Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
[besloten vennootschap 1],
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 12 mei 2021, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 april 2021;
- het arrest van dit hof van 21 september 2021, waarbij een mondelinge behandeling is gelast. Deze heeft plaatsgevonden op 8 november 2021. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt. Hierop hebben [appellant] en de curator bij brief van 25 november 2021 respectievelijk 19 november 2021 gereageerd met opmerkingen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [appellant] de producties 26 tot en met 31 overgelegd;
- de memorie van grieven van [appellant] , met producties 32 tot en met 38;
- de memorie van antwoord van de curator , met producties 1 tot en met 3.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling van het hoger beroep
[appellant] betoogt ook in hoger beroep dat hij een rechtmatig belang heeft bij het verstrekken van die stukken en dat zijn vordering tot afgifte van deze stukken ook voor het overige aan de vereisten van artikel 843a Rv voldoet. De curator betwist dit en stelt zich op het standpunt dat de vordering tot exhibitie van [appellant] niet aan één of meer van de voorwaarden van artikel 843a Rv voldoet.
- i) de eiser moet een rechtmatig belang hebben bij de inzage, het afschrift of het uittreksel;
- ii) het verzoek tot inzage moet zien op bepaalde bescheiden of bepaalde gegevens en
- iii) het moet voldoende aannemelijk zijn dat deze bescheiden of gegevens betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 april 2021;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op in totaal € 3.980,- en op € 178,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 92,- indien niet binnen 14 dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- bepaalt dat binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 92,-, na de datum van betekening, aan deze kostenveroordeling moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit arrest wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.