In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 mei 2025 een beslissing genomen over een verzoek tot verschoning van raadsheer A.P. Bliek-Monsma in een belastingzaak met nummer BK-24/1077. Het verzoek tot verschoning werd ingediend omdat de raadsheer aangaf de belanghebbende en zijn gemachtigde te kennen vanuit een vorige werkkring, waar zij ook inhoudelijk contact over de rechtsvraag had gehad. De procedure begon met een uitnodiging voor de mondelinge behandeling op 3 juni 2025, maar het verschoningsverzoek werd buiten zitting behandeld. De kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken oordeelde dat de aangevoerde gronden voor het verzoek voldoende waren om de vrees voor vooringenomenheid te rechtvaardigen. De beslissing om het verzoek toe te wijzen werd genomen met inachtneming van de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht, die de onpartijdigheid van rechters waarborgen. Het hof heeft bepaald dat een afschrift van de beslissing wordt verzonden naar de betrokken partijen, waaronder de gemachtigde van de belanghebbende en de teamvoorzitter van de raadsheer.