ECLI:NL:GHDHA:2025:1564

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
13 augustus 2025
Zaaknummer
22-003172-25
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling door ouder en de grenzen van het ouderlijk tuchtrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, een vader, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren voor het mishandelen van zijn zoon. De mishandeling vond plaats op 23 januari 2024 te Valkenburg, gemeente Katwijk, waar de vader zijn zoon meermaals heeft geslagen nadat deze zijn moeder aanviel. De vader stelde dat zijn handelen een pedagogische correctie was, maar het hof oordeelde dat hij de grenzen van het ouderlijk tuchtrecht had overschreden. Het hof bevestigde dat de mishandeling niet gerechtvaardigd was en dat de verdachte strafbaar was. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de eerste aanleg zou worden bevestigd, maar het hof vernietigde dit vonnis en legde een geldboete op van €750,00 en 15 dagen hechtenis op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. Het hof overwoog dat de verdachte sinds 2002 niet meer onherroepelijk was veroordeeld en dat er positieve ontwikkelingen waren in de hulpverlening aan het gezin.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001372-24
Parketnummer: 09-026739-24
Datum uitspraak: 30 juli 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 28 maart 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 januari 2024 te Valkenburg, gemeente Katwijk zijn kind, [zoon], heeft mishandeld door meermaals, althans eenmaal, te slaan en/of stompen tegen het gezicht, althans tegen het lichaam van die [zoon].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks23 januari 2024 te Valkenburg, gemeente Katwijk zijn kind, [zoon], heeft mishandeld door meermaals
, althans eenmaal,te slaan
en/of stompentegen het gezicht
, althans tegen het lichaamvan die [zoon].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft ter zitting bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens het bestaan van een rechtvaardigingsgrond, te weten het ouderlijk tuchtigingsrecht.
De verdachte heeft betoogd dat na thuiskomst van zijn minderjarige zoon – het slachtoffer - die avond er ruzie is ontstaan tussen zijn zoon en zijn moeder, waarbij de zoon fysiek gewelddadig was. Toen de verdachte tussenbeide wilde komen, heeft de zoon ook zijn vader met een vuist in het gezicht geslagen. De verdachte heeft daarop zijn zoon drie klappen in zijn gezicht gegeven als pedagogische correctie. Hij wilde zijn zoon duidelijk maken dat het onacceptabel is dat deze zijn moeder aanvalt.
Het hof overweegt allereerst dat de ‘wederrechtelijkheid’ van de gedraging, een impliciet bestanddeel is van de delictsomschrijving van artikel 300 Sr, waarbij in het geval deze komt te ontvallen, vrijspraak zal moeten volgen.
Ten aanzien van de wederrechtelijkheid overweegt het hof het volgende.
Voor zover de raadsvrouw een beroep heeft willen doen op het gerechtvaardigd reageren van de verdachte op het handelen van zijn zoon, verwerpt het hof dat beroep.
In de kern verwoordt het verweer van de raadsvrouw het standpunt dat de verdachte niet heeft geslagen ter verdediging maar ter tuchtiging.
Het hof stelt voorop dat het ouderlijk tuchtrecht geen onderdeel vormt van de tenlastelegging. [1] Ouderlijk tuchtrecht en het strafrecht zijn verschillende rechtsgebieden, welke elkaar soms kunnen raken.
Het ouderlijk tuchtrecht, zoals neergelegd in het Burgerlijk Wetboek, schept de bevoegdheid voor ouders om kinderen te kunnen corrigeren en op te voeden tot verantwoordelijke burgers. Het ouderlijk tuchtrecht is aldus bedoeld om ouders hiertoe de ruimte te geven, mits binnen bepaalde grenzen.
Naar het oordeel van het hof is de verdachte – gegeven de feiten en omstandigheden - niet binnen deze opvoedkundige grenzen gebleven, maar heeft hij deze overschreden.
Om deze reden slaagt het beroep op het ouderlijk tuchtrecht als rechtvaardiging voor zijn handelen en daarmee het ontbreken van de wederrechtelijkheid, niet. Het beroep wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte sinds 2002 niet meer onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Direct na het voorval is het Crisis Interventie team van het Zorg en Veiligheidshuis betrokken geraakt en is ambulante spoedhulp ingezet, zo blijkt uit een Reclasseringsadvies d.d. 13 maart 2024.
Alle gezinsleden hebben zich ten volle ingezet om herhaling te voorkomen en de communicatie naar elkaar te verbeteren. Het spoedhulptraject is positief afgerond. De kans op recidive en/of letsel wordt als laag ingeschat. De zoon heeft sindsdien een jongerencoach die hem helpt zijn woedeaanvallen te reguleren. Daarnaast heeft het gezin met enige regelmaat nog gesprekken met de (jeugd)hulpverlening.
Het hof overweegt verder dat de verdachte ter zitting in hoger beroep, direct en onvoorwaardelijk heeft gezegd dat dit incident nooit had mogen gebeuren en dat hij het zichzelf kwalijk neemt dat het zo uit de hand is gelopen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten, E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. J.P.G. du Chatinier, in bijzijn van de griffier mr. H.W. Scheepbouwer.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 juli 2025.