ECLI:NL:GHDHA:2025:168

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
22-001295-22
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen voor gijzeling, verboden wapenbezit, en de uitvoer van 65 kilogram cocaïne

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1969 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren voor verschillende strafbare feiten, waaronder het voorbereiden van gijzeling en het bezit van verboden wapens. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van enkele tenlastegelegde feiten. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van 65 kilogram cocaïne en voorbereidingshandelingen voor de uitvoer daarvan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelingen heeft verricht ter voorbereiding van deze misdrijven, waaronder het gebruik van een PGP-telefoon en het plaatsen van een baken onder een voertuig van een slachtoffer. De verdachte heeft ook geprobeerd om druk uit te oefenen op de vermeende dief van de cocaïne door het ontvoeren van diens familieleden. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren en 10 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact van de georganiseerde drugshandel op de samenleving.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001295-22
Parketnummer: 09-767285-20
Datum uitspraak: 4 februari 2025
VERSTEK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 april 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Laatst bekende adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 en 4 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2, 5 en 6 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts is er beslist op het beslag zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid in het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank Den Haag vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 en 4 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 11 mei 2020 tot en met 30 juni 2020 te Voorburg en/of Gouda en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten gijzeling en/of wederrechtelijke vrijheidsberoving en/of moord en/of doodslag en/of zware mishandeling en/of diefstal met geweld en/of afpersing en/of opzettelijk brandstichting of een ontploffing teweeg brengen waarbij gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten zou zijn (gericht tegen [slachtoffer 1] en/of [ex-partner slachtoffer 1] en/of [broer slachtoffer 1] en/of [zoon slachtoffer 1] en/of een of meer leden van de familie [familienaam slo 2 en 3]),
opzettelijk
- een of meer baken(s) ((ondermeer) onder de auto van [ex-partner slachtoffer 1]) en/of
- een of meer PGP-telefoon(s) en/of
- een of meer (vuur)wapen(s) en/of een mes en/of
- een of meer briefje(s)/documenten en/of devices (oa een laptop) met daarop de na(a)m(en) en/of adres(sen) en/of kenteken(s) en/of foto's van voornoemde perso(on(en) en/of
- een of meer briefjes met de tekst "[telefoonnummer 1]. Bel" en/of "Bel of text [telefoonnummer 1]"" en/of "Voorkom onherstelbare schaden en breng onze spullen terug bel of sms [telefoonnummer 1] laatste kans!",
bestemd tot het begaan van dat misdrijf/ die misdrijven heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 30 juni 2020 te Voorburg, althans in Nederland, een vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (omgebouwde gas) revolver, van het merk Mauser, model L 100 Sport, type kaliber .22, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en/of munitie van categorie III te weten 50, in elk geval een of meer patro(o)nen (.22 Magnum) voorhanden heeft gehad;
5.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 7 mei tot en met 11 mei 2020 te Voorburg en/of Gouda en/of Helmond en /of (elders) in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen (ongeveer) 65 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3 a van die wet, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk
- met een of meer transporteurs) en/of perso(o)n(en) die verantwoordelijk was/waren of zou(den) zijn voor het transport en/of leverancier(s) en/of afnemer(s) (telefonische) contacten gelegd en/of laten, leggen en/of onderhouden en/of
- gesproken over en/of afspraken gemaakt over het transport en/of de verdeling van de (ongeveer) 65 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ( ongeveer) 65 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne overgedragen aan een transporteur en/of perso(o)n(en) die verantwoordelijk was/waren of zou(den) zijn voor het transport, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en/of
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 7 mei tot en met 11 mei 2020 te Helmond en/of Gouda en/of Voorburg en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 65 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair, indien het voorgaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 7 mei 2020 tot en met 11 mei 2020 te Voorburg en/of Gouda en/of Helmond en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (ongeveer) 65 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of bevorderen
- één of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichten te verschaffen en/of
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- één of meer voorwerpen en/of vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededaders (telkens) wisten, althans ernstige reden hadden om te vermoeden dat die bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij en/of één of meer van zijn mededaders opzettelijk daartoe (telkens en/of één of meermalen):
- één of meerdere PGP-telefoons, althans encryptie-telefoons, voorhanden gehad en/of daarvan gebruik gemaakt in de communicatie met één of meer van zijn mededaders en/of
- met een ander overleg gevoerd en/of afspraken gemaakt over het transport en/of over de (verdeling van) de levering en/of
- een hoeveelheid van (ongeveer) 65 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne aanwezig gehad en/of overgedragen aan een transporteur en/of aan (een) perso(o)n(en) die verantwoordelijk was/waren of zou(den) zijn voor het transport;
6.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 26 maart 2020 tot en met 11 mei 2020 te Voorburg, in elk geval in Nederland en/of België tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit bedoeld in de vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van één of meer hoeveelheden van één of meerdere materialen bevattende methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of methamfetamine en/of amfetamine en/of cocaïne zijnde (een) middel(en) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst en/of één of meer hoeveelheden materialen bevattende (een) ander(e) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen
- één of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichten te verschaffen en/of
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- één of meer voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of één of meer (andere) betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededaders (telkens) wisten, althans ernstige reden hadden om te vermoeden dat die bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij en/of één of meer van zijn mededaders opzettelijk daartoe (telkens en/of een of meermalen):
- één of meerdere PGP-telefoons, althans encryptie-telefoons, voorhanden gehad en/of daarvan gebruik gemaakt in de communicatie met één of meer van zijn mededaders en/of
- inlichtingen verschaft over een kade in Antwerpen waar verdovende middelen uit een container/lading gehaald kunnen worden en/of
- met een of meer personen overleg gevoerd en/of (prijs)afspraken gemaakt en/of bemiddeld in/over de levering en/of het transport en/of de aan- en/of verkoop van een of meer hoeveelheden chemicaliën (te weten efedrine) en/of (grond)stoffen, bestemd voor de productie van synthetische drugs en/of
- met een of meer personen overleg gevoerd en/of (prijs)afspraken gemaakt en/of bemiddeld in/over de levering en/of het transport en/of de aan- en verkoop van cocaïne;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 5 primair en 6 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet helemaal verenigt.
Bewijsoverweging

Aanleiding

Het opsporingsonderzoek in deze zaak is begonnen naar aanleiding van berichten van Europol die op dinsdag 12 mei 2020 zijn ontvangen en waaruit naar voren komt dat een groep criminelen op zoek is naar [voornaam slachtoffer 1] [slachtoffer 1] (hierna: ([voornaam slachtoffer 1]) [slachtoffer 1]), die verantwoordelijk wordt gehouden voor de diefstal van een partij cocaïne.
