In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 mei 2025 uitspraak gedaan over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen Stichting MaasWonen en [verweerder]. De zaak betreft de beoordeling of de arbeidsovereenkomst moest eindigen wegens disfunctioneren van de werknemer en/of een verstoorde arbeidsverhouding. Het hof oordeelde dat de arbeidsovereenkomst moest eindigen op grond van een combinatie van omstandigheden, omdat van de werkgever in redelijkheid niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De verzoekster, Stichting MaasWonen, had in hoger beroep de beschikking van de kantonrechter in Rotterdam aangevochten, die eerder het verzoek om ontbinding had afgewezen. Het hof concludeerde dat er voldoende bewijs was voor disfunctioneren van de werknemer, onderbouwd door een rapport van BDO Advisory B.V. en verschillende schriftelijke verklaringen van medewerkers. Het hof oordeelde dat de werknemer onvoldoende in de gelegenheid was gesteld om zijn functioneren te verbeteren, wat leidde tot de conclusie dat de d-grond niet voldaan was. De g-grond, die betrekking heeft op een verstoorde arbeidsverhouding, werd ook niet als voldaan beschouwd, omdat MaasWonen onvoldoende had aangetoond dat de arbeidsverhouding duurzaam verstoord was. Echter, de combinatie van de omstandigheden leidde tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst moest eindigen op de i-grond. Het hof kende de werknemer een transitievergoeding en een cumulatievergoeding toe, en bepaalde dat de arbeidsovereenkomst eindigt op 1 juni 2025.