ECLI:NL:GHDHA:2025:1389

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
200.347.548/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en ondeugdelijk werk met verzuim zonder ingebrekestelling

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellante] en [geïntimeerde] over aannemingswerkzaamheden die door [geïntimeerde] zijn uitgevoerd in de woning van [appellante]. De werkzaamheden betroffen de installatie van een cinewall, maar deze zijn ondeugdelijk uitgevoerd. De kantonrechter oordeelde dat [geïntimeerde] niet in verzuim was geraakt omdat [appellante] hem geen gelegenheid tot herstel had geboden. [appellante] ging in hoger beroep, waarbij het hof oordeelde dat de bijzondere omstandigheden, waaronder aanranding door [geïntimeerde], maakten dat [appellante] geen gelegenheid tot herstel hoefde te bieden. Het hof concludeerde dat [geïntimeerde] in verzuim was geraakt en veroordeelde hem tot terugbetaling van het betaalde bedrag van € 900,- en een schadevergoeding van € 1.500,-. De kantonrechter had eerder alle vorderingen van [appellante] afgewezen, maar het hof vernietigde dit vonnis en gaf [appellante] gelijk in haar vordering tot schadevergoeding. De proceskosten werden gecompenseerd, aangezien beide partijen deels in het ongelijk waren gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.347.548/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : 10080438 CV EXPL 22-27043
Arrest van 18 juli 2025 [1]
in de zaak van
[appellante],
wonend in [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. V.G. Baran, kantoorhoudend in Den Haag,
tegen
[geïntimeerde],
wonend in [woonplaats],
geïntimeerde,
in hoger beroep niet verschenen (verstek verleend).
Het hof noemt partijen hierna [appellante] en [geïntimeerde].

1.De zaak in het kort

1.1
Deze zaak gaat over aannemingswerkzaamheden, die [geïntimeerde] tegen betaling heeft verricht in de woning van [appellante]. Deze werkzaamheden zijn niet goed uitgevoerd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat niet was komen vast te staan dat [geïntimeerde] door [appellante] in de gelegenheid was gesteld tot herstel, zodat [geïntimeerde] niet in verzuim was geraakt. Daarom kon de aannemingsovereenkomst niet worden ontbonden en had [appellante] geen aanspraak op schadevergoeding. Daarnaast heeft de kantonrechter andere schadevorderingen afgewezen bij gebrek aan bewijs.
1.2
Het hof oordeelt anders. Gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval kon niet van [appellante] gevergd worden om [geïntimeerde] gelegenheid tot herstel te geven. Daarom is [geïntimeerde] zonder ingebrekestelling in verzuim geraakt. Hij moet het bedrag dat [appellante] voor de werkzaamheden had betaald terugbetalen en ook schadevergoeding betalen, die het hof begroot.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 21 augustus 2024, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 24 mei 2024;
  • de memorie van grieven van [appellante], tevens houdende incidentele vordering, met bijlagen.
2.2
Op 18 juli 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. [appellante] en haar advocaat zijn verschenen. Zij hebben de zaak nader toegelicht. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het hof arrest gewezen en in het openbaar uitgesproken