Het opsporingsonderzoek heeft geleid tot de achtereenvolgende aanhoudingen van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) op 20 mei 2020, van [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]) op 7 juni 2020, van [verdachte] (hierna: [verdachte]) op 30 juni 2020 en van [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]) op 17 juli 2020.
De tenlastegelegde feiten hebben zich grotendeels afgespeeld tegen de achtergrond en/of naar aanleiding van een voorgenomen uitvoer van een partij cocaïne van Nederland naar Engeland in mei 2020, terwijl deze partij daar niet is aangekomen. Voor de beschrijving van deze achtergrond neemt het hof de verklaring van de verdachte [verdachte] als vertrekpunt.
[verdachte] heeft verklaard dat hij als gebruiker van het EncroChat account [voornaam slachtoffer 1][account 1] berichten verstuurde aan en ontving van anderen. De identificatie van de gebruikers van EncroChat accounts komt hierna aan de orde.
[verdachte] is via twee of drie mensen benaderd om een transport te regelen van cocaïne naar Engeland. Hij wilde daarmee op een gemakkelijke manier geld verdienen en heeft via zijn EncroChat account voorgesteld een transport te regelen naar Engeland. Via een kennis kwam hij bij [voornaam slachtoffer 1] (het hof begrijpt: [slachtoffer 1]), over wie hij had gehoord dat hij dit (het hof begrijpt: het transporteren van verdovende middelen) vaker had gedaan.
De te transporteren drugs zijn op een parkeerterrein bij een tuincentrum in Waddinxveen of Zevenhuizen overgedragen op een donderdag of vrijdag (het hof begrijpt: op 7 of 8 mei 2020). Deze plek is door [slachtoffer 1] aangewezen en [verdachte] heeft gezorgd dat [slachtoffer 1] daar aanwezig was ten tijde van de overdracht. De organisatie aan wie [verdachte] die locatie heeft doorgegeven, heeft gezorgd dat er iemand op die afgesproken plek stond met de te transporteren cocaïne.
[slachtoffer 1] heeft [verdachte] aan het lijntje gehouden, aldus [verdachte]. Het transport zou zondagavond plaatsvinden (het hof begrijpt: op 10 mei 2020). [slachtoffer 1] gaf een sein aan [verdachte] toen hij de grens over was. [slachtoffer 1] kwam in Engeland niet opdagen. [verdachte] heeft [slachtoffer 1] nog een keer telefonisch gesproken. Toen zei [slachtoffer 1] dat het gepakt was. [slachtoffer 1] heeft mij geript, zo verklaarde [verdachte].
[verdachte] werd verantwoordelijk gehouden voor het verdwijnen van partij cocaïne en werd op het matje geroepen samen met de verdachte [medeverdachte 3].
Over de schriftelijke verklaring van [medeverdachte 4] dat de partij is verkregen van een onbekend gebleven persoon van Turkse komaf en dat de partij feitelijk eigendom was van een Engelse groep en een Nederlandse groep, verklaart [verdachte] dat die verklaring klopt. [account 2] is van de Engelse groep en [account 3] is van de Nederlandse groep.
Om te achterhalen waar [slachtoffer 1] was, is [verdachte] rond gaan rijden in Gouda en Waddinxveen. Hij had snel het adres van [ex-partner slachtoffer 1] (het hof begrijpt: [ex-partner slachtoffer 1], ex-partner van [slachtoffer 1]) en van zijn broer (het hof begrijpt: van [broer slachtoffer 1]). En bij zijn ouders zijn zij ook vaak geweest. Iedereen die er maar een beetje bij betrokken was, kreeg een adres. Ook foto’s van [slachtoffer 1], van zijn rijbewijs, al die dingen kreeg iedereen die ermee te maken had, aldus [verdachte]. [account 4] kon aan die gegevens komen.
Er kwamen ook adressen beschikbaar van de familie [familienaam slo 2, 3]. De leden van deze familie ontkenden dat ze ermee te maken hadden.
[verdachte] heeft verklaard dat hij niets te maken heeft gehad met de actie van [medeverdachte 3] bij ([ex-partner slachtoffer 1]) of de broer van [slachtoffer 1]. En ook niet met de ontvoering (het hof begrijpt: van [slachtoffer 1]). [verdachte] wist wel van het gebruik van bakens om te achterhalen waar [slachtoffer 1] was.
De omvang van het transport en de rol van [medeverdachte 1]
Tussen [medeverdachte 1] ([account 5]) en [verdachte] ([account 1]) zijn voorafgaand aan het transport berichten uitgewisseld waaruit het hof afleidt dat het transport een totale omvang had van 65 kilogram cocaïne, bestaande uit een partij van 40 kilogram en 25 kilogram. [medeverdachte 1] bericht op 7 mei 2020 aan [verdachte] dat er een valse start was, maar dat zij nu gaan knallen. Hij vraagt naar de totale drop. [verdachte] antwoordt dat het gaat om 65, 40 en 25. Op 10 mei 2020 bericht [verdachte] aan [medeverdachte 1] dat hij (het hof begrijpt: de transporteur) veilig de grens over is. [medeverdachte 1] bericht dan dat hij alvast de pap van die 25 stuks heeft. De chauffeur is onderweg naar zijn zaak. Als berichten over de drops uitblijven, vraagt [medeverdachte 1] aan [verdachte] of de eerste drop al is gedaan. [verdachte] antwoordt: nee. Diezelfde avond vraagt [medeverdachte 1] aan [verdachte] wat hij moet zeggen. “Dit kost me kop”. Op 13 mei 2020 stuurt [medeverdachte 1] berichten aan het account [account 12] dat hij 200K beschikbaar stelt om iemand naar een safe house te brengen.

Identificatie van de accountnamen

[account 5]
De politie heeft de gebruiker van het EncroChataccount [account 5], gelet op de volgende omstandigheden, geïdentificeerd als [medeverdachte 1].
Door andere EncroChatgebruikers is het account van [account 5] onder andere opgeslagen onder de namen ‘turk Helmond’, ‘dolle’, ‘helend auto’ en ‘helmonda loods’. Op 13 mei 2020 heeft [account 5] een gesprek gevoerd met [account 6]. [account 6] vroeg in dat gesprek aan [account 5] hoe de rechtszaak was. [account 5] reageerde dat er 28 maanden is geëist. Uit de justitiële documentatie van [medeverdachte 1] volgt dat de rechtbank Oost-Brabant op 27 mei 2020 uitspraak heeft gedaan in een strafzaak. De zitting van deze zaak zou dan op 13 mei 2020 hebben plaatsgevonden. In datzelfde gesprek legt [account 5] aan [account 6] uit waar zijn zaak gevestigd zit, namelijk achter de Praxis en Keukenconcurrent aan de [straat 1]. Gebleken is dat de straat achter de Praxis en de Keukenconcurrent in Helmond de [straat 2] betreft. [medeverdachte 1] is eigenaar van het [bedrijf 1] dat is gevestigd aan de [adres 1] te Helmond.
