In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X B.V.] tegen de naheffingsaanslagen loonheffingen voor de jaren 2015 en 2016, opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst. De naheffingsaanslagen, respectievelijk € 6.732 en € 6.804, zijn gebaseerd op het vermeende privégebruik van een auto door een werknemer, mevrouw [A]. De Inspecteur stelde dat de auto ter beschikking was gesteld aan mevrouw [A] en dat er geen sluitende kilometeradministratie was om aan te tonen dat de auto minder dan 500 kilometer voor privédoeleinden was gebruikt. De Rechtbank Den Haag had eerder de vergrijpboeten vernietigd, omdat de Inspecteur niet overtuigend had aangetoond dat de auto ook voor privédoeleinden was gebruikt. In hoger beroep heeft het Gerechtshof Den Haag geoordeeld dat de Inspecteur zijn bewijslast heeft voldaan en dat de auto feitelijk ter beschikking stond aan mevrouw [A]. Het Hof heeft geoordeeld dat de belanghebbende niet overtuigend heeft aangetoond dat de auto niet voor privédoeleinden is gebruikt, waardoor de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. De vergrijpboeten zijn echter vernietigd, omdat de Inspecteur niet overtuigend heeft aangetoond dat er sprake was van grove schuld. De uitspraak van de Rechtbank is bevestigd, en de Inspecteur is veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.