3.Feitelijke achtergrond

3.1
In 2021 heeft [appellante] opdracht gegeven aan [geïntimeerde] om een zogeheten ‘cinewall’ (met spotjes, een televisie en elektrische open haard) in haar woonkamer te plaatsen. Partijen zijn hiervoor een prijs van € 900,- overeengekomen. [appellante] heeft dit bedrag betaald aan [geïntimeerde]. Van december 2021 tot en met februari 2022 heeft [geïntimeerde] werkzaamheden verricht. Toen is een conflict ontstaan. De werkzaamheden zijn ondeugdelijk uitgevoerd, met name wat betreft de elektra.
3.2
[geïntimeerde] heeft geen gehoor gegeven aan de aanmaningen van [appellante]. [appellante] heeft hem op 22 april 2022 een SMS-bericht gestuurd met de volgende inhoud:
“Bij deze laat ik je weten dat ik een advocaat heb ingeschakeld ben voor een rechtzaak tegen jou zie hier de brief. Ik laat me niet door jou oplichten!En als jij niet binnen 2 dagen mijn geld overmaak naar(…)
van mijn tafel en alle schade die je hebt verricht en cinnewall die je zo heb achter gelaten komen alle andere overige kosten voor jou en de rechtbank kosten en doe ik ook komende week aangifte bij de politie.Mijn tafel was 998€ en jij gaat voor alle kosten opdraaien ook voor de aannemer die jou puinhoop gaat herstellen van de cinnewall en de bedrading van de spotjes etc!Denk niet dat ik grap maak!”
3.3
De gemachtigde van [appellante] heeft op 16 juni 2022 een brief aan [geïntimeerde] geschreven. Deze brief is geciteerd in overweging 2.2 van het tussenvonnis van 22 september 2023. Samengevat schrijft de gemachtigde:
- [appellante] ontbindt wegens gebreken de overeenkomst voor aanneming van werk en vordert de aan u betaalde € 900,- terug. De reparatie van de muur zal € 2.770,61 kosten. De reparatie van de vloeren in de zitkamer en gang nog eens € 500,-.
- De gebreken bestaan, zoals gemeld, uit scheuren in de cinewall, het niet vakkundig aanleggen van de elektrische bedrading, het niet vakkundig uitvoeren van de geplaatste spotjes en de elektrische haard zonder dat deze aan de veiligheidseisen voldoet.
- De nieuwe eettafel is beschadigd geraakt (schade € 985,-) en een slijptol is weggenomen.
- [appellante] wenst in totaal een bedrag van € 5.155,61 te ontvangen.
3.4
De cinewall is inmiddels hersteld door Puttens Interieur. [appellante] heeft hiervoor op 18 februari 2025 een bedrag van € 2.400,-, inclusief btw, betaald.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
[appellante] heeft [geïntimeerde] gedagvaard en na wijziging van eis, uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling:
1) van € 8.160,61 in hoofdsom, met wettelijke rente;
2) buitengerechtelijke kosten van € 300,08.
[appellante] heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] de opgedragen werkzaamheden aan de cinewall en elektra gebrekkig en ondeskundig heeft uitgevoerd en dat hij zijn fouten ondanks herhaalde sommatie niet heeft hersteld. Ook heeft [geïntimeerde] een slijptol weggenomen.
4.2
[geïntimeerde] heeft deze stellingen gemotiveerd bestreden en aangevoerd dat hij pas maanden na het laatste contact hiervan heeft gehoord, en wel bij voormelde brief van 16 juni 2022. Volgens [geïntimeerde] heeft [appellante] te laat geklaagd. Hij is ook niet in de gelegenheid gesteld de gebreken te herstellen, zodat hij niet in verzuim is geraakt. [geïntimeerde] betwist dat hij de slijptol heeft weggenomen en bestrijdt de gestelde omvang van de schade. Er is geen grond voor toekenning van buitengerechtelijke kosten, aldus nog steeds [geïntimeerde].
4.3
De kantonrechter heeft, samengevat, geoordeeld dat [geïntimeerde] niet in verzuim is komen te verkeren, omdat hij geen deugdelijke gelegenheid heeft gekregen om de gebreken te herstellen. Er is daarom geen grond voor ontbinding van de overeenkomst en toekenning van de daarmee samenhangende schadevorderingen en ongedaanmakingsvordering.
4.4
De kantonrechter heeft [appellante] bij tussenvonnis van 22 september 2023 toegelaten om te bewijzen dat [geïntimeerde] bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden de aquariumsalontafel en vloer heeft beschadigd. Na het horen van de heer [getuige 2] en de dochter van [appellante] heeft de kantonrechter geoordeeld dat [appellante] niet in haar bewijs was geslaagd en alle vorderingen afgewezen bij eindvonnis van 24 mei 2024. Daarbij is [appellante] veroordeeld in de proceskosten, welke veroordeling uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
[appellante] vordert inhoudelijk hetzelfde als bij de kantonrechter.
5.2
[appellante] heeft twee grieven aangevoerd. Grief I bevat klachten over het oordeel van de kantonrechter omtrent de vereiste ingebrekestelling en het ontbreken van verzuim. Grief II bevat klachten over de bewijswaardering.