[medeverdachte 1] is op 20 mei 2020 samen met [medeverdachte 2] aangehouden op de [straat 3] in Leusden op verdenking van de ontvoering van [slachtoffer 1]. Op 20 mei 2020 hebben de gebruikers [account 7] en [account 8] een gesprek gevoerd over de aanhouding van [account 5] waarbij een foto is meegestuurd van de plek van de aanhouding. De foto betreft een afbeelding van Google Maps van de [straat 3] in Leusden. Op 20 mei 2020 is er eveneens een gesprek gevoerd tussen de EncroChatgebruikers [account 7] en [account 9] over de aanhouding. [account 9] wil de identiteit weten van ‘de aangehouden persoon’. [account 7] zegt dat het gaat om [medeverdachte 1], met bijnaam [bijnaam medeverdachte 1].
Het IMEI-nummer van de telefoon waarmee de gebruikersnaam [account 5] werd gebruikt was [IMEI-nummer 1]. Uit de historische verkeersgegevens van dit IMEI-nummer volgt dat deze het vaakst gebruik maakte van een basisstation in Eindhoven, waarbij de woning en verblijfplaats van [medeverdachte 1] binnen het bereik van dit basisstation viel.
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, gaat het hof, evenals de rechtbank, ervan uit dat [medeverdachte 1] de gebruiker van het account [account 5] was. Dat iemand anders van die accountnaam gebruik heeft gemaakt, zoals [medeverdachte 1] in eerste aanleg heeft gesuggereerd, is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden. Het EncroChat account van [account 5] is op één telefoon gebruikt in de periode van 1 januari 2020 tot en met 20 mei 2020.
[account 1]
De politie heeft de gebruiker van het EncroChataccount [account 1], gelet op de volgende omstandigheden, geïdentificeerd als [verdachte].
In twee chatgesprekken tussen andere EncroChatgebruikers is er gesproken over [account 1]. Zo zei [account 10] in een gesprek met [account 11] op 13 mei 2020 over [account 1] "[naam 2], voorberg". In een gesprek tussen [account 12] en [account 2] op 12 mei 2020 stuurde [account 12] een foto van een papier waarop is geschreven "[verdachte] [[adres 2] Voorburg" en zegt daarbij dat dit de naam en het adres is van [naam 1]. Tot slot heeft op er 7 juni 2020 een gesprek plaatsgevonden tussen [account 1] en [account 13] waarin [account 1] door [account 13] werd bedreigd. [account 13] stuurt een foto van het straatnaambordje [straat 1] en het naambordje van nummer [huisnummer] met daarop de naam [verdachte]. Vervolgens zegt [account 13] tegen [account 1] dat "als het fout gaat ze je adres hebben" en "stuur nu alles naar kamper en die gasten".
Uit de historische gegevens volgt dat de telefoon van het EncroChataccount [account 1] het vaakst en in de nachtelijke uren gebruik maakte van basisstation [adres 3] te Voorburg. Binnen het bereik van dit basisstation valt ook het woonadres van [verdachte], te weten de [adres 2] te Voorburg.
[verdachte] heeft verklaard dat hij van het account [account 1] gebruik maakte.
Op grond van het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, gaat het hof ervan uit dat [verdachte] de gebruiker was van het account [account 1].
[account 14]
De politie heeft de gebruiker van het EncroChataccount [account 14], gelet op de hierna volgende omstandigheden, geïdentificeerd als [medeverdachte 2].
Door andere EncroChatgebruikers is het account van [account 14] onder andere opgeslagen onder de namen ‘V’, ‘Vandam’, ‘nth’ en ‘natb’. De roepnaam van [medeverdachte 2] is [roepnaam medeverdachte 2] en hij heeft de Engelse nationaliteit. De berichten die met het account [account 14] zijn gestuurd, zijn geschreven in de Engelse taal.
Op 18 mei 2020 heeft [account 14] gesprekken gevoerd met EncroChatgebruiker [account 12] waaruit kan worden opgemaakt dat [account 14] door [account 12] wordt gestuurd om samen met [account 5] de locatie van de dief van de verdwenen partij cocaïne te achterhalen. Uit de chatberichten tussen [account 14] en [account 5] volgt dat [account 5] een ‘schone auto’ heeft gehuurd en vervolgens [account 14] heeft opgehaald. Op 20 mei 2020 zijn verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aangehouden door de politie voor de ontvoering van [slachtoffer 1]. Zij reden op dat moment in een door [medeverdachte 1] gehuurde Kia Picanto. Zij hadden op dat moment allebei één PGP-telefoon bij zich. Na 20 mei 2020 zijn er geen gesprekken meer gevoerd via de accounts van [account 5] en [account 14].
Op 25 mei 2020 vond een gesprek plaats tussen de EncroChatgebruikers [account 12] en [account 4] waarin [account 12] zegt dat de ‘UK guy’ veertien dagen is gehouden. [medeverdachte 2] is op 25 mei 2020 door de rechter-commissaris veertien dagen in bewaring gesteld.
Daarbij komt dat [medeverdachte 2] geboren is in het Verenigd Koninkrijk en Brits onderdaan is.
Op grond van deze bevindingen, in onderling verband en samenhang bezien, gaat het hof ervanuit dat [medeverdachte 2] de persoon is die gebruik maakte van account [account 14].
[account 15]
De politie heeft de gebruiker van het EncroChataccount [account 15], gelet op de volgende omstandigheden, geïdentificeerd als [medeverdachte 3].
Bij andere EncroChatgebruikers stond bij het account van [account 15] een bijnaam geregistreerd, te weten ‘[bijnaam medeverdachte 3]’.
