigendom werden van [geïntimeerde 1] . [geïntimeerde 1] zocht er immers slechts een koper voor. Tijdens de mondelinge behandeling van het hof heeft [geïntimeerde 3] daarover nog verteld dat hij voor het in consignatie verkopen van auto’s een commissie rekende en er op die manier aan verdiende. Ook dat heeft Jacaranda niet bestreden. Dat auto’s die aan [geïntimeerde 1] in consignatie waren gegeven niet tot de handelsvoorraad van [geïntimeerde 1] behoorden, is dan ook geen geschilpunt tussen partijen.
6.8
Het geschil van partijen spitst zich dus toe op de vraag hoe het zit als [geïntimeerde 1] een in consignatie gegeven voertuig verkoopt (ten behoeve van de consignatiegever) en (gedeeltelijk) betaling ontvangt in de vorm van de inruil door de koper van een ander voertuig, zoals in dit geval de Range Rover.
6.9
[geïntimeerde 1] heeft (mede op de zitting van het hof in aanvulling op het gestelde in de memorie van antwoord onder 23) toegelicht dat en waarom zij een auto die in inruil is gegeven op een consignatievoertuig niet beschouwt als onderdeel van haar handelsvoorraad. Bij de verkoop van een in consignatie gegeven auto betaalt de koper van die auto ten behoeve van de consignatiegever. [geïntimeerde 1] moet de koopsom, behoudens de overeengekomen commissie, doorbetalen aan de consignatiegever. De inruil van een auto geldt als betaling in natura. [geïntimeerde 1] stelt zich daarom terecht op het standpunt dat zij hetzij de ter inruil aangeboden auto (in dit geval de Range Rover), hetzij de opbrengst daarvan moet doorbetalen aan de consignatiegever. Jacaranda heeft in het licht van dit verweer ook niet voldoende toegelicht hoe [geïntimeerde 1] eigenaar is geworden van de Range Rover. Het enkele feit dat de Range Rover (bij de RDW) op naam van [geïntimeerde 1] is gesteld, brengt immers nog niet mee dat [geïntimeerde 1] daarvan eigenaar is geworden.
6.1
Maar zelfs als moet worden aangenomen dat [geïntimeerde 1] (tijdelijk) eigenaar wordt van die ingeruilde auto, geldt niet dat sprake is van “handelsvoorraad”. Een handelsvoorraad heeft immers naar algemeen spraakgebruik betrekking op auto’s die worden ingekocht en weer doorverkocht met het oogmerk om door die verkoop winst te realiseren. Dit geldt niet voor een auto die wordt ingeruild op een consignatievoertuig. [geïntimeerde 1] heeft ter zitting toegelicht dat zij, ingeval de koper van een in consignatie gegeven voertuig een ander voertuig wil inruilen, een prijs voor dit in te ruilen voertuig opvraagt bij een collega-handelaar. De levering van het in consignatie gegeven voertuig aan de koper daarvan en de verkoop van het ingeruilde voertuig aan de desbetreffende collega-handelaar vinden doorgaans gelijktijdig plaats, opdat de consignatiegever betaald kan worden. [geïntimeerde 1] verdient ook in dat geval enkel aan de consignatieverkoop doordat zij een commissie rekent. Deze toelichting, die erop neerkomt dat het in te ruilen voertuig slechts een betaalmiddel is van de koper aan de consignatiegever en niet als handelsvoorraad van [geïntimeerde 1] zelf moet worden aangemerkt, acht het hof aannemelijk en is door Jacaranda onvoldoende gemotiveerd bestreden. In dit verband is nog van belang dat er in dit geval enige tijd heeft gezeten tussen het inleveren van de Range Rover door [belanghebbende vennootschap 1] en de verkoop aan een andere autohandelaar (Van Mossel) ter uitbetaling aan [belanghebbende] . Dit heeft, zo heeft [geïntimeerde 1] toegelicht, te maken met onder meer het feit dat er eerst nog een Nederlands kenteken voor de Urban aangevraagd moest worden en daarna de contactpersoon van [geïntimeerde 3] bij Van Mossel op vakantie was.
6.11
Al het voorgaande maakt dat Jacaranda niet kan worden gevolgd in haar uitleg van de VSO dat de Range Rover ten tijde van het sluiten daarvan tot de handelsvoorraad van [geïntimeerde 1] behoorde. [geïntimeerde 1] heeft dus ook niet onrechtmatig gehandeld door de Range Rover niet te (laten) vermelden op de bij de VSO gevoegde lijst met auto’s die daar wel toe behoorden. De grieven I en II slagen niet.
6.12
Jacaranda heeft te bewijzen aangeboden dat [geïntimeerde 1] eigenaar is geworden van de Range Rover. Het hof passeert dit bewijsaanbod: Jacaranda heeft deze stelling onvoldoende toegelicht (zie 6.9), en ook als [geïntimeerde 1] wel eigenaar was geworden leidt dat niet tot een andere uitkomst (zie 6.10).
Dwaling
6.13
Jacaranda doet verder – naar het hof begrijpt subsidiair – een beroep op dwaling, op de grond dat de Range Rover wel degelijk tot de handelsvoorraad van [geïntimeerde 1] behoorde, dat [geïntimeerde 1] de waarheid had moeten spreken en dat bewust niet heeft gedaan. Er is hiermee in de visie van Jacaranda sprake van een mededeling in de zin van artikel 6:228 lid 1, aanhef en onder a en b, BW. Als Jacaranda dat had geweten, had zij de overeenkomst niet op dezelfde voorwaarden gesloten, maar ervoor gezorgd dat de Range Rover alsnog op de lijst kwam. Ter opheffing van het nadeel vordert zij de waarde van de Range Rover, te weten € 120.000.