6.Beoordeling in hoger beroep

Grief I

6.1
Vast staat dat [geïntimeerde] de cinewall niet deugdelijk heeft uitgevoerd, zodat herstel nodig was. In beginsel had [appellante] aan [geïntimeerde] gelegenheid tot herstel moeten geven (op grond van de artikelen 6:74 BW in samenhang met 6:82 BW). Of [appellante] deze gelegenheid heeft gegeven kan in het midden blijven, met name gelet op het grensoverschrijdende gedrag van [geïntimeerde] tegenover [appellante] (aanranding) tijdens de periode waarin hij de werkzaamheden uitvoerde. Onder deze omstandigheden acht het hof het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [geïntimeerde] zich beroept op het ontbreken van een ingebrekestelling. Ook maakt de gebleken onbekwaamheid bij [geïntimeerde] dat van herstelwerkzaamheden door hem geen goed resultaat te verwachten was, zodat [appellante] geen gelegenheid had hoeven te geven tot herstel. Grief I slaagt.
6.2
Dit betekent dat [geïntimeerde] wel degelijk in verzuim is geraakt. Daarom heeft [appellante] de aannemingsovereenkomst (omtrent het plaatsen van de cinewall) terecht ontbonden en heeft zij (op grond van artikel 6:271 BW) aanspraak op terugbetaling van de door haar aan [geïntimeerde] betaalde € 900,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
6.3
Ook heeft [appellante] (op grond van artikel 6:74 BW) aanspraak op schadevergoeding. De hoogte van de schade is niet nauwkeurig vast te stellen. Daarom schat het hof de schade (artikel 6:97 BW). Het hof weegt enerzijds mee dat het herstel door een derde € 2.400,- heeft gekost en anderzijds dat [appellante] na herstel (waarbij de oude cinewall geheel is vervangen) een nieuwe cinewall heeft gekregen. Enige aftrek wegens ‘nieuw voor oud’ vindt het hof op zijn plaats. Alles afwegende schat het hof de schade van [appellante] op
€ 1.500,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van de inleidende dagvaarding.
Grief II
6.4
Deze grief bevat klachten over de bewijswaardering door de kantonrechter. Volgens [appellante] is zij wél in haar bewijs geslaagd.
6.5
De kantonrechter heeft [appellante] toegelaten feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat [geïntimeerde] bij het uitvoeren van het werk voor een bedrag van € 500.- respectievelijk € 985.- schade heeft toegebracht aan de vloer en de aquariumsalontafel van [appellante]. [appellante] heeft in dit verband als getuigen doen horen haar dochter ([getuige 1]) en de heer [getuige 2].
6.6
Deze verklaringen in onderling verband en samenhang gezien, zijn niet toereikend om het bewijs geleverd te achten. Hierbij weegt mee dat de heer [getuige 2] bij geen van de gestelde schadeveroorzakende gebeurtenissen aanwezig is geweest.
6.7
[appellante] heeft in hoger beroep aangeboden om dezelfde getuigen opnieuw te doen horen. [appellante] heeft echter niet uitgelegd wat de getuigen meer of anders kunnen verklaren dan zij al hebben gedaan. Daarom passeert het hof dit bewijsaanbod.
6.8
[appellante] maakt in haar memorie van grieven nog aanspraak op teruggave van een slijptol, die [geïntimeerde] naar haar zeggen heeft gestolen. [geïntimeerde] heeft dit betwist. De kantonrechter heeft een beslissing hierover in het midden gelaten, omdat geen vordering tot afgifte of waardevergoeding is ingesteld. Het hof komt tot dezelfde conclusie, aangezien ook in hoger beroep een dergelijke vordering ontbreekt.
6.9
Grief II faalt.
6.1
Het voorgaande betekent dat [geïntimeerde] veroordeeld zal worden tot betaling van € 900,- plus € 1.500,- (samen € 2.400,-) met wettelijke rente. Het hof zal de gevorderde hoofdsom voor het overige afwijzen.
Diversen
6.11
Het hof verwerpt de stelling van [geïntimeerde] (bij de kantonrechter) dat [appellante] niet tijdig heeft geklaagd (in de zin van artikel 6:89 BW). Na het conflict in februari 2022 heeft [appellante] hem aangemaand en vervolgens op 22 april 2022 voormeld SMS-je gestuurd. Dit is voldoende voortvarend.
6.12
[appellante] heeft nog buitengerechtelijke incassokosten gevorderd van € 300,08. [geïntimeerde] heeft (bij de kantonrechter) betwist dat deze buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt. De betreffende kosten zijn volgens [geïntimeerde] kosten ter voorbereiding en instructie van de zaak. [appellante] is hier niet meer op ingegaan, zodat niet is komen vast te staan dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof wijst dit onderdeel van de vordering af.
6.13
[appellante] heeft nog een incidentele vordering ingesteld tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring gedurende het geding in hoger beroep. Het gaat hierbij om de proceskostenveroordeling door de kantonrechter. [appellante] heeft geen belang meer bij een beslissing hierover, gelet op de uitspraak van het hof.
Conclusie en proceskosten
6.14
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellante] gedeeltelijk slaagt. Daarom zal het hof het vonnis vernietigen en beslissen zoals hierna (bij Beslissing) is vermeld.
6.15
Het hof zal de proceskosten in eerste aanleg en hoger beroep compenseren, nu partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld.

7.Beslissing

Het hof:
  • vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 24 mei 2024
  • veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellante] te betalen een bedrag van € 2.400,- (€ 900,- plus € 1.500,-), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de inleidende dagvaarding (16 augustus 2022);
  • bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt, zowel van de procedure in eerste aanleg als in hoger beroep;
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. M.A.F. Tan - de Sonnaville, mr. H.J. van Harten en
mr. A. Dupain en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2025 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Dit arrest is administratief verwerkt op 22 juli 2025.