Uit de gesprekken die [account 15] met [account 1] op 11 en 12 mei 2020 voert, volgt dat [account 15] naast [account 1] verantwoordelijk wordt gehouden voor het verdwijnen van 65 kilo cocaïne die [slachtoffer 1] gestolen zou hebben. Op 5 juni 2020 heeft [account 1] in een gesprek met [account 3] aangegeven dat “zijn maat ook gaat meewerken en morgen ook komt”. Uit een gesprek dat [account 16] en [account 3] op 6 juni 2020 hebben gevoerd volgt dat er iemand ergens aanwezig is met de bijnaam [bijnaam medeverdachte 3]. Er wordt daarbij een foto van een persoon gestuurd. In dat gesprek is eveneens een afbeelding van het identiteitsbewijs van die [bijnaam medeverdachte 3] gestuurd en hieruit volgt dat [bijnaam medeverdachte 3] verdachte [medeverdachte 3] betreft. In dat gesprek is verder aan de orde gekomen dat [bijnaam medeverdachte 3] flinke stompen op zijn gezicht heeft gekregen. Op 7 juni 2020 is [medeverdachte 3] aangehouden door de politie en toen had hij onder andere een blauwoog en oppervlakkige verwondingen. Door een verbalisant is [medeverdachte 3] herkend als de persoon op de foto die in de chatberichten tussen [account 16] en [account 3] van [bijnaam medeverdachte 3] is gestuurd. Op 8 juni 2020 vond een gesprek plaats tussen de gebruikers [account 9] en [account 3]. In dit gesprek stuurt [account 9] een gesprek tussen de gebruikers [account 7] en [account 15] door. In dit gesprek vraagt [account 7] hoe het gesprek was. [account 15] zegt dat hij hoofdpijn heeft en een week de tijd heeft om met papieren te komen. Daarna stuurt hij: "ik heb halve blauwe hoofd vriend. Pfff".
Uit de historische gegevens volgt dat de telefoon die werd gebruikt door het EncroChataccount [account 15] het meest werd aangestraald bij drie basisstations in Nieuw-Vennep, waaronder ook het basisstation waarbinnen de woning van [medeverdachte 3] is gelegen.
Op grond van de hiervoor genoemde bevindingen, in onderling verband en samenhang bezien, gaat het hof ervan uit dat het account van [account 15] werd gebruikt door [medeverdachte 3].
[account 17]
De politie heeft de gebruiker van het EncroChataccount [account 17] geïdentificeerd als [medeverdachte 4]. [medeverdachte 4] heeft bekend dat hij gebruik heeft gemaakt van het account [account 17].

Bewijsoverweging tan aanzien van feit 1

Onder feit 1 is aan de verdachte samengevat tenlastegelegd dat hij samen met anderen handelingen heeft verricht ter voorbereiding van het plegen van diverse misdrijven gericht tegen [slachtoffer 1] en/of [ex-partner slachtoffer 1] en/of [broer slachtoffer 1] en/of [zoon slachtoffer 1] en/of een of meer leden van de familie [familienaam slachtoffer 2 en 3]. Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken voor zover de tenlastelegging ziet op voorbereidingshandelingen ten aanzien van moord, doodslag, zware mishandeling, diefstal met geweld, opzettelijk brand stichten of een ontploffing teweeg brengen. Ten aanzien van de voorbereidingshandelingen die zien op gijzeling en/of wederrechtelijke vrijheidsberoving en/of afpersing in de periode van 11 mei 2020 tot en met 30 juni 2020 komt het hof wel tot een bewezenverklaring en overweegt daartoe – grotendeels in lijn met de rechtbank - als volgt.
EncroChatgesprekken met betrekking tot [slachtoffer 1] en familieleden
In het dossier bevindt zich een groot aantal EncroChatgesprekken waaraan de verdachte met de accountnaam ‘[account 1]’ heeft deelgenomen.
Uit de chatgesprekken blijkt — samengevat en zakelijk weergegeven — het volgende.
Op 11 mei 2020 schreef [account 1] aan [account 2] dat hij geen contact kan krijgen met zijn transporteur en niet begrijpt hoe dat kan, omdat dit niet eerder is voorgekomen. Op diezelfde dag schreef [account 1] dat hij geript is en dat hij druk bezig is met het vinden van het adres van de familie van de transporteur. [account 2] schreef aan [account 1] dat [account 1] zijn vrouw moet pakken.
Op 11 mei 2020 schreef [account 4] aan [account 1] dat hij de vrouw moet gaan halen en ergens wegzetten zonder telefoon met twee man erbij, de hele nacht. Op 11 mei 2020 stuurde [account 1] aan [account 15] het adres van [slachtoffer 1] en twee afbeeldingen van het rijbewijs van [slachtoffer 1]. [account 15] reageerde daarop met ‘grootste oplichter’ en ‘miljoen procent geript’. [account 1] bevestigt dit. In het chatgesprek met [account 5] op diezelfde dag deelde [account 1] foto's van het rijbewijs van [slachtoffer 1] en een foto van een auto die in gebruik is bij [slachtoffer 1].
Op 12 mei 2020 schreef [account 1] aan [account 15] dat hij onderweg is naar het huis van [account 5] om de gegevens van de broer en zoon te krijgen en op diezelfde dag schreef [account 1] aan [account 18] dat hij de gegevens van de broer en zoon van ‘[bijnaam slachtoffer 1]’(het hof begrijpt: [slachtoffer 1]) krijgt. Op 12 mei 2020 om 19:21 uur schreef [account 1] aan [account 2] dat zij zojuist bij de broer naar binnen zijn gegaan en dat zij zich hebben voorgedaan als politieagenten. Via de broer is [slachtoffer 1] gesproken en is hij bedreigd. [broer slachtoffer 1], de broer van [slachtoffer 1], heeft bij de politie verklaard dat hij op 12 mei 2020 thuis overvallen was door mensen die zeiden dat ze van de politie waren. [broer slachtoffer 1] moest vertellen waar zijn broer [slachtoffer 1] was. [broer slachtoffer 1] verklaarde dat, nadat hij de deur had geopend, twee mannen hem naar binnen drukten en hem tegen de muur aandrukten. [broer slachtoffer 1] verklaarde dat ze hem goed stevig vast hielden en dat hij nergens heen mocht.
Op 12 mei 2020 schreef [account 1] aan [account 4] dat [slachtoffer 1] duidelijk is gemaakt dat het veel erger gaat worden als hij zich niet snel meldt en dat hij de naam en de woonplaats van zijn vriendin (het hof begrijpt: [ex-partner slachtoffer 1]) heeft losgepeuterd. Op 13 mei 2020 schreef [account 1] aan [account 7] dat hij het adres van [ex-partner slachtoffer 1] in Waddinxveen moet hebben, waarna [account 7] antwoordde dat dit 250 euro kost. Dit vond [account 1] geen probleem.
Op 11 en 12 mei 2020 vond het volgende gesprek plaats tussen [account 1] en [account 5]:
[account 1]: Ja gap ben pok echt doodziek, had did niet zien aankomen
[account 5]: Antwoord op iedereen gabber zijn ze al aan het posten?
[account 1]: Ik antwoord constant, ja zijn aan het posten en op zoek naar hem en familie
[account 5]: Ontvoer kinderen of wijf wat dan ookn
[account 1]: Ja gap, als we familie vinden gaan ze mee
Op 13 mei 2020 vond er een gesprek plaats tussen [account 5] en [account 12] waarin gesproken wordt over het regelen van een ontmoeting tussen [slachtoffer 1] en [account 1], waarbij [account 5] zegt dat hij 200k uitlooft.
Op diezelfde dag stuurde [account 5] naar [account 19] berichten waarin gesproken wordt over 200k cash, het vasthouden van de zoon (het hof begrijpt: [zoon slachtoffer 1]) in een bus.
Op 16 mei 2020 gaf [account 2] aanwijzingen aan [account 1] wat hij moet doen als ze de vrouw te pakken hebben, waaronder dat ze geen telefoon moeten meenemen op de plaats waar ze haar vasthouden, omdat ze dan te traceren zijn. Op diezelfde dag stuurde [account 1] aan [account 7] dat ze het adres van de vrouw hebben en dat hij bij zijn zus op een camping in Moordrecht zit. [account 7] vroeg wat het plan is en of [account 1] een bus of een loods heeft waar hij in kan. [account 1] stuurde een foto van het huis van de vrouw (het hof begrijpt: [ex-partner slachtoffer 1]).
Op 23 mei 2020 schreef [account 1] aan [account 7] dat hij overal brieven met foto's van de familieleden in de bus gooit en een sms nummer achterlaat. [account 7] schreef dat hij uit moet kijken met zijn DNA, waarop [account 1] antwoordde dat jongens dat voor hem doen.
Op 26 mei 2020 schreef [account 1] aan [account 7] dat hij hem nog niet heeft, maar wel zijn auto heeft gevonden en er een tracker onder heeft geplakt. Op diezelfde dag schreef [account 1] aan [account 17] dat hij een rondje Waddinxveen en Gouda gaat doen, de woonplaatsen van de familie van [slachtoffer 1]. Ook werd er gesproken over een tracker die die avond onder de auto van de vrouw wordt geplakt.
Op 27 mei 2020 vond er een gesprek plaats tussen [account 1] en [account 17], waarin gesproken wordt over het volgen van [ex-partner slachtoffer 1] om zo in contact te kunnen komen met [slachtoffer 1]. Op diezelfde dag stuurde [account 1] aan [account 12] dat er een tracker is geplaatst (‘i have tracer under his car ,girlfriend is driving it’) en dat ze verwachten hem die week te hebben. Ook werd gesproken over het volgen van zijn vriendin.
Op 2 juni 2020 werd tussen [account 1] en [account 17] besproken dat ze weer leven zien in het huis van de vriendin en dat de neef, [zoon slachtoffer 1], ook belangrijk is. [account 17] schreef dat de soldaten tot actie overgaan als ze de locatie krijgen.
Op 7 juni 2020 schreef [account 1] aan [account 4] dat hij de vrouw 24/7 in de gaten houdt en dat ze het adres in Spanje gaan krijgen. [account 1] vertelde ook dat ze op zoek zijn naar de schoonzoon van de broer (het hof begrijpt: [zoon slachtoffer 1]) en dat hij uit Voorthuizen zou komen.
Op 8 juni 2020 werd er in een gesprek tussen [account 1] en [account 3] gesproken over het huis van de vrouw en wordt er een mediabericht met een foto van het huis van [ex-partner slachtoffer 1] en een voertuig dat daar geparkeerd stond verstuurd. [account 1] schreef dat hij achter [zoon slachtoffer 1] aan gaat en dat ze dicht op de familie van [slachtoffer 1] zitten.
Op 10 juni 2020 stuurde [account 1] aan [account 4] gegevens over slachtoffer 1] en zijn familie. De adresgegevens van [slachtoffer 1], [broer slachtoffer 1], [zoon slachtoffer 1] en [ex-partner slachtoffer 1] werden gedeeld, waarbij [account 1] schreef dat alle huizen in de gaten worden gehouden.
EncroChatgesprekken met betrekking tot de familie [familienaam slachtoffer 2 en 3]
Op 12 mei 2020 stuurde [account 15] een samenvatting van een gesprek door naar [account 1]. Dit is dezelfde samenvatting die [account 3] naar [account 9] heeft gestuurd. In de samenvatting wordt gesproken over 65 blokken, [slachtoffer 1] en Marokkanen uit Gouda waarmee [slachtoffer 1] de rip samen zou hebben gedaan. [account 15] schreef dat de Marokkanen een coffeeshop in Gouda hebben en dat het een zware oorlog wordt.
Op 14 mei 2020 schreef [account 5] aan [account 12] dat [naam 1] een groep in de gaten heeft die betrokken is bij de diefstal. [account 5] stuurt een bericht van [account 1] door, waarin deze schreef ‘Van alle kanten krijgen we te horen, [naam 3] ofzo, is broer van [naam 4] ,dat is rechterhand van dief.’
Op 15 mei 2020 schreef [account 1] aan [account 2] dat hij de informatie nog niet heeft ontvangen en dat ene ‘[naam 5]’ op zoek is naar de broer van de shishalounge en dat hij onderweg is naar [account 5] om een plan te maken.
Op 16 mei 2020 schreef [account 2] dat ze de camera's moeten bekijken. [account 2] schrijft dat ze de 'kleine Marokkaan' moeten grijpen. [account 1] schreef dat zij het adres van de vrouw en de zus hebben. [account 2] schreef dat zij de Marokkaan als eerst moeten grijpen. [account 1] zegt dat zij daarmee bezig zijn. Daarna geeft [account 2] aan wat [account 1] moet doen als ze de vrouw hebben ontvoerd.
[account 2] geeft vervolgens instructies wat ze moeten doen na de ontvoeringen om niet gepakt te worden. [account 1] schrijft dat hij dat begrijpt.
Op 17 mei 2020 schreef [account 1] aan [account 20] dat [slachtoffer 1] het samen gedaan heeft met een Marokkaan die men [naam 6] noemt. Op 17 mei 2020 vond het volgende gesprek plaats tussen [account 1] en [account 7]:
[account 1]: Sta op jouw vriend zijn vriend te wachten voor adres ene broer van [naam 4]
[…]
Vragen of ze vandaag gas kunnen geven op [naam 4] mensen
Moet nu wat gebeuren
[account 7]: Het is zeker dat hun dat zijn die het hebben?
[account 1]: Als hun niet willen ,zoek ik jou op en even overleggen
[account 7]: Okee maat
[account 1]: Gisteravond te horen gekregen dat ze alles samen doen
Die ripper is vader figuur voor hem
[account 7]: Denk 1/ marok mee nemen en dan zegge spulle terug .lat die ripprer ze maar brengen
e: Een van ze meenemen, en zeggen spullen terug en ouwe meenwmen
En zegge Ander gaan dooien vallen en alle adressen laten zien die we hebbe
In een gesprek op 17 mei 2020 tussen [account 12] en [account 5] vroeg [account 12] wanneer de man van de shishalounge wordt opgetild. [account 5] antwoordde dat het vanavond gaat gebeuren, nadat hij - de Marokkaan - bij zijn grootouders heeft gegeten. [account 12] schreef dat ze hem moeten ontvoeren en naar een safe house brengen. [account 5] schreef dat dat het plan is.
Op 18 mei 2020 vroeg [account 12] aan [account 5] wie het huis in de gaten houdt waar de man van shishalounge aan het slapen is. [account 5] schreef dat [naam 1] dit doet, waarop [account 12] schreef dat hij mensen gaat sturen. Op dezelfde dag vroeg [account 4] aan [account 5] waarom er gisteren geen actie is ondernomen. [account 5] stuurde een bericht door tussen hem en [account 1]. In dat bericht staat vermeld dat ze actie gaan ondernemen en dat alle adressen van de familieleden van de shishalounge bekend zijn.
Op 18 mei 2020 vond het volgende gesprek plaats tussen [account 1] en [account 7]:
[account 1]: (…),we gaan straks actie nemen
[account 7]: Sta je er nog alleen voor ?
Of is [bijnaam medeverdachte 1] met je
[account 1]: Die [bijnaam medeverdachte 1] zegt dat hij zo deze kant op komt
[account 7]: Pas goed op je zelf
Ga je shisha in ?
[account 1]: Doe ik ,thanks
We willen een van de broers pakken
[account 7]: Heb je wel dichte bus en plek !
[account 1]: Ja heb plek
[account 7]: Want iemand overdag in laden is best een ding
Ongezien
Of wordt i gelokt?
[account 1]: Ja zeker ,beter vanavond laat doen
[account 7]: Ja na hun ramadan avond maal
[account 1]: We pakken een broer en dan mag hij due [naam 6] laten komen
[account 7]: Slim
[account 1]: Ik weet waar ze eten en waar ze daarna naar toe gaan

Voorwerpen

Baken
Op 29 mei 2020 werd bij de woning van [ex-partner slachtoffer 1] aan de Esdoornlaan 35 in Waddinxveen een Renault Clio aangetroffen met het kenteken [kenteken 1]. Dit voertuig wordt door [ex-partner slachtoffer 1] gebruikt. Onder het voertuig werd een baken aangetroffen dat nader is onderzocht. Op het baken werd een DNA-profiel van een man aangetroffen dat is vergeleken met profielen in de Nederlandse DNA databank voor strafzaken. Hierbij is een overeenkomst gevonden met het DNA-profiel van de verdachte, waarbij de hypothese dat het aangetroffen DNA in de bemonstering van het baken DNA van de verdachte bevat meer dan miljard keer waarschijnlijker is, dan onder de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van één willekeurige onbekende persoon.
Er is onderzoek gedaan naar verkeersmastgegevens van de mobiele telefoonnummers van de verdachte, [ex-partner slachtoffer 1] en het peilbaken dat onder de Renault Clio werd aangetroffen. Uit dit onderzoek is onder meer het volgende gebleken. Van maandag 25 mei 2020 tot woensdag 27 mei 2020 om 12:33 uur reisden het mobiele nummer van de verdachte en het mobiele nummer van het peilbaken samen. Op 27 mei 2020 tussen 13:29 uur en 14:47 uur werd het peilbaken geplaatst onder de Renault Clio. Vanaf dat moment reed [ex-partner slachtoffer 1] rond met het peilbaken onder haar auto tot en met het moment dat de Clio in beslag werd genomen.
Notitievel
Op 30 juni 2020 is de woning van de verdachte aan de [adres 2] in Voorburg doorzocht. Bij de doorzoeking zijn diverse gegevensdragers, meerdere mobiele telefoons en een notitievel met aantekeningen in beslag genomen.
Op het notitievel werden notities aangetroffen over personen, voertuigen en locaties. Het volgende was genoteerd:
o [slachtoffer 1], [geboortedatum slachtoffer 1], [adres 4]
■ [kenteken 1] Clio wit
o [zoon slachtoffer 1] VW Polo [kenteken 2]
o [broer slachtoffer 1] [adres 5]
■ VW Polo [kenteken 3]
o [slachtoffer 3] [geboortedatum slachtoffer 3]
■ [adres 6] Gouda
o [slachtoffer 2] [adres 7] Gouda
o Papa [naam 4] [adres 8] Gouda
o Hobby garage Jaagpad/onder de boompjes Autozaak Gouda
o [bedrijf 2]
Briefjes
In het hierboven aangehaalde EncroChatgesprek tussen [account 1] en [account 7] van 23 mei 2020 wordt gesproken over briefjes die in de bus worden gedaan. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 21 mei 2020 blijkt dat bij [slachtoffer 1] op die dag door een man, rijdend in een voertuig met het kenteken ([kenteken 4]), een briefje in de bus van zijn woning aan de [adres 4] in Gouda was gedaan met de tekst: ‘[telefoonnummer 1]. Bel.’ Een uur nadat dit briefje in de bus was gedaan, heeft de man opnieuw een brief in de bus gedaan. Op het tweede briefje stond: ‘Bel of tekst [telefoonnummer 1]’.
Het kenteken [kenteken 4] behoort bij een Renault Kangoo, waarvan [medeverdachte 4] heeft verklaard dat dat zijn auto is. Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] wordt gebruikt in een iPhone 10 met IMEI nummer [IMEI nummer 1]. Uit onderzoek is gebleken dat dit IMEI nummer te koppelen is aan het telefoonnummer [telefoonnummer 2], waarvan [medeverdachte 4] de gebruiker is. Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en het gebruikte telefoontoestel met IMEI nummer [IMEI nummer 1] blijkt dat de iPhone veelvuldig gebruik maakt van basisstations in de directe omgeving van de woning van [medeverdachte 4] en van een basisstation in Almere Haven, waarvan het bereik het bedrijfspand van [medeverdachte 4] omvat.
Op 27 mei 2020 heeft de bewoner van de woning aan de [adres 9] in Gouda in de brievenbus een A4 aangetroffen met daarop een foto van een man en een vrouw en de tekst: ‘Voorkom onherstelbare schaden en breng onze spullen terug Bel of SMS [telefoonnummer 1] laatste kans!’ Uit onderzoek is gebleken dat de man op de foto [broer slachtoffer 1] is en de vrouw op de foto een dochter van [broer slachtoffer 1] is, genaamd [nicht slachtoffer 1]. Uit dactyloscopisch onderzoek aan het briefje met de foto is een bruikbaar spoor veiliggesteld, gewaarmerkt AANT9325NL. Uit het onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van dactyloscopische verschillen tussen dit spoor en de in Havank geregistreerde referentieafdruk van de rechter wijsvinger van [medeverdachte 4]. De kans om de aangetroffen mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein.
Juridisch kader
Artikel 46, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) waarop de tenlastelegging is toegesneden, luidt:
‘Voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld is strafbaar, wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft.’
Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen heeft verworven dan wel voorhanden heeft gehad, terwijl — indien die vraag bevestigend kan worden beantwoord — die voorwerpen bestemd waren voor de voorbereiding van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld. Ten aanzien van de vraag of de voorwerpen, afzonderlijk of gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm bezien, zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf, heeft de Hoge Raad overwogen dat niet geabstraheerd kan worden van het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van die voorwerpen voor ogen had (zie in dit verband het arrest van 9 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1503). Het gaat er om of de voorwerpen, gezamenlijk bezien, ten tijde van het handelen aan dat misdadige doel dienstbaar kunnen zijn.
Hieruit volgt dat er een objectieve en subjectieve component te onderscheiden zijn. De objectieve component heeft betrekking op de bestemming van de voorwerpen die de verdachte voorhanden heeft. Deze bestemming kan blijken uit de aard van de voorwerpen zelf, uit het samenstel van voorwerpen, bezien in hun onderling verband, en uit het gebruik van de voorwerpen door de verdachte, ten tijde van het voorhanden hebben. De te hanteren maatstaf daarbij is de uiterlijke verschijningsvorm. De subjectieve component heeft betrekking op de intentie van de verdachte bij het gebruik van de voorwerpen. Hoe concreter de intentie of het plan dat de verdachte voor ogen stond uit de bewijsmiddelen naar voren komt, hoe eerder (op het oog onschuldige) voorwerpen kunnen worden aangemerkt als dienstig voor de uitvoering van het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van die voorwerpen voor ogen had.
Voorbereidingshandelingen
Het hof overweegt dat de verdachte samen met anderen een baken, een PGP-telefoon, briefjes met de namen, adressen en kentekens van in de tenlastelegging genoemde personen voorhanden heeft gehad. Tevens heeft de verdachte — gelet op de aangetroffen EncroChatgesprekken met onder andere de accountnaam [account 7] en [medeverdachte 4] (gebruik makend van de EncroChataccountnaam [account 17]) — briefjes bij [slachtoffer 1] en een derde laten bezorgen. Ten aanzien van het baken dat is geplaatst onder de auto waarvan [ex-partner slachtoffer 1] gebruik maakte, overweegt het hof dat het DNA van de verdachte op dat baken is aangetroffen en dat uit onderzoek blijkt dat het baken op 27 mei 2020 tussen 13:29 uur en 14:47 uur is geplaatst onder de auto van [ex-partner slachtoffer 1]. Van 25 mei 2020 tot 27 mei 2020 12:33 uur reizen het mobiele nummer van de verdachte en het peilbaken samen. Op 27 mei 2020 om 16:47 uur schreef de verdachte aan [account 12] dat er een baken is geplaatst onder de auto waar [ex-partner slachtoffer 1] gebruik van maakt. Het hof is op grond hiervan van oordeel dat de verdachte het peilbaken voorhanden heeft gehad.
De vraag die het hof dient te beantwoorden is of de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen bestemd waren tot het begaan van het grondfeit c.q. grondfeiten.
Uit de EncroChatgesprekken volgt dat de verdachte — nadat de 65 kilo cocaïne gestolen was - heeft getracht om de persoon die hij daarvoor verantwoordelijk houdt, [slachtoffer 1], ter verantwoording te roepen. Daarbij werd niet alleen gezocht naar [slachtoffer 1], maar ook naar personen in zijn directe omgeving, met name [ex-partner slachtoffer 1] en [zoon slachtoffer 1]. Ook leden van de familie [familienaam slachtoffer 2 en 3] worden in de chatgesprekken genoemd, nadat de verdachte vermoedde dat [slachtoffer 1] met leden van deze familie heeft samengewerkt. Uit de chatgesprekken, die de verdachte over een langere periode, met meerdere andere gebruikers voerde, komt naar voren dat het doel was het opsporen van [slachtoffer 1], [ex-partner slachtoffer 1], [zoon slachtoffer 1] en leden van de familie [familienaam slachtoffer 2 en 3] om deze vervolgens te ontvoeren. Doel hiervan was om een oplossing te zoeken voor de verdwenen partij cocaïne, waar de verdachte verantwoordelijk voor werd gehouden. De verdachte heeft van andere EncroChatgebruikers aanwijzingen ontvangen over op welke wijze deze personen het beste kunnen worden ontvoerd.
De verdachte heeft over de inhoud van de chatberichten ter zitting in eerste aanleg verklaard dat hij geregeld zijn PGP-telefoon aan anderen moest afgeven, dat deze anderen meelazen met de berichten en deze anderen ook zelf berichten met zijn telefoon verstuurden. Het hof volgt de verdachte hierin niet en overweegt als volgt. De verdachte heeft op geen enkel moment concreet gemaakt welke berichten door anderen via het account [account 1] zijn verstuurd. Hoewel het mogelijk is dat de verdachte, zoals hij zelf verklaart, zijn PGP-telefoon geregeld moest afstaan om anderen de berichten op het account [account 1] te laten meelezen, valt zonder nadere, concrete onderbouwing niet goed in te zien waarom die onbekend gebleven anderen berichten zouden versturen naar meerdere andere accounts. Het hof gaat ook voorbij aan de lezing van de verdachte dat de berichten voornamelijk grootspraak bevatten en bedoeld waren om anderen de indruk te geven dat de verdachte werk maakte van het opsporen van de verdwenen partij cocaïne. Gelet op de hoeveelheid berichten die over een langere periode zijn verstuurd naar meerdere accounts, is het hof van oordeel dat niet gesproken kan worden van grootspraak, maar dat uit de berichten het beeld opdoemt van een verdachte die samen met anderen concreet bezig is om anderen op te sporen en vervolgens actie te ondernemen om het probleem van de verdwenen partij van 65 kilo cocaïne op te lossen. Dat het niet alleen bij berichten is gebleven blijkt ook uit het feit dat de verdachte samen met een ander op 12 mei 2020 naar de woning van [broer slachtoffer 1] is gegaan, daar naar binnen is gedrongen en hem om het telefoonnummer van [slachtoffer 1] heeft gevraagd. Dat bij dat gesprek geen onvertogen woord is gevallen, acht het hof gelet op de verklaring van [broer slachtoffer 1] en de achtergrond van dit alles, niet geloofwaardig. De bestemming van de bewezenverklaarde voorwerpen en de intentie van de verdachte moeten daarom ook worden beoordeeld in het licht van al deze omstandigheden.
Als overwogen is het hof van oordeel dat de verdachte en zijn mededaders niet beoogd hebben om de in de tenlastelegging genoemde personen om het leven te brengen, te mishandelen, opzettelijk brand te stichten of een ontploffing te veroorzaken, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Het was de verdachte er immers om te doen een oplossing te vinden voor de verdwenen partij cocaïne en niet om de genoemde personen te doden, dan wel te verwonden. Uit de chats komt - gelet op de inhoud van de gesprekken en de context waarbinnen deze worden gevoerd - het beeld naar voren dat door middel van het ontvoeren van bepaalde personen er druk gezet kon worden op diegenen die verantwoordelijk waren voor het laten verdwijnen van de partij cocaïne.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de PGP-telefoon, het baken, de documenten met de (adres)gegevens en de briefjes die bij [slachtoffer 1] en een derde in de bus zijn gedaan, bezien moeten worden in het licht van het misdadige doel dat de verdachte en zijn mededaders voor ogen hadden. Dit misdadige doel blijkt duidelijk uit de gevoerde EncroChatgesprekken. Gelet op de gesprekken die de verdachte met anderen voerde over [slachtoffer 1], [ex-partner slachtoffer 1], [zoon slachtoffer 1] en de leden van de familie [familienaam slachtoffer 2 en 3], en het feit dat hij naar binnen is gaan bij [broer slachtoffer 1], is het hof van oordeel dat de genoemde voorwerpen, naar hun uiterlijke verschijningsvorm en in samenhang bezien, bestemd waren tot het begaan van de misdrijven gijzeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing en dat de verdachte en zijn mededaders deze voorwerpen hebben verworven en voorhanden hebben gehad.
Ten aanzien van het bij de verdachte aangetroffen vuurwapen is het hof met de rechtbank van oordeel dat niet blijkt dat de verdachte dit vuurwapen voorhanden had met het oog op het plegen van strafbare feiten jegens de in de tenlastelegging genoemde personen. Ook volgt niet uit het dossier dat de verdachte of zijn mededaders een mes voorhanden hebben gehad ter voorbereiding van de misdrijven gijzeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing. Van deze onderdelen zal het hof de verdachte vrijspreken. Ten aanzien van voorbereidingshandelingen jegens [broer slachtoffer 1] overweegt het hof dat, gelet op de inhoud van de EncroChatgesprekken, onvoldoende vaststaat dat de verdachte en zijn mededaders van plan waren om [broer slachtoffer 1] - kort gezegd – te ontvoeren om op die wijze een oplossing te vinden voor de verdwenen partij cocaïne. Ook hiervan zal het hof de verdachte vrijspreken.
Het tenlastegelegde medeplegen van voorbereiding van gijzeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing gericht tegen [slachtoffer 1], [ex-partner slachtoffer 1], [zoon slachtoffer 1] en leden van de familie [familienaam slachtoffer 2 en 3] acht het hof op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 5 primair en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 11 mei 2020 tot en met 30 juni 2020
te Voorburg en/of Gouda en/of eldersin Nederland tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ter voorbereiding van
heteenmisdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten gijzeling en
/ofwederrechtelijke vrijheidsberoving
en/of moord en/of doodslag en/of zware mishandeling en/of diefstal met gewelden/
ofafpersing
en/of opzettelijk brandstichting of een ontploffing teweeg brengen waarbij gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel vooreen ander of anderen te duchten zou zijn(gericht tegen [slachtoffer 1] en
/of[ex-partner slachtoffer 1]
en/of [broer slachtoffer 1]en
/of[zoon slachtoffer 1] en
/ofeen of meer leden van de familie [familienaam slachtoffer 2 en 3], opzettelijk
-
een of meerbaken
(s
)(
(onder meer
)onder de auto van [ex-partner slachtoffer 1]) en
/of-
een of meerPGP-telefoon
(s
)en
/of- een of meer (vuur)wapen(s) en/of een mes en/of-
een of meerbriefje
(s
)/documenten
en/of devices (oa een laptop)met daarop de na
(a)m
(en
)en
/ofadres
(sen
)en
/ofkenteken
(s
)en
/offoto’s van voornoemde perso
(on
(en
)en
/of-
een of meerbriefjes met de tekst "[telefoonnummer 1]. Bel" en
/of"Bel of text [telefoonnummer 1]" en
/of"Voorkom onherstelbare schaden en breng onze spullen terug bel of sms [telefoonnummer 1] laatste kans!",
bestemd tot het begaan van
dat misdrijf/die misdrijven
heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad;
feit 2.
hij op
of omstreeks30 juni 2020 te Voorburg,
althans in Nederland,een vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (omgebouwde gas) revolver, van het merk Mauser, model L100 Sport, type kaliber .22, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en
/ofmunitie van categorie III te weten 50,
in elk geval een of meerpatro
(o)nen (.22 Magnum) voorhanden heeft gehad;
feit 5.
hij
op een of meerdere tijdstip(pen) gelegenin
of omstreeksde periode van 7 mei
2020tot en met 11 mei 2020
te Voorburg en/of Gouda en/of Helmond en /of (elders)in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen (ongeveer) 65 kilogram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3 a van die wet, immers heeft/hebben verdachte en/ofmetzijn mededader(s) opzettelijk
- met
een of meertransporteurs
)en
/of perso(o)n(en) die verantwoordelijk was/waren of zou(den) zijn voor het transport en/ofleverancier
(s
)en
/ofafnemer
(s
) (telefonische)contacten
heeftgelegd en
/of laten, leggen en/ofonderhouden en
/of- gesproken
heeftover en
/ofafspraken gemaakt over het transport en
/ofde verdeling van de (ongeveer) 65 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne en
/of- (ongeveer) 65 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne
heeftovergedragen aan een transporteur
en/of perso(o)n(en) die verantwoordelijk was/waren of zou(den) zijn voor het transport,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en
/of
hij
op een of meerdere tijdstip(pen) gelegenin
of omstreeksde periode van 7 mei
2020tot en met 11 mei 2020
te Helmond en/of Gouda en/of Voorburg en/of (elders)in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 65 kilogram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3 a van die wet;
feit 6.
hij
op een of meer tijdstippen gelegenin
of