6.14
Het beroep op dwaling faalt omdat Jacaranda daarbij een uitleg van de VSO tot uitgangspunt neemt die het hof hiervóór heeft verworpen.
6.15
Aan Jacaranda kan wel worden toegegeven dat het beter was geweest als [geïntimeerde 1] ten tijde van het sluiten van de VSO precies had uitgelegd aan Jacaranda wat de status van de Range Rover was, en dus had vermeld dat [geïntimeerde 1] deze Range Rover nog moest doorverkopen ten behoeve van [belanghebbende] , en dat deze doorverkoop vertraging had opgelopen door onder meer het aanvragen van een Nederlands kenteken voor de Urban. Bij gebreke van een dergelijke uitleg is het begrijpelijk dat Jacaranda gealarmeerd raakte toen zij erachter kwam dat de Range Rover op naam van [geïntimeerde 1] was gesteld. In de lijst die is gestuurd door mr. Lenningh aan mr. Kemps is bovendien, in het licht van de toelichting van [geïntimeerde 1] op de gang van zaken rondom de consignatieverkoop, ten onrechte vermeld dat de Range Rover in consignatie was gegeven door [belanghebbende vennootschap 1] . [geïntimeerde 1] beschouwde immers een op een consignatievoertuig ingeruild voertuig als eigendom van de oorspronkelijk consignatiegever, in dit geval dus [belanghebbende] .
6.16
Mogelijk moet in de stellingen van Jacaranda ook worden gelezen dat zij, als zij van de gehele gang van zaken rondom de Range Rover op de hoogte was gesteld, er aanspraak op had willen maken dat deze in het kader van de VSO aan haar werd overgedragen, ook al was deze niet door [geïntimeerde 1] ingekocht ten behoeve van haar handelsvoorraad. In dat geval geldt het volgende. In de VSO is een bepaling opgenomen die een beroep op vernietiging wegens dwaling uitsluit. Juist is dat een beroep op een dergelijke uitsluiting naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn bij een opzettelijke verzwijging van relevante informatie. Daarvan is echter naar het oordeel van het hof geen sprake omdat [geïntimeerde 1] , zoals hiervoor besproken, redelijkerwijs kon menen dat de Range Rover niet tot haar handelsvoorraad behoorde. Daarbij komt nog dat Jacaranda zelf niets heeft gedaan om de status van de Range Rover op te helderen. [geïntimeerde 1] heeft hierover aangevoerd dat [boekhouder] tot kort voor het sluiten van de VSO bij haar gedetacheerd was en uit dien hoofde op de hoogte werd gehouden van de handelsvoorraad van [geïntimeerde 1] . Uit de door [geïntimeerde 1] overgelegde interne WhatsApp-conversatie van 26 augustus 2022 tussen de boekhouder [boekhouder] en [werknemer Jacaranda] (beiden werkzaam bij Jacaranda) volgt verder dat de Range Rover bij Jacaranda onderwerp van gesprek is geweest. [werknemer Jacaranda] vraagt daarin immers aan de boekhouder of er een inkoopfactuur is van de Range Rover. [boekhouder] antwoordt dat hij die niet in zijn voorraadlijst heeft staan en door [geïntimeerde 1] ook niet wordt aangegeven als consignatie. Daarna is door de juridisch adviseur van [geïntimeerde 1] aan Jacaranda een mail gestuurd met een lijst waarop de Range Rover als “consignatie” is opgenomen, met als consignatiegever [belanghebbende vennootschap 1] . Kennelijk was er voor Jacaranda toen geen reden om navraag te doen naar de status van de Range Rover, of om de in de lijst vermelde consignatieovereenkomst op te vragen, terwijl niets daaraan in de weg had gestaan. Ook dit maakt dat het beroep van [geïntimeerde 1] op de in de VSO opgenomen uitsluiting van een vernietiging wegens dwaling niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dit betekent dat ook het meer subsidiaire beroep op dwaling ten aanzien van het opnemen van artikel 6 lid 4 in de VSO niet opgaat.
6.17
Het voorgaande brengt mee dat grief III niet slaagt.

7.Conclusie en proceskosten

7.1
De conclusie is dat het hoger beroep van Jacaranda niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen en hetgeen Jacaranda in hoger beroep bij wijze van wijziging van eis heeft gevorderd afwijzen. Er is dus geen grond voor veroordeling van [geïntimeerde 1] in de (volledige) proceskosten van de eerste aanleg, en ook niet voor veroordeling van [geïntimeerde 1] in de beslagkosten. Het hof zal Jacaranda als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
7.2
Die proceskosten worden begroot op:
griffierecht € 5.689,-
salaris advocaat € 7.144,- (2 punten × tarief V)
nakosten € 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 13.011,-.

8.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 2 augustus 2023;
  • wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde;
  • veroordeelt Jacaranda in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde 1] begroot op € 13.011,-;
  • bepaalt dat als Jacaranda niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Jacaranda de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. D.A. Schreuder, mr. R.J.F. Thiessen en mr. M. Holthuis en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025 in aanwezigheid van de griffier.