ECLI:NL:GHDHA:2025:1174

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
200.329.339/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor letsel door vuurwerk tijdens oudjaar

In deze zaak heeft [appellant] ernstig letsel opgelopen door vuurwerk tijdens de oudejaarsnacht van 2021/2022, wat leidde tot de amputatie van zijn rechtervoet en -enkel. Hij heeft [geïntimeerde] aangeklaagd voor aansprakelijkheid, stellende dat deze onrechtmatig heeft gehandeld door zwaar vuurwerk mee te nemen naar de viering zonder dit kenbaar te maken. De rechtbank heeft de vordering van [appellant] afgewezen, omdat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd dat [geïntimeerde] illegaal zwaar vuurwerk bij zich had. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof concludeert dat [appellant] zijn verwijten niet voldoende heeft onderbouwd. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat [geïntimeerde] zwaarder vuurwerk dan toegestaan bij zich had en dat het letsel van [appellant] niet door toedoen van [geïntimeerde] is veroorzaakt. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.329.339/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : C/10/646993 / HA ZA 22-878
Arrest van 20 mei 2025
in de zaak van
[appellant],
wonend in [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. F.S. Bellekom, kantoorhoudend in Den Haag,
tegen
[geïntimeerde],
wonend in [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.G.M. van der Pas, kantoorhoudend in Ulvenhout.
Het hof noemt partijen hierna [appellant] en [geïntimeerde].

1.De zaak in het kort

1.1
[appellant] heeft door vuurwerk ernstig letsel opgelopen, waardoor amputatie van zijn rechtervoet en -enkel noodzakelijk was. De vraag is of [geïntimeerde] hiervoor aansprakelijk is.
1.2
Het hof komt tot het oordeel dat [geïntimeerde] hiervoor niet aansprakelijk is en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 29 juni 2023, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 mei 2023;
  • de anticipatiedagvaarding van [geïntimeerde] van 30 juni 2023;
  • de memorie van grieven van [appellant], met bijlagen;
  • de memorie van antwoord van [geïntimeerde];
  • de bijlagen 3 tot en met 7 die [appellant] ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
2.2
Op 31 maart 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht, mr. Bellekom aan de hand van pleitaantekeningen die zij heeft overgelegd.

3.Feitelijke achtergrond

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.5 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. [appellant] betoogt dat de rechtbank de feiten onvolledig heeft weergegeven. De rechtbank was echter niet gehouden alle feiten te vermelden, reden waarom dit betoog geen succes heeft. Bij zijn klacht dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat beide partijen in de nacht van 31 december 2021 op 1 januari 2022 (hierna: de oudejaarsnacht 2021/2022) vuurwerk hebben afgestoken, heeft [appellant] geen belang omdat de eventuele gegrondheid van deze klacht niet kan leiden tot vernietiging van het vonnis. Dat neemt niet weg dat het hof rekening zal houden met wat [appellant] over de feiten heeft aangevoerd. Omdat partijen geen bezwaren hebben aangevoerd tegen de overige door de rechtbank vastgestelde feiten zijn deze in hoger beroep niet in geschil en dienen zij derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1
[geïntimeerde] heeft op 5 december 2021, mede op verzoek van [appellant], sier- en knalvuurwerk gekocht bij vuurwerkhandelaar Zena in België.
3.2
Partijen hebben de oudejaarsnacht 2021/2022 samen met hun partners en kinderen doorgebracht bij [appellant] thuis. Daarbij waren ook de heren [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) en [betrokkene 2] aanwezig.
3.3
Kort na middernacht heeft [geïntimeerde], al dan niet samen met de drie aanwezige kinderen, vuurwerk afgestoken op de oprit van en de straat voor het huis van [appellant].
3.4
Op enig moment heeft de jas van [geïntimeerde] vlam gevat en heeft [geïntimeerde] op de straat zijn jas uitgedaan en weggegooid.
3.5
Omstreeks datzelfde moment is een stuk vuurwerk in de richting van [appellant] gerold.
3.6
[appellant] is naar het stuk vuurwerk toegelopen en heeft het stuk vuurwerk met zijn rechtervoet gestopt.
3.7
Het stuk vuurwerk kwam onder de rechtervoet van [appellant] tot ontploffing.
3.8
Hierdoor heeft [appellant] ernstig letsel opgelopen waarna amputatie van zijn rechtervoet en -enkel noodzakelijk was.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
[appellant] heeft [geïntimeerde] gedagvaard en gevorderd dat de rechtbank, samengevat, verklaart voor recht dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor het aan [appellant] op 1 januari 2022 overkomen ongeval en gehouden is de hieruit voortvloeiende schade, nader op te maken bij staat, te vergoeden aan [appellant], en [geïntimeerde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 25.000,- aan [appellant] als voorschot op het smartengeld en de tot op heden gemaakte medische kosten, een en ander met veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten.
4.2
Daartoe heeft [appellant] aangevoerd dat [geïntimeerde] onrechtmatig tegenover hem heeft gehandeld door in strijd met de tussen partijen gemaakte afspraken zwaar illegaal vuurwerk mee te nemen naar de oud-en-nieuwviering en dit vuurwerk bij zich te dragen in de nabijheid van [appellant] en de andere aanwezigen, zonder dit kenbaar te maken aan de anderen en/of de anderen hiervoor te waarschuwen. Door dit gevaarzettend handelen heeft het kunnen gebeuren dat [appellant] letsel heeft opgelopen.
4.3
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering.
4.4
De rechtbank heeft de vordering afgewezen en [appellant] in de kosten veroordeeld. Daartoe heeft de rechtbank, samengevat, het volgende overwogen. [appellant] heeft onvoldoende onderbouwd dat [geïntimeerde] illegaal zwaar vuurwerk heeft meegebracht naar de oud-en-nieuwviering waarvan [appellant] niet afwist, mede gelet op het gemotiveerde verweer van [geïntimeerde]. Daarom is de rechtbank niet toegekomen aan bewijslevering en is niet komen vast te staan dat [geïntimeerde] onrechtmatig, want gevaarzettend, heeft gehandeld.

