3.1De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Tegen een aantal van die feiten heeft [appellant] zijn eerste grief gericht, deze feiten staan in hoger beroep dus niet vast. Daarnaast heeft [appellant] de feiten aangevuld. Voor zover deze door [geïntimeerde] niet zijn bestreden, staan deze in hoger beroep vast. Samengevat komen de feiten neer op het volgende.
a. [appellant] is, via [naam makelaardij] B.V. (hierna: [naam makelaardij] ), werkzaam als makelaar bijzonder beheer. Hij wordt geregeld door banken gevraagd om veilingaanmeldingen van woningen te organiseren, dat wil zeggen de executieverkoop te faciliteren, bijvoorbeeld door publicatie van de verkoop op Funda en door het organiseren van bezichtigingen.
In augustus 2022 heeft [appellant] het verzoek gehad om de veilingaanmelding van de woning aan de [adres] (hierna: de woning) te organiseren. De woning was eigendom van mevrouw [A] (hierna: [A] ) en de heer [B] (hierna: [B] ).
Op 20 september 2022, zijnde 2 dagen voor de geplande veiling van de woning, werd [appellant] benaderd door mevrouw [naam] , klachten-bemiddelingsfunctionaris woonurgenties van de afdeling Wonen van de gemeente [gemeente], die gehoord had dat een handelaar een koopsom van € 183.000,-- had geboden voor de woning en dat [A] en [B] overwogen te tekenen.
[appellant] schatte in dat de woning (veel) meer waard was en heeft met [naam] gezocht naar een oplossing om de veiling te voorkomen. Omdat de bank geen medewerking wilde verlenen en twee dagen voor de Gemeentelijke Kredietbank te kort was om tot een oplossing te komen, was geld lenen bij een externe geldschieter nog de enige mogelijkheid.
[appellant] heeft daarop [geïntimeerde] benaderd, van wie hij wist dat hij – evenals [appellant] zelf – (privé) belegt in vastgoed en de financiering daarvan. [geïntimeerde] bleek bereid het benodigde geld voor een periode van 6 maanden (waarbinnen de herfinanciering bij de Gemeentelijke Kredietbank geregeld kon worden, dan wel de woning zo nodig door [appellant] alsnog ondershands zou kunnen worden verkocht) aan [A] en [B] te lenen tegen een rente van 10% op jaarbasis.
[appellant] heeft vervolgens een overeenkomst van geldlening opgesteld, waarin was bepaald dat [A] en [B] als schuldenaar van [geïntimeerde] als schuldeiser een bedrag van € 27.500,-- te leen hebben ontvangen tegen een rente van 10% en dat de lening uiterlijk binnen 6 maanden na ondertekening van deze overeenkomst zou worden afgelost. In de overeenkomst was bepaald dat de hoofdsom met rente direct opeisbaar was bij vervreemding van de woning. De overeenkomst bevatte verder onder meer de volgende bepalingen:
“Positieve/negatieve hypotheekverklaring
Artikel 9
Indien de schuldeiser van de schuldenaar nog enig bedrag uit welken hoofde ook te vorderen heeft, dan wel laatstgenoemde op grond van aan hem/haar verleende krediet en/of andere bankfaciliteiten nog over enig bedrag bij de schuldeiser zal kunnen beschikken, verbindt de schuldenaar zich bij deze, jegens de schuldeiser,
om,
1. de onder artikel 4 lid 2 letter b gemelde registergoed(de woning, hof)
niet zonder schriftelijke toestemming van de schuldeiser geheel of gedeeltelijk te vervreemden, te bezwaren met een recht van TWEEDE hypotheek of te belasten met andere beperkte rechten, noch verbintenissen aan te gaan tot een dergelijke vervreemding, bezwaring of belasting.
II. op eerste verzoek van de schuldeiser een recht van TWEEDE hypotheek op gemeld registergoed zal vestigen ten behoeve van de schuldeiser en medewerking te verlenen aan het opmaken van de notariële akte ten overstaan van een door de
schuldeiser aan te wijzen notaris, in welke akte al zodanige bedingen zullen worden opgenomen als gebruikelijk voor hypothecaire geldleningen, zulks pp het tijdstip waarop de schuldeiser dat wenselijk acht en tot een door de schuldeiser alsdan te bepalen bedrag, echter tot een maximum van € 35.000,- (€ 27.500,- plus rente plus bijkomende invorderingskosten)
(…)
Verkoopvoorwaarden
Artikel 10
Mocht blijken dat er binnen 3 weken na ondertekening van deze overeenkomst geen geldlening wordt verstrekt door de Gemeentelijke Krediet Bank dan zal eigenaar het onderpand [adres] in de verkoop zetten via [naam makelaardij] B.V. (…) waarbij Notariskantoor [notariskantoor] zal worden aangewezen als projectnotaris.
Schuldenaar zal dan haar volledige medewerking verlenen aan een onderhandse
verkoop, een te koop bord aan de gevel dulden, sleutels afgeven aan de makelaar
en bezichtigingen toelaten welke tijdig zullen worden doorgegeven.”
De overeenkomst is op 21 september 2022 getekend door [A] , [B] , [geïntimeerde] en [appellant] . [geïntimeerde] heeft een bedrag van € 27.500,-- gestort op een aan [appellant] toebehorende bankrekening. [appellant] heeft dezelfde dag een bedrag van € 25.640,64 doorgestort naar de notaris, waarna de executieveiling is afgeblazen.
De beoogde herfinanciering door de Gemeentelijke Kredietbank is niet tot stand gekomen, waarna [appellant] de verkoop ter hand heeft genomen.
i. De woning is uiteindelijk door bemiddeling van [naam makelaardij] verkocht voor een bedrag van € 212.500,- en op 4 mei 2023 geleverd aan een koper. De notaris heeft de netto opbrengst (€ 110.622,90) uitgekeerd aan [A] en [B] .
