ECLI:NL:GHDHA:2025:1344

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
22-000308-25
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van vernieling in Rotterdam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 150 uren, met een proeftijd van twee jaren, en een schadevergoeding van € 4.855,-. De verdachte was aanwezig bij een incident waarbij medeverdachten graffiti spoten op metrorijtuigen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet zelf graffiti heeft gespoten en dat er geen bewijs is dat hij op de hoogte was van de plannen van de medeverdachten. De advocaat-generaal had gevorderd tot bevestiging van het vonnis, maar het hof oordeelde dat de aanwezigheid van de verdachte niet voldoende was om hem als medepleger aan te merken. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen nauwe en bewuste samenwerking was en dat de bijdrage van de verdachte niet van voldoende gewicht was. Daarom heeft het hof het vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000308-25
Parketnummer: 10-384612-24
Datum uitspraak: 27 juni 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 20 januari 2025 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ([land]),
BRP-adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 150 uren, met aftrek van voorarrest, zodat 144 uren resteren, subsidiair 72 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. Voorts is een hoofdelijke maatregel tot schadevergoeding opgelegd van een bedrag van € 4.855,-, vermeerderd met de wettelijke rente en bij gebreke van betaling te vervangen door 58 dagen gijzeling.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 december 2024 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere metrorijtuig(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan RET N.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd om hem als medepleger te kunnen aanmerken, nu hij slechts aanwezig is geweest en samen met de medeverdachten is weggerend voor de politie.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het aanwezig zijn terwijl twee medeverdachten graffiti spuiten, het zich niet onttrekken aan de groep en het wegrennen op het moment dat de politie ter plaatse komt, voldoende is om tot een bewezenverklaring van de verdachte als medepleger te komen.
Het hof overweegt als volgt.
Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht moet zijn.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kunnen de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld. De verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben zich in de vroege ochtend van 1 december 2024 samen begeven naar het metro-emplacement aan de Schulpweg in Rotterdam. Aldaar hebben de medeverdachten in bijzijn van de verdachte graffiti gespoten op aldaar gestationeerde metrorijtuigen. Na betrapping door de politie zijn de verdachte en de medeverdachten weggerend en hebben zij zich geprobeerd te verstoppen.
Naar het oordeel van het hof kan hieruit niet worden afgeleid dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte(n), die was gericht op beschadiging van de metrorijtuigen en waarbij de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht was. Daartoe is in de eerste plaats van belang dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden afgeleid dat de verdachte zelf graffiti op de rijtuigen heeft gespoten, noch dat hij op enig moment spuitmateriaal in handen heeft gehad, noch dat hij (al dan niet samen met de medeverdachten) voorbereidingen voor het spuiten van de graffiti heeft getroffen. Verder is daartoe van belang dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte er al vooraf van op de hoogte was dat de medeverdachten van plan waren om graffiti te gaan spuiten. Onder die omstandigheden zijn de aanwezigheid van de verdachte bij het graffiti spuiten door de medeverdachten en het feit dat hij daarvan geen afstand heeft genomen, onvoldoende om hem als medepleger aan te merken. Het hof neemt daarbij ook in aanmerking dat de aanwezigheid van de verdachte de voltooiing van het delict door de medeverdachten niet heeft vergemakkelijkt of daaraan anderszins heeft bijgedragen.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman, voorzitter, mr. B.W. Mulder en mr. A.J.P. van Beurden, leden, in bijzijn van de griffier mr. K.J. Duyvis.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 juni 2025.
Mr. A.J.P. van Beurden is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.