5.Beoordeling in hoger beroep

5.1
[appellant] vordert in hoger beroep hetzelfde als bij de rechtbank.
5.2
In de memorie van grieven kunnen de volgende (ongenummerde) bezwaren van [appellant] tegen het bestreden vonnis worden onderscheiden, waarmee [appellant] het geschil in volle omvang aan het hof heeft voorgelegd:
De rechtbank heeft de vaststaande feiten onjuist althans onvolledig weergegeven. Aan dit bezwaar is hiervoor onder 3 al aandacht besteed.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd dat [geïntimeerde] illegaal zwaar vuurwerk heeft meegebracht naar de oud-en-nieuwviering waarvan [appellant] niet afwist. Vuurwerkhandelaar Zena verkoopt uitsluitend F1 en F2 vuurwerk. Dergelijk vuurwerk kan geen ernstig letsel zoals [appellant] heeft opgelopen veroorzaken. Het door [geïntimeerde] mede op verzoek van [appellant] bij Zena aangeschafte vuurwerk kan uitsluitend F1 en F2 vuurwerk zijn geweest. Daaruit volgt dat [geïntimeerde] elders zwaarder vuurwerk moet hebben aangeschaft en meegebracht naar de oud-en-nieuwviering, zonder [appellant] daarvan op de hoogte te stellen.
Omdat [appellant] zijn stellingen voldoende aannemelijk heeft gemaakt, dient [geïntimeerde] te bewijzen dat hij geen illegaal zwaar vuurwerk heeft meegebracht noch bij zich heeft gedragen, of dat het vuurwerk in zijn zak afkomstig was van de bestellijst en/of dat het vuurwerk dat hij in de nabijheid van [appellant] bracht niet kon leiden tot amputatieletsel.
Ten onrechte is het bewijsaanbod van [appellant], dat [geïntimeerde] naar de oud-en-nieuwviering illegaal zwaar vuurwerk heeft meegebracht waarvan [appellant] niet afwist, gepasseerd.
5.3
Beoordeeld dient te worden of [geïntimeerde] gelet op alle feiten en omstandigheden van het geval onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant] en door gevaarzettend handelen het letsel van [appellant] heeft veroorzaakt.
5.4
Het hof stelt het volgende voorop. In de samenvatting van het rapport van VeiligheidNL, die [appellant] in eerste aanleg heeft overgelegd als productie 3, valt te lezen dat in de oudejaarsnacht 2021/2022 een vuurwerkverbod van kracht was, waarvan alleen uitgezonderd was het zogenaamde F1 vuurwerk. Volgens artikel 1A1.3 van het Vuurwerkbesluit wordt verstaan onder F1 vuurwerk: vuurwerk dat zeer weinig gevaar en een te verwaarlozen geluidsniveau oplevert en bestemd is voor gebruik in een besloten ruimte, inclusief vuurwerk dat bestemd is voor gebruik binnenshuis. Tussen partijen staat vast dat dergelijk vuurwerk het letsel van [appellant] niet veroorzaakt kan hebben. Partijen zijn het erover eens dat tijdens de oudejaarsnacht 2021/2022 in of bij de woning van [appellant] ook F2 vuurwerk voorhanden is geweest, in weerwil van het vuurwerkverbod. [appellant] vermoedt dat [geïntimeerde] ook zwaarder vuurwerk dan F2 vuurwerk heeft meegebracht, wat [geïntimeerde] echter gemotiveerd heeft betwist.
5.5
Aan het afsteken door particulieren van vuurwerk uit de categorie F2 of zwaarder zijn aanmerkelijke risico's verbonden. Degenen die vuurwerk afsteken, dienen bedacht te zijn op de risico's die dit met zich brengt. Van hen mag worden verwacht dat zij geschikte maatregelen treffen teneinde de risico's zo veel mogelijk te beperken. Het enkele feit dat aan het afsteken van vuurwerk risico's verbonden zijn, betekent echter niet dat er reeds sprake is van onrechtmatig handelen indien een dergelijk risico zich verwezenlijkt. Dat is wel het geval indien diegene die het vuurwerk heeft afgestoken, zich ervan bewust was, althans zich ervan bewust had behoren te zijn, dat de mate van waarschijnlijkheid van schade als gevolg van dat gedrag zo groot is dat de betrokkene zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden.
5.6
[appellant] verwijt [geïntimeerde] dat hij tegen de tussen partijen gemaakte afspraak in zwaar (knal-)vuurwerk bij zich droeg, dat hij dat in aangestoken toestand is verloren waarna het naar [appellant] rolde en ontplofte toen het de voet van [appellant] bereikte. Gezien het ernstige letsel van [appellant] moet het zwaar (knal-)vuurwerk zijn geweest en [geïntimeerde] heeft geen voorzorgsmaatregelen getroffen om dat vuurwerk veilig af te steken, aldus [appellant]. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [appellant] [geïntimeerde] met name verweten dat hij zich van zijn brandende jas heeft ontdaan door wild met die jas te zwiepen, en gesteld dat zowel [appellant] als [betrokkene 1] op datzelfde moment een koker hebben waargenomen die naar beneden rolde vanaf de positie waar [geïntimeerde] zwiepte met zijn jas.
5.7
[geïntimeerde] heeft een en ander gemotiveerd betwist. [geïntimeerde] heeft betwist dat hij die avond zwaar vuurwerk bij zich had, en gesteld dat hij alleen F1 vuurwerk in zijn zak had dat hij afstak ten behoeve van de vijfjarige [naam]. Toen [geïntimeerde] merkte dat zijn jas in brand stond, stond hij naast een doos met vuurwerk die de zoon van [appellant] daar had neergezet. Uiteraard heeft [geïntimeerde] vervolgens zo snel mogelijk zijn jas op een veilige plek, namelijk op de weg, uitgetrokken en weggegooid. [betrokkene 1] kan niet hebben waargenomen dat er een koker naar beneden rolde vanaf de positie van [geïntimeerde] omdat [betrokkene 1] op dat moment de andere kant opliep, aldus [geïntimeerde].
5.8
De stelplicht en bewijslast van de stelling dat [geïntimeerde] tegen de tussen partijen gemaakte afspraak in zwaar (knal-)vuurwerk bij zich droeg, en dat hij dat in aangestoken toestand is verloren waarna het naar [appellant] rolde en ontplofte toen het de voet van [appellant] bereikte, rusten op grond van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op [appellant]. Voor omkering van de bewijslast ten aanzien van wat er in de oudejaarsnacht 2021/2022 feitelijk is voorgevallen, zoals [appellant] heeft bepleit, ziet het hof geen grond.
5.9
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [appellant] in dit verband een beroep gedaan op de omkeringsregel. Dit beroep slaagt niet. De omkeringsregel houdt in een geval als het onderhavige het volgende in. Indien door een als onrechtmatige daad aan te merken gedraging een risico ter zake van het ontstaan van schade in het leven is geroepen en dit risico zich vervolgens verwezenlijkt, is daarmee in beginsel het causaal verband tussen die gedraging en de aldus ontstane schade gegeven en is het aan degene die op grond van die gedraging wordt aangesproken, om te stellen en te bewijzen dat die schade ook zonder die gedraging zou zijn ontstaan. Toegepast op deze zaak, brengt dit mee dat [appellant] zich pas op de omkeringsregel kan beroepen nadat is vastgesteld dat sprake is van een als onrechtmatige daad aan te merken gedraging van [geïntimeerde] waardoor het letsel van [appellant] is veroorzaakt.
5.1
Het hof concludeert dat [appellant] zijn verwijten aan het adres van [geïntimeerde] ook in hoger beroep onvoldoende heeft onderbouwd. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.11
[appellant] heeft camerabeelden overgelegd, die tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep met partijen zijn bekeken. Op de camerabeelden heeft het hof kunnen zien dat [appellant], kort nadat [geïntimeerde] zijn brandende jas had uitgetrokken en op de weg had weggegooid, naar een voorwerp toeloopt dat - buiten het zicht van de camera - achter de pick-uptruck op de grond ligt, en dat hij – eveneens buiten het zicht van de camera - twee keer een trappende beweging met zijn voet lijkt te maken, gezien de manier waarop hij zich met zijn bovenlichaam beweegt. Vervolgens zijn op de camerabeelden een enorme lichtflits en een rookwolk te zien, waaruit valt af te leiden dat er vuurwerk is ontploft. Even later is te zien dat [appellant], kennelijk gewond, op de grond ligt.
5.12
Het is aan de hand van die camerabeelden niet vast te stellen dat [geïntimeerde] in de oudejaarsnacht 2021/2022 zwaarder vuurwerk dan F2 vuurwerk bij zich had, en evenmin dat [geïntimeerde] - brandend - vuurwerk in zijn jaszak had dat uit zijn jaszak is gevallen toen hij zijn jas, die vlam gevat had, uittrok.
5.13
[betrokkene 1] heeft schriftelijk voor zover van belang het volgende verklaard over het ongeval:
“(…) Terwijl ik naast [geïntimeerde] sta vat door onbekende reden zijn jas vlam.
Toen [geïntimeerde] dit merkte liep hij tussen [betrokkene 3] en mijzelf uit.
Deed heel snel zijn jas uit en gooide deze weg.
Ik zag op de afrit waar wij stonden een koker naar beneden rollen.
[appellant] zag deze koker ook rollen en stopte deze rollende koker met zijn rechtervoet.
De koker rolde brandend naar beneden en ging direct toen [appellant] deze stopte af en gaf een enorme dreun.
Door deze dreun waren wij allen gedesoriënteerd en kwam alles in slowmotion weer opgang.
Ik zag [appellant] op de grond liggen met een bloedend been. (…)”
5.14
Uit de schriftelijke verklaring van [betrokkene 1] valt evenmin af te leiden dat hij gezien heeft dat [geïntimeerde] in de oudejaarsnacht 2021/2022 zwaarder vuurwerk dan F2 vuurwerk bij zich had, en dat [geïntimeerde] - brandend - vuurwerk in zijn jaszak had dat uit zijn jaszak is gevallen toen hij zijn jas, die vlam gevat had, uittrok. [appellant] heeft niet aangeboden om [betrokkene 1] als getuige te laten horen. Verklaringen van de overige personen die aanwezig waren ten tijde van het ongeval heeft [appellant] niet overgelegd.
5.15
Uit de overige bijlagen die [appellant] heeft overgelegd, blijkt evenmin wat er feitelijk is gebeurd in de oudejaarsnacht 2021/2022. Daarbij gaat het om informatie van Zena over de aard van haar vuurwerkassortiment, algemene informatie van de brandweer over het veilig afsteken van vuurwerk en algemene informatie van de heer R. de Koster over de risico’s op ernstig letsel bij het afsteken van vuurwerk.
5.16
[appellant] heeft in hoger beroep geen (concreet en gespecificeerd) bewijs aangeboden van feiten en omstandigheden waaruit moet worden afgeleid dat [geïntimeerde] in de oudejaarsnacht 2021/2022 zwaarder vuurwerk dan F2 vuurwerk bij zich had en/of dat [geïntimeerde] - brandend - vuurwerk in zijn jaszak had dat uit zijn jaszak is gevallen toen hij zijn jas, die vlam gevat had, uittrok. Ook daarom komt het hof niet toe aan bewijslevering.
5.17
Het hof komt tot de slotsom dat niet kan worden vastgesteld dat het letsel van [appellant] door toedoen van [geïntimeerde] is veroorzaakt. Daarom komt het hof niet toe aan de beoordeling van de vraag of [geïntimeerde] de geëigende maatregelen had getroffen om de risico’s van het afsteken van vuurwerk zo veel mogelijk te beperken en of [geïntimeerde] zich ervan bewust was, althans zich ervan bewust had behoren te zijn, dat de mate van waarschijnlijkheid van het optreden van ernstig letsel als gevolg van zijn gedrag zo groot was dat hij zich naar maatstaven van zorgvuldigheid daarvan had moeten onthouden.
Conclusie en proceskosten
5.18
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellant] niet slaagt. Daarom zal het hof het bestreden vonnis bekrachtigen. Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
5.19
Die proceskosten worden begroot op:
griffierecht € 783,-
salaris advocaat € 3.142,- (2 punten × tarief III)
nakosten € 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 4.103,-

6.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 mei 2023;
  • veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 4.103,-;
  • bepaalt dat als [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-.
Dit arrest is gewezen door mr. F.J. Verbeek, mr. R.G.C. Veneman en mr. dr. P.M. Leerink en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2025 in aanwezigheid van de griffier.