Op 5 mei 2023 stuurde een medewerker van [naam makelaardij] een e-mail aan [A] en [B] met de volgende inhoud:
“Zoals reeds telefonisch kenbaar gemaakt, heeft de notaris niet mee willen werken aan het uitbetalen van de geldlening aan de heer [geïntimeerde] .
Derhalve hierbij het verzoek namens de heer [geïntimeerde] om zo spoedig mogelijk na ontvangst van de overwaarde, de geldlening terug te betalen. (…)
leder van u dient derhalve uiterlijk 8 mei 2023 een bedrag van € 14.616,44 (50% van € 29.232,88) aan de heer [geïntimeerde] over te maken. Voornoemd bedrag mag worden overgemaakt op rekeningnummer (…) ten name van [geïntimeerde] .
Zodra u de betaling gedaan heeft, ontvangen wij graag een bevestiging (printscreen) daarvan per e-mail (…) of Whatsapp (…).”
[B] heeft op 8 mei 2023 de helft van de lening, met rente, aan [geïntimeerde] terugbetaald. [A] heeft niets betaald. Zij had, nadat zij uit de woning was vertrokken, geen adres achtergelaten. Hierdoor was de beoogde herfinanciering via de Gemeentelijke Kredietbank niet tot stand gekomen en moest de woning alsnog verkocht worden.
Bij e-mail van 22 juni 2023 schreef [geïntimeerde] aan [appellant] :
“(…) Jij hebt mij op 21 september 2022 gebeld dat jij een klant had waar zijn huis geveild zou gaan worden. Achterstand was 27.500 euro. Het ging om een dame met een kind. De hypotheek die zij op hun woning hebben is 150.000 euro.
Jij vond dit heel jammer en vroeg mij om hulp. Normaal gesproken zou jij dit geld voor ze hebben maar omdat jij ook in een verbouwing
Zat had je op dat moment geen voldoende middelen. De vraag was of ik jou 27.500 euro voor een aantal maanden kon lenen om zo deze
Mensen te helpen. Omdat zij ook met een klein kind zat wilde ik dit doen maar heb aan jou doorgegeven dat jij ook garant staat voor de lening.
Want ik ken deze mensen niet. Dit vond jij geen probleem omdat er voldoende overwaarde was. Jij hebt heel snel een leningovereenkomst
Opgemaakt. Deze heb je naar mij gemaild. Ik heb dit getekend. Je hebt mij gevraagd dat ik het geld naar jou privé rekening moest overmaken
Zodat jij dit naar de notaris kon betalen. Zie hieronder app verkeer. Ik heb dit overgemaakt naar jou. Vervolgens is de veiling stop gezet.
Nu zijn we een aantal maanden verder en de woning is verkocht. De Verkoper heeft de helft van de lening ingelost. De andere helft niet.
Wat ik uit je app verkeer begrijp is dat de verkoper niet mee wil werken en is ook niet bereikbaar. Aangezien ik ditzaak van jou kreeg en
Ook alles via jou ging heb ik je gevraagd of jij garant staat voor de lening. Jij stond garant voor de lening. Daarom heb je ook meegetekend
In de leningovereenkomst. Mede hierdoor wil ik je vragen om de restant van 14.616 euro aan mij binnen 5 werkdagen over te maken. (…)”
[appellant] heeft niet aan het verzoek van [geïntimeerde] voldaan.
Bij e-mail van 28 juni 2023 schreef de gemachtigde van [geïntimeerde] aan [appellant] :
“Door uw bemiddeling is een schriftelijke geldleningsovereenkomst gesloten met mevrouw [A] en de heer [B] , waarbij u mijn cliënt heeft gevraagd om aan mevrouw een bedrag uit te lenen. U heeft in het kader van het regelen van deze financiering de nodige steken laten vallen, maar los daarvan heeft u zelf ook zodanig handelingen verricht dat cliënt u beschouwt als hoofdelijk aansprakelijk, dan wel als borg, ten aanzien van deze schuld.
In het kader van uw bemiddeling heeft u onvoldoende inzicht gegeven in de financiële situatie van mevrouw [A] en de heer [B] , in het kader van het opstellen van de overeenkomst van geldlening bent u tekort geschoten en los daarvan heeft u de geldsom op uw eigen bankrekening laten storten, zonder dat daar een redelijk doel mee was gediend.
Na verkoop van de woning heeft client op 8 mei j.l. van mevrouw een betaling ontvangen ter grootte van de helft van de geldlening met rente, de andere helft heeft hij niet ontvangen. Cliënt stelt u langs deze weg aansprakelijk voor de andere helft van de geldlening met rente tot op heden (…) de aansprakelijkheid berust derhalve op:
- Het tekort schieten als bemiddelaar en opsteller van de geldleningsovereenkomst, omdat daarin niet is opgenomen dat de heer [B] en mevrouw [A] hoofdelijk gebonden zijn tot nakoming, zodat de verhaalsmogelijkheden (onnodig) zijn beperkt;
- Het zelf meeondertekenen van de overeenkomst, waarmee u zich – in combinatie met de tekst van de overeenkomst en hetgeen u aan cliënt heeft meegedeeld, garant heeft gesteld tot nakoming daarvan jegens cliënt;
- Uw eigen aansprakelijkheid, aangezien het bedrag van de geldlening op uw bankrekening is gestort, zodat (…) aan u onverschuldigd is betaald en u daardoor aansprakelijk bent geworden voor terugbetaling
(…)”