ECLI:NL:GHDHA:2025:1207

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
200.331.474/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over overtreding van een concurrentiebeding en bewijsvermoeden

In deze zaak vordert Administratiekantoor @dfis B.V., handelend onder de naam Bongenoten, van de geïntimeerde de betaling van € 481.050,-- aan verbeurde boetes wegens overtreding van een concurrentiebeding. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vorderingen van Bongenoten afgewezen, waarop Bongenoten in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft op 27 juni 2025 een voorlopig oordeel gegeven dat de geïntimeerde het concurrentiebeding heeft overtreden, maar staat de geïntimeerde toe tegenbewijs te leveren. De zaak betreft een arbeidsovereenkomst tussen Bongenoten en de geïntimeerde, waarin een non-concurrentiebeding is opgenomen. De geïntimeerde heeft na beëindiging van de arbeidsovereenkomst klanten van Bongenoten benaderd, wat volgens Bongenoten een overtreding van het concurrentiebeding vormt. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de geïntimeerde een actieve rol heeft gespeeld in het werven van deze klanten, maar laat de mogelijkheid open voor de geïntimeerde om tegenbewijs te leveren. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en bewijslevering.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.331.474/01
Rolnummer rechtbank : 10215504 \ RL EXPL 22-18963

Arrest van 8 juli 2025

in de zaak van

Administratiekantoor @dfis B.V. handelend onder de naam Bongenoten,

gevestigd te Den Haag,
appellante,
hierna te noemen: Bongenoten,
advocaat: mr. J. du Bois te Amsterdam,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. B. Fresco te Rotterdam.

De zaak in het kort

Bongenoten vordert van [geïntimeerde] de betaling van een bedrag van € 481.050,-- aan verbeurde boetes in verband met het overtreden van een concurrentiebeding. Als dat niet wordt toegewezen vordert Bongenoten schadevergoeding vanwege onrechtmatig handelen van [geïntimeerde]. De kantonrechter heeft de in eerste aanleg gevorderde boetes afgewezen. Het hof komt tot het voorlopig oordeel dat [geïntimeerde] het concurrentiebeding heeft overtreden. [geïntimeerde] mag tegenbewijs leveren.

Het geding in hoger beroep

1. Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 2 augustus 2023, hersteld bij exploot van 16 augustus 2023 waarmee Bongenoten in hoger beroep is gekomen van het door de kantonrechter van de rechtbank Den Haag gewezen vonnis van 3 mei 2023;
  • het tussenarrest van dit hof van 10 oktober 2023;
  • de memorie van grieven van Bongenoten (met producties);
  • de memorie van antwoord van [geïntimeerde].
2. Op 17 juni 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen zijn bijgestaan door hun advocaten. De advocaten hebben het standpunt van hun cliënt toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen, die aan het hof zijn overgelegd.

