ECLI:NL:GHDHA:2025:1175

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
200.349.323/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de arbeidsovereenkomst op basis van disfunctioneren en verstoorde arbeidsverhouding met toekenning van transitievergoeding en cumulatievergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 mei 2025 uitspraak gedaan over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen Stichting MaasWonen en [verweerder]. De zaak betreft de beoordeling of de arbeidsovereenkomst moest eindigen wegens disfunctioneren van de werknemer en/of een verstoorde arbeidsverhouding. Het hof oordeelde dat de arbeidsovereenkomst moest eindigen op grond van een combinatie van omstandigheden, omdat van de werkgever in redelijkheid niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De verzoekster, Stichting MaasWonen, had in hoger beroep de beschikking van de kantonrechter in Rotterdam aangevochten, die eerder het verzoek om ontbinding had afgewezen. Het hof concludeerde dat er voldoende bewijs was voor disfunctioneren van de werknemer, onderbouwd door een rapport van BDO Advisory B.V. en verschillende schriftelijke verklaringen van medewerkers. Het hof oordeelde dat de werknemer onvoldoende in de gelegenheid was gesteld om zijn functioneren te verbeteren, wat leidde tot de conclusie dat de d-grond niet voldaan was. De g-grond, die betrekking heeft op een verstoorde arbeidsverhouding, werd ook niet als voldaan beschouwd, omdat MaasWonen onvoldoende had aangetoond dat de arbeidsverhouding duurzaam verstoord was. Echter, de combinatie van de omstandigheden leidde tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst moest eindigen op de i-grond. Het hof kende de werknemer een transitievergoeding en een cumulatievergoeding toe, en bepaalde dat de arbeidsovereenkomst eindigt op 1 juni 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.349.323/01
Zaak- en rekestnummer rechtbank : 10922639 VZ VERZ 24-1047
Beschikking van 20 mei 2025
in de zaak van
Stichting MaasWonen,
gevestigd in Rotterdam,
verzoekster,
advocaat: mr. M.N. Guntenaar, kantoorhoudend in Utrecht,
tegen
[verweerder],
wonend in [woonplaats] ,
verweerder,
advocaat: mr. H.J. van Amerongen, kantoorhoudend in 's-Hertogenbosch.
Het hof noemt partijen hierna MaasWonen en [verweerder] .

1.De zaak in het kort

In deze zaak moet worden beoordeeld of de arbeidsovereenkomst tussen partijen al dan niet moet eindigen wegens disfunctioneren van de werknemer (de d-grond) en/of een verstoorde arbeidsverhouding (de g-grond). Het hof oordeelt dat de arbeidsovereenkomst moet eindigen op grond van een combinatie van omstandigheden genoemd in beide gronden, omdat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (de i-grond).

2.Procesverloop in hoger beroep

Bij beroepschrift, met bijlagen, ter griffie ingekomen op 24 december 2024 is MaasWonen in hoger beroep gekomen van de beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 8 mei 2024 en 2 oktober 2024.
[verweerder] heeft een verweerschrift, met een bijlage, ingediend dat op 17 maart 2025 is ontvangen ter griffie van het hof.
Partijen hebben hun standpunten uiteengezet tijdens de mondelinge behandeling op 7 april 2025.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling hebben partijen de volgende stukken toegestuurd:
  • bijlagen 11 tot en met 15 door MaasWonen;
  • bijlagen 7 tot en met 9 door [verweerder] ;
  • bijlage 16 door MaasWonen.
Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt. Vervolgens is een datum voor de beschikking bepaald.

3.Feitelijke achtergrond

De kantonrechter heeft in de tussenbeschikking van 8 mei 2024 onder 2.1 tot en met 2.4 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1
MaasWonen drijft een onderneming die zich bezig houdt met de verdeling van onder meer de verhuur van woningen en andere onroerende zaken.
3.2
[verweerder] is op 16 april 2018 voor onbepaalde tijd bij de rechtsvoorganger van MaasWonen in dienst getreden. Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de cao Woondiensten (hierna: de cao). De huidige functie van [verweerder] is [functie 1] .
3.3
[verweerder] heeft begin 2022 een liquiditeitstekort niet tijdig gemeld waardoor een lening aan de Nederlandse Waterschapsbank N.V. van 3,4 miljoen euro niet tijdig kon worden afgelost. MaasWonen heeft [verweerder] hiervoor op 4 februari 2022 een officiële waarschuwing gegeven.
3.4
Op 1 maart 2022 zijn partijen een verbetertraject voor de duur van zes maanden gestart. Partijen hebben met elkaar afgesproken dat [verweerder] voor het einde van het verbetertraject een merkbare en structurele verbetering in zijn functioneren moest laten zien op de volgende ontwikkelpunten:
“(…)
1. u treedt op geen enkele wijze nog buiten uw bevoegdheden;
2. u informeert het bestuur en de treasurycommissie steeds tijdig en volledig over alle relevante zaken;
3. u ziet erop toe dat maandelijks een adequate liquiditeitsprognose wordt opgesteld;
4. u houdt een juist en volledig overzicht van de betalingsverplichtingen van MaasWonen op korte en lange termijn bij;
5. u ziet erop toe dat eens per kwartaal een adequate analyse van de begrotingsrealisatie plaatsvindt;
6. u communiceert zowel in woord als geschrift transparant, duidelijk en of respectvolle wijze met zowel meerderen als uw ondergeschikten;
7. u zet zich aantoonbaar in voor de professionele ontwikkeling van de medewerkers in uw team;
8. MaasWonen ontvangt geen klachten van medewerkers over de samenwerking met u.
9. u zorgt er voor dat financiële rapportages op tijd worden aangeleverd dan wel dat u tijdig risico's signaleert.
(…)”
3.5
[verweerder] werd gedurende het traject begeleid door [functie 2] [naam 1] (hierna: [naam 1] ), die tweewekelijkse evaluatiegesprekken met [verweerder] zou voeren die schriftelijk zouden worden vastgelegd. De evaluatiegesprekken die hebben plaatsgevonden, zijn door MaasWonen niet schriftelijk vastgelegd.
3.6
[verweerder] heeft zich op 19 september 2022 ziekgemeld wegens burn-outklachten. Sinds 18 september 2023 is [verweerder] weer volledig hersteld.
3.7
MaasWonen heeft [verweerder] met ingang van 17 november 2023 op non-actief gesteld.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
Bij verzoekschrift van 6 februari 2024 heeft MaasWonen de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam verzocht, kort samengevat, om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden omdat sprake is van disfunctioneren van [verweerder] als bedoeld in artikel 7:669 lid 3, aanhef en sub d BW (de d-grond) en omdat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 aanhef en sub g (de g-grond). Verder heeft MaasWonen verzocht om te bepalen – primair – dat [verweerder] geen recht heeft op een transitievergoeding en – subsidiair - dat [verweerder] recht heeft op een transitievergoeding van ten hoogste € 16.570,25 bruto, uitgaande van een fictieve einddatum van 1 mei 2024.
4.2
[verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen het verzoek en, kort samengevat, verzocht om toekenning van een billijke vergoeding (inclusief een transitievergoeding) voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden.
4.3
De kantonrechter heeft in de tussenbeschikking van 8 mei 2024 het verzoek op de d-grond afgewezen wegens het ontbreken van een behoorlijk verbetertraject en MaasWonen in de gelegenheid gesteld om schriftelijke verklaringen te overleggen waarop [verweerder] mocht reageren. De kantonrechter heeft in de eindbeschikking van 2 oktober 2024 het ontbindingsverzoek op de g-grond eveneens afgewezen en MaasWonen in de proceskosten veroordeeld, omdat de door MaasWonen overgelegde verklaringen haar stelling dat de arbeidsverhouding duurzaam is verstoord, onvoldoende ondersteunen, althans onvoldoende concreet zijn.

5.Beoordeling in hoger beroep

5.1
Tegen de genoemde beslissingen van de kantonrechter en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt MaasWonen in hoger beroep op met twee grieven. Haar verzoek strekt ertoe dat het hof de bestreden beschikkingen zal vernietigen, een datum zal bepalen waarop de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst zal eindigen en [verweerder] zal veroordelen tot betaling van de kosten van de procedure in beide instanties.
5.2
Kort gezegd zien de grieven van MaasWonen op het volgende. In hoger beroep heeft MaasWonen de grondslag van haar verzoek gewijzigd. Zij beroept zich nu ook op artikel 7:669 lid 3 aanhef en sub i BW (de i-grond) en stelt subsidiair dat de arbeidsovereenkomst moet eindigen op grond van een combinatie van omstandigheden genoemd in de d- en g-grond, omdat van MaasWonen in redelijkheid niet kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Volgens MaasWonen is er sprake geweest van een behoorlijk verbetertraject, evaluaties en disfunctioneren van [verweerder] en is de arbeidsverhouding tussen partijen, en die tussen [verweerder] en zijn collega’s en leidinggevenden, onherstelbaar verstoord. Herplaatsing van [verweerder] in een andere functie ligt niet in de rede en is ook feitelijk niet mogelijk gebleken. MaasWonen heeft [verweerder] een alternatieve functie aangeboden die hij heeft afgewezen, aldus MaasWonen.
5.3
[verweerder] bestrijdt de grieven en heeft primair geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden beschikkingen. Voor het geval dat de bestreden beschikkingen geheel of gedeeltelijk worden vernietigd, verzoekt [verweerder] in hoger beroep subsidiair om toekenning van een billijke vergoeding (inclusief de transitievergoeding), een en ander met veroordeling van MaasWonen tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.
Disfunctioneren (de d-grond)
5.4
De d-grond houdt in dat sprake is van ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid, anders dan ten gevolge van ziekte of gebreken van de werknemer. Daarbij is vereist dat de werkgever de werknemer tijdig in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren en de ongeschiktheid niet het gevolg is van onvoldoende zorg van de werkgever voor scholing van de werknemer of voor de arbeidsomstandigheden van de werknemer.
5.5
Het hof is van oordeel dat MaasWonen voldoende heeft onderbouwd dat sprake is van disfunctioneren van [verweerder] .
5.6
Vast staat dat [verweerder] begin 2022 een liquiditeitstekort niet tijdig heeft gemeld waardoor een lening aan de Nederlandse Waterschapsbank N.V. van 3,4 miljoen euro niet tijdig kon worden afgelost. MaasWonen heeft daarna onderzoek laten doen door BDO Advisory B.V. (BDO) naar de handelwijze van [verweerder] en de omstandigheden die tot het ontstaan van het liquiditeitstekort hebben geleid. Volgens het rapport van BDO van 16 februari 2022 heeft [verweerder] op onderdelen zijn taken en verantwoordelijkheden niet voldoende uitgevoerd en de opgestelde regels niet nageleefd. Een goede liquiditeitsbegroting 2022 en een betere bewaking van de lopende betalingsverplichtingen hadden het tekort eerder zichtbaar gemaakt. Het eigenhandig opereren van [verweerder] en het gebrek aan communicatie hebben het probleem erger gemaakt en het vertrouwen in [verweerder] ondermijnd. Collega’s missen een open communicatie, taakoverdracht en een adequate begeleiding bij hun professionele ontwikkeling. De vaardigheden van [verweerder] als leider en teamspeler staan hierbij ter discussie, aldus het rapport van BDO.
5.7
[verweerder] heeft de bevindingen van BDO niet weersproken en heeft erkend dat hij in januari 2022 een fout heeft gemaakt door het liquiditeitstekort niet tijdig te melden. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [verweerder] tot zijn verweer aangevoerd dat hij getracht heeft om de schade te herstellen door ervoor te zorgen dat werd overeengekomen dat de lening op een later moment kon worden afgelost, vóórdat hij de kwestie met [naam 1] besprak. Dat is niet gelukt doordat de bank die mogelijkheid had teruggedraaid. [verweerder] heeft gesteld dat hij zich in dat opzicht misleid voelt door de bank.
5.8
Vervolgens is per 1 maart 2022 een verbeterplan van start gegaan waarin negen ontwikkelpunten waren opgenomen (hiervoor in 3.4 geciteerd). Daarmee heeft MaasWonen bij het begin van het verbetertraject aan [verweerder] duidelijk gemaakt op welke concrete punten hij zijn functioneren diende te verbeteren. Ook heeft MaasWonen op haar kosten aan [verweerder] een coach aangeboden en hebben, zoals blijkt uit de agenda van [naam 1] , verschillende besprekingen (‘bila’s’) tussen beiden plaatsgevonden. Het hof kan echter niet vaststellen dat MaasWonen [verweerder] tijdens de looptijd van het verbetertraject naar behoren in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren omdat van de overeengekomen schriftelijke vastlegging van de evaluatiegesprekken die [naam 1] periodiek met [verweerder] zou voeren, niets terechtgekomen is.
5.9
MaasWonen heeft verder nog aangevoerd dat zich tijdens het verbetertraject incidenten hebben voorgedaan waaruit blijkt dat [verweerder] ook in die periode (maart – september 2022) niet naar behoren heeft gefunctioneerd: het vertrek van [functie 3] [naam 2] wegens - onder meer - de moeizame werkrelatie met [verweerder] , een klacht van een bewonerscommissie over de jaarbijdrage die ondanks veelvuldig aanmanen niet tijdig bleek te zijn voldaan en het zonder toestemming inhuren van externe partijen. Daarnaast waren de servicekostenafrekeningen niet tijdig op orde en bleken er meerdere tekortkomingen in de administratie te zijn waarvoor [verweerder] verantwoordelijk was. Omstreeks 1 december 2023 heeft MaasWonen bovendien nog een mandaatoverschrijding door [verweerder] ontdekt die eveneens tijdens het verbetertraject had plaatsgevonden. Daarbij ging het om het sluiten van een verzekeringsovereenkomst waarvan volgens MaasWonen het financieel belang het mandaat van [verweerder] ruimschoots te boven ging.
5.1
Het hof merkt op dat de kwesties die hiervoor onder 5.9 zijn genoemd, zich feitelijk hebben voorgedaan, dat staat immers tussen partijen niet ter discussie. [verweerder] heeft in reactie daarop hoofdzakelijk tot zijn verweer aangevoerd dat die kwesties niet aan hem verweten kunnen worden. Wat betreft de op 31 juli 2022 gesloten verzekeringsovereenkomst heeft [verweerder] zich uitdrukkelijk op het standpunt gesteld dat van mandaatoverschrijding geen sprake is geweest. De verzekeringsovereenkomst bestaat namelijk volgens [verweerder] uit deelpolissen per complex en de premienota’s per complex overschreden zijn mandaat niet, aldus [verweerder] .
5.11
Vastgesteld kan worden, gezien het functieprofiel van [verweerder] , dat hij verantwoordelijk is voor het financiële beleid van de onderneming van MaasWonen. Daaronder valt de verantwoordelijkheid voor de financieel-administratieve werkprocessen, de begeleiding van zijn medewerkers, de afstemming met andere afdelingen en het MT, en de financiële verslaglegging en verantwoording. Dat betekent dat [verweerder] ook (eind)verantwoordelijk is voor de onder 5.9 genoemde incidenten die zich tijdens het verbetertraject hebben voorgedaan. Op basis van die incidenten kan de conclusie worden getrokken dat niet alle doelen van het verbetertraject (vgl. 3.4) zijn gerealiseerd.
5.12
[verweerder] had zich dat ook moeten realiseren omdat het hof het aannemelijk acht dat [naam 1] de incidenten met hem heeft besproken tijdens de verschillende gesprekken, ook al heeft schriftelijke vastlegging van die gesprekken niet plaatsgevonden. Tijdens een teambuildingsdag medio juni 2022 bleek dat [verweerder] niets voor de afrekening van de servicekosten had geregeld. Toen hij, daarop aangesproken, ook geen plan bleek te hebben om deze crisis op te lossen, heeft MaasWonen de verantwoordelijkheid voor dit probleem bij hem weggehaald en neergelegd bij de [functie 4] [naam 3] . Ook daaruit had [verweerder] moeten begrijpen dat hij in deze crisissituatie niet adequaat had gehandeld. Verder staat vast dat [verweerder] ook in de MT-vergadering op 15 september 2022 uitdrukkelijk is aangesproken op het servicekostenprobleem. [verweerder] is die dag eveneens aangesproken op het feit dat hij op dat moment uit de MT-vergadering was weggelopen om een naar zijn zeggen belangrijk telefoongesprek te voeren, waarna hij die avond - zonder bericht - ook niet meer is verschenen bij de vergadering met de Raad van Commissarissen.
5.13
In de onderhavige procedure heeft MaasWonen verschillende schriftelijke verklaringen overgelegd van medewerkers die zich daarin kritisch hebben uitgelaten over het functioneren van [verweerder] , vóór en tijdens het verbetertraject. Zo heeft [naam 4], die op interimbasis verschillende opdrachten voor MaasWonen heeft uitgevoerd, onder andere schriftelijk verklaard over de tekortkomingen die hij al in 2019 aantrof bij het controleren van de prospectieve informatie waarbij bleek dat [verweerder] zijn verantwoordelijkheden niet had opgepakt, en het feit dat hij - [naam 4] – toen samen met [naam 2] die taken alsnog op zich heeft genomen. In reactie hierop heeft [verweerder] , kort samengevat, aangevoerd dat de schuld hiervoor bij zijn medewerkers lag en dat hij mag rekenen op de zelfredzaamheid van zijn medewerkers. [verweerder] miskent hiermee echter dat de (eind)verantwoordelijkheid voor dit werkproces bij hem lag.
5.14
Het hof ziet een patroon in de manier waarop [verweerder] reageert op deze en andere kritiek op zijn functioneren. Hij lijkt de ernst van de incidenten die zich hebben voorgedaan te bagatelliseren en de verantwoordelijkheid voor de incidenten bij een ander te leggen waarbij hij onvoldoende zelfreflectie toont.
5.15
Het hof laat in het midden of met het sluiten van de verzekeringsovereenkomst op 31 juli 2022 al dan niet het mandaat van [verweerder] is overschreden, omdat [verweerder] dat gemotiveerd heeft betwist en MaasWonen de onderliggende stukken niet heeft overgelegd.
5.16
Concluderend kan worden vastgesteld dat [verweerder] vóór en ook tijdens het verbetertraject in verschillende opzichten onvoldoende heeft gefunctioneerd en dat hem dat ook duidelijk moet zijn geworden, maar dat, door het ontbreken van schriftelijke verslaglegging van de evaluatiegesprekken tijdens het verbetertraject, niet kan worden vastgesteld dat MaasWonen [verweerder] in voldoende mate in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren waardoor van een voldragen d-grond geen sprake is.
De verstoorde arbeidsverhouding (de g-grond)
5.17
De g-grond houdt in dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.18
MaasWonen heeft gesteld dat door de tekortkomingen in het functioneren en het gedrag van [verweerder] , en dan met name diens gebrek aan inzicht, organisatorische vaardigheden, leidinggevende kwaliteiten, open communicatie en zelfreflectie, een vertrouwensbreuk met [functie 2] [naam 1] is veroorzaakt en de samenwerking met de overige medewerkers onmogelijk is geworden. MaasWonen heeft met de negen door haar in hoger beroep overgelegde schriftelijke verklaringen van medewerkers voldoende onderbouwd dat sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding.
5.19
[verweerder] heeft gemotiveerd betwist dat de arbeidsverhouding duurzaam verstoord zou zijn. [verweerder] heeft benadrukt dat verschillende door MaasWonen overgelegde schriftelijke verklaringen veelal afkomstig zijn van personen die niet meer werkzaam zijn bij MaasWonen en heeft de juistheid van de inhoud van diverse fragmenten van de verklaringen betwist.
5.2
Naar het oordeel van het hof zijn de elementen die telkens terugkeren in de overgelegde schriftelijke verklaringen, het gebrek aan (gepaste) communicatie, empathie, zelfreflectie en verantwoordelijkheidsgevoel, en [verweerder] heeft deze elementen niet, althans niet gemotiveerd betwist. Deze elementen hangen nauw samen met de punten die MaasWonen ten grondslag legt aan het disfunctioneren van [verweerder] . Het hof acht aannemelijk dat deze elementen, met name op het gebied van communicatie en samenwerking, tot een vertrouwensbreuk met [naam 1] en een moeizame werkrelatie met de collega’s hebben geleid. Omdat het gebrek aan vertrouwen en de moeizame samenwerking met de collega’s in hoofdzaak zijn veroorzaakt door het feit dat [verweerder] binnen de organisatie van MaasWonen niet naar behoren functioneerde maar niet kan worden vastgesteld dat [verweerder] voldoende in gelegenheid is gesteld om zijn functioneren te verbeteren, is van een voldragen g-grond geen sprake. Ook verder is het hof van oordeel dat MaasWonen onvoldoende heeft aangevoerd om een beroep op de g-grond te kunnen honoreren.
De cumulatiegrond (i-grond)
5.21
De i-grond houdt een combinatie van omstandigheden in die genoemd zijn in twee of meer van de gronden bedoeld in artikel 7:669 lid 3, c tot en met e, g en h BW, die zodanig is dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Naar het oordeel van het hof doet die situatie zich hier voor.
5.22
Hiervoor is geconcludeerd dat MaasWonen voldoende heeft onderbouwd dat sprake is van disfunctioneren van [verweerder] , een vertrouwensbreuk tussen [verweerder] en [naam 1] en een moeizame werkrelatie tussen [verweerder] en zijn collega’s. Het hof acht het niet aannemelijk dat het functioneren van [verweerder] bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst zal verbeteren, gelet op het weinig succesvol verlopen verbetertraject, terwijl de arbeidsverhouding verstoord is geraakt door het disfunctioneren van [verweerder] , wat weer het gevolg lijkt van persoonskenmerken van [verweerder] die vermoedelijk evenmin vatbaar zijn voor verandering nu [verweerder] maar weinig zelfreflectie heeft getoond. Het voortzetten van de arbeidsovereenkomst zou derhalve waarschijnlijk leiden tot een verslechtering van de nu reeds problematische samenwerking. De combinatie van deze omstandigheden (die worden bedoeld in de onderdelen d en g van artikel 7:669 lid 3 BW), brengt mee dat van MaasWonen in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
Herplaatsing
5.23
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:669 lid 1 BW dient te worden beoordeeld of herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn in een andere passende functie, al dan niet met behulp van scholing, (niet) mogelijk is of in de rede ligt.
5.24
MaasWonen heeft gesteld dat herplaatsing van [verweerder] niet in de rede ligt omdat het disfunctioneren van [verweerder] en de verstoring van de arbeidsrelatie niet worden weggenomen met herplaatsing in een andere functie, en de overige medewerkers zich verzetten tegen een eventuele terugkeer van [verweerder] . MaasWonen heeft [verweerder] overigens wel een andere functie aangeboden maar [verweerder] achtte dat geen serieus aanbod en heeft die functie afgewezen.
5.25
Namens [verweerder] is betoogd dat van disfunctioneren geen sprake is en MaasWonen ervoor zorg behoort te dragen dat haar werknemers na de terugkeer van [verweerder] op een goede wijze met hem samenwerken. Op MaasWonen rust daarom de verplichting om [verweerder] in staat te stellen zijn eigen functie uit te oefenen.
5.26
Het hof overweegt dat [verweerder] niet heeft toegelicht in welke functie(s) binnen de organisatie van MaasWonen hij in zijn visie herplaatst zou kunnen worden. Vast staat dat MaasWonen een kleine organisatie is waar slechts circa 31 medewerkers werkzaam zijn. Het hof acht het daarom aannemelijk dat [verweerder] niet binnen een redelijke termijn herplaatst kan worden in een andere, passende functie zonder dat opnieuw sprake zal zijn van functionerings- en samenwerkingsproblemen.
5.27
Het hof zal daarom bepalen dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen eindigt op 1 juni 2025.
De transitievergoeding en de cumulatievergoeding
5.28
Omdat de arbeidsovereenkomst eindigt op initiatief van MaasWonen, heeft [verweerder] overeenkomstig artikel 7:673 lid 1 BW aanspraak op toekenning van een transitievergoeding. Dat zou anders zijn als het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] , zoals MaasWonen in haar inleidend verzoekschrift met zoveel woorden heeft gesteld. Daarvan is echter naar het oordeel van het hof geen sprake. Partijen zijn het erover eens dat de transitievergoeding uitgaande van 1 mei 2024 als einddatum van de arbeidsovereenkomst € 16.570,25 bruto bedraagt. Het hof zal bepalen dat aan [verweerder] een transitievergoeding toekomt, waarbij rekening dient te worden gehouden met 1 juni 2025 als einddatum van de arbeidsovereenkomst en de na 1 mei 2024 toegepaste cao-loonsverhoging(en) dienen te worden betrokken, en MaasWonen veroordelen tot betaling hiervan.
5.29
Artikel 7:671b lid 8 BW bepaalt dat de kantonrechter aan de werknemer een vergoeding kan toekennen als de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op de i-grond van ten hoogste de helft van de transitievergoeding bedoeld in artikel 7:673 lid 2 BW. Het hof ziet grond voor toepassing van deze bepaling gelet op alle feiten en omstandigheden van het geval, en zal de maximale cumulatievergoeding toekennen met name wegens het ontbreken van de schriftelijke vastlegging van de met [verweerder] gehouden evaluatiegesprekken waardoor niet kan worden vastgesteld dat MaasWonen [verweerder] tijdens de looptijd van het verbetertraject naar behoren in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren.
5.3
Het hof zal bepalen dat de cumulatievergoeding die aan [verweerder] wordt toegekend de helft van het bedrag van de overeenkomstig 5.28 berekende transitievergoeding bedraagt en MaasWonen veroordelen tot betaling daarvan.
De billijke vergoeding
5.31
Het verzoek van [verweerder] om toekenning van een billijke vergoeding voor het geval het hof van oordeel is dat de arbeidsovereenkomst dient te eindigen, zal worden afgewezen.
5.32
Aan [verweerder] kan worden toegegeven dat het verbetertraject niet aan de daaraan te stellen eisen heeft voldaan wegens het ontbreken van schriftelijke verslaglegging van de evaluatiegesprekken. Dat verzuim vormt echter geen ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van MaasWonen dat toekenning van een billijke vergoeding rechtvaardigt.
5.33
Zoals hiervoor is overwogen, heeft MaasWonen voldoende onderbouwd dat sprake is van disfunctioneren van [verweerder] , een vertrouwensbreuk tussen [verweerder] en [naam 1] en een moeizame relatie tussen [verweerder] en zijn collega’s waardoor tewerkstelling van [verweerder] in zijn eigen functie niet meer van MaasWonen gevergd kan worden. Dat MaasWonen in 2023 - dus niet tijdens maar pas geruime tijd na afloop van het verstrijken van het verbetertraject - een vervanger voor [verweerder] in vaste dienst heeft genomen, is daarom evenmin ernstig verwijtbaar.
5.34
MaasWonen heeft wel de mogelijkheden voor herplaatsing onderzocht en heeft [verweerder] een vervangende functie aangeboden, maar [verweerder] heeft dat aanbod van de hand gewezen en niet toegelicht in welke functie(s) binnen de organisatie van MaasWonen hij in zijn visie (wel) herplaatst zou kunnen worden. Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van MaasWonen zoals [verweerder] heeft aangevoerd is daarom ook op dat punt geen sprake.
Conclusie en proceskosten
5.35
De conclusie is dat het hoger beroep van MaasWonen slaagt. Daarom zal het hof de beschikking vernietigen voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen. Het hof zal bepalen dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen eindigt op 1 juni 2025, dat aan [verweerder] een transitievergoeding wordt toegekend en dat de cumulatievergoeding die aan [verweerder] wordt toegekend de helft van het bedrag van de transitievergoeding bedraagt. De proceskostenveroordeling in eerste aanleg zal in stand blijven. Het hof ziet aanleiding om de kosten van het hoger beroep te compenseren in die zin dat zal worden bepaald dat iedere partij de eigen kosten draagt. Wat in hoger beroep meer of anders is verzocht, zal worden afgewezen.
5.36
Aan bewijslevering komt het hof niet toe omdat partijen geen bewijs hebben aangeboden van feiten die, indien bewezen, leiden tot een andere beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 8 mei 2024 en 2 oktober 2024 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
  • bepaalt dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen eindigt op 1 juni 2025;
  • kent aan [verweerder] de wettelijke transitievergoeding toe, waarbij rekening dient te worden gehouden met 1 juni 2025 als einddatum van de arbeidsovereenkomst en de na 1 mei 2024 toegepaste cao-loonsverhoging(en) dienen te worden betrokken, en veroordeelt MaasWonen tot betaling van dit bedrag;
  • kent aan [verweerder] een cumulatievergoeding toe die de helft van het bedrag van de wettelijke transitievergoeding bedraagt, en veroordeelt MaasWonen tot betaling van dat bedrag;
  • veroordeelt MaasWonen in de kosten van de procedure in eerste aanleg, aan de zijde van [verweerder] begroot op € 814,-;
  • compenseert de kosten van het hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
  • verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst af wat in hoger beroep meer of anders is gevraagd.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F.J. Verbeek, M.D. Ruizeveld en P.S. Fluit en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2025 in aanwezigheid van de griffier.