Feiten

3. Het gaat in deze zaak om de volgende feiten.
3.1
Bongenoten houdt zich bezig met het verzorgen en verwerken van administratie en aangiftes IB, BTW en VpB, het samenstellen van jaarrekeningen, het voeren van loonadministraties en het geven van financieel en fiscaal advies ten behoeve van haar cliënten, voornamelijk afkomstig uit het midden- en kleinbedrijf.
3.2
Tussen partijen heeft van 1 januari 2018 tot 31 maart 2021 een arbeidsovereenkomst bestaan, waarbij [geïntimeerde] werkzaam is geweest als allround administrateur.
3.3
In de arbeidsovereenkomst van 27 december 2017 is het volgende bepaald:
“Artikel 8 […]Non-concurrentiebeding
1.
[…]
2.
Werknemer verbindt zich om gedurende een periode van twee jaar na het einde van de dienstbetrekking direct, noch indirect, noch voor zichzelf, noch voor anderen, in enigerlei vorm relaties van werkgever te benaderen of te werven. Indien de werknemer in strijd met zijn verplichtingen uit hoofde van het onderhavige artikel handelt zal hij aan werkgever, zonder dat enige ingebrekestelling vereist is, voor iedere overtreding een boetesom verbeuren van € 4.500,-- alsmede een boete gelijk aan € 450,-- voor elke dag dat de overtreding na mededeling van ontdekking daarvan door de werkgever, voortduurt, waarbij de boete ten goede komt aan de werkgever, voortduurt, waarbij de boete ten goede komt aan de werkgever, onverminderd het recht van de werkgever naast de boete volledige schadevergoeding te vorderen.”
3.4
Tussen partijen is een geschil ontstaan. Bij brief van 15 maart 2021 heeft
[geïntimeerde] de arbeidsovereenkomst opgezegd.
3.5
Op 18 maart 2021 is de eenmanszaak van [geïntimeerde] onder de naam
[handelsnaam] ingeschreven in het handelsregister.
3.6
Bij e-mail van 16 december 2021 heeft [naam] aan [geïntimeerde] geschreven dat deze (onder meer) het concurrentiebeding van art. 8 van de arbeidsovereenkomst heeft overtreden, daardoor boetes heeft verbeurd en schadeplichtig is.
3.7
Dit heeft [geïntimeerde] bij e-mail van 28 december 2021 betwist.

Procedure in eerste aanleg

4. In eerste aanleg heeft Bongenoten gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen (i) om haar te betalen een bedrag aan boetes van € 481.050,--, te vermeerderen met wettelijke handelsrente, (ii) te vermeerderen met de verschuldigde boete voor elke dag dat de overtreding(en) voortduren na 15 oktober 2022, (iii) de buitengerechtelijke incassokosten aan haar te betalen en (iv) de proceskosten te betalen.
5. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vorderingen van Bongenoten afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld.

Vorderingen in hoger beroep

6. In hoger beroep vordert Bongenoten het bestreden vonnis te vernietigen en alsnog rechtdoende
primairde vorderingen van Bongenoten in de eerste aanleg toe te wijzen en
subsidiair[geïntimeerde] te veroordelen om Bongenoten schadevergoeding te betalen voor een bedrag van € 180.774,--, te vermeerderen met wettelijke handelsrente, dan wel een in goede justitie te bepalen ander bedrag, en [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van beide instanties.

De beoordeling van het hoger beroep

7. Het gaat in deze zaak
primairom boetes die door [geïntimeerde] zouden zijn verbeurd vanwege de overtredingen van het concurrentiebeding.
Subsidiairis aan de orde of [geïntimeerde] schadevergoeding dient te betalen vanwege een door hem gepleegde onrechtmatige daad. Verder gaat het in deze zaak om de vraag of aan [geïntimeerde] een beroep op matiging toekomt van enige vordering van Bongenoten.
Overtreding concurrentiebeding
8. In art. 8 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat het [geïntimeerde] niet is toegestaan relaties van de werkgever
“direct, noch indirect, noch voor zichzelf, noch voor anderen, in enigerlei vorm […] te benaderen of te werven.Op overtreding van dit verbod zijn boetes gesteld.
9. In hoger beroep is niet langer in geschil dat [geïntimeerde] aan dit concurrentiebeding is gebonden.
10. Het standpunt van Bongenoten komt op het volgende neer.
10.1
[geïntimeerde] bedient thans 49 klanten die voorheen klanten van Bongenoten waren. Deze klanten werden toen door [geïntimeerde] als werknemer van Bongenoten bediend. Dat is al een overtreding van het concurrentiebeding.
10.2
De enkele melding van [geïntimeerde] aan deze klanten dat hij vanaf 15 maart 2021 of een andere datum, op een ander e-mailadres bereikbaar is, is reeds een actieve benadering van deze klanten.
10.3
Gelet op het aantal klanten (49) en het feit dat al deze klanten met [geïntimeerde] zijn meegegaan kan het niet anders dan dat [geïntimeerde] de klanten heeft benaderd/geworven.
10.4
[geïntimeerde] maakt bij deze concurrentie gebruik van de digitale administraties, klantgegevens en klantenbestanden van Bongenoten. [geïntimeerde] heeft van deze klantenbestanden ‘back ups’ gemaakt en meegenomen. [geïntimeerde] gebruikt deze bestanden.
11. Het hof stelt voorop dat voor het antwoord op de vraag of er sprake is van een overtreding van het concurrentiebeding dat beding dient te worden uitgelegd volgens het Haviltex-criterium [1] . Daarbij dient niet enkel te worden gekeken naar de taalkundige betekenis van de tekst, maar ook naar hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en wat zij redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden. Het gaat er uiteindelijk om welke verwachtingen partijen op grond van de omstandigheden van het geval over en weer mochten hebben.
12. In dit geval dient de uitleg van het concurrentiebeding echter uitsluitend aan de hand van de tekst plaats te vinden. Er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die naast de tekst kunnen bijdragen aan de uitleg van dit beding. Bongenoten stelt nog wel dat [geïntimeerde] bijzonder goed en uit eigen ervaring binnen zijn werkkring op de hoogte was van de ins en outs van een concurrentiebeding en dat het voor hem duidelijk was dat voor klanten moet worden betaald indien deze meegaan. Echter, dit is te vaag om bij de uitleg te betrekken. Niet is onderbouwd welke concrete verklaringen en gedragingen betekenis hebben voor de uitleg.
12. Het enkele bedienen van 49 oud klanten van Bongenoten is geen overtreding van het concurrentiebeding.
12. Het benaderen van klanten op zichzelf beschouwd is geen overtreding van het concurrentiebeding. Het gaat er om of [geïntimeerde] bedoelde klanten heeft geworven. Dat vergt – naar normaal spraakgebruik – een actieve rol van [geïntimeerde] gericht op werving.
12. Het hof komt bij wijze van bewijsvermoeden tot het voorshands oordeel dat
[geïntimeerde] een (actieve) wervende rol heeft gespeeld ten aanzien van deze 49 klanten en daarmee het concurrentiebeding heeft overtreden. Dit oordeel wordt als volgt toegelicht.
15.1.
Het gaat hier om 49 klanten die [geïntimeerde] bedient. Al deze klanten werden door [geïntimeerde] bediend toen hij bij Bongenoten in dienst was. Er zijn geen klanten die [geïntimeerde] bediende bij Bongenoten achtergebleven.
15.2.
Het ligt voor de hand, mede gelet op het aantal van 49 klanten, die op een identieke lijst staan afkomstig uit het klantenbestand van Bongenoten, om aan te nemen dat [geïntimeerde] een actieve, wervende rol heeft gespeeld bij het verkrijgen van deze klanten. Deze klanten van Bongenoten zijn na uitdiensttreding van [geïntimeerde] klant bij [geïntimeerde] geworden. Voor het standpunt van [geïntimeerde] dat al deze 49 klanten – naar het oordeel van het hof: “een substantieel aantal” – zich alle volledig uit eigen beweging bij hem als klant hebben gemeld bestaan op dit moment onvoldoende aanknopingspunten.
15.3.
De door [geïntimeerde] overgelegde schriftelijke verklaringen van klanten zijn vooralsnog geen reden om van dit oordeel af te wijken.
16. [geïntimeerde] zal in de gelegenheid worden gesteld dit bewijs te ontzenuwen door tegenbewijs te leveren als hierna bepaald.
16. Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

Beslissing

Het hof:
  • laat [geïntimeerde] toe het bewijs te ontzenuwen dat hij een actieve rol heeft gespeeld bij het werven van bedoelde 49 klanten;
  • bepaalt dat, indien [geïntimeerde] getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris
  • bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van alle partijen en de te horen getuigen in de maanden september 2025 tot en met maart 2026, opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
  • verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor niet nodig is;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.S. van Coevorden, M.D. Ruizeveld en O.F. Blom en is ondertekend en in het openbaar uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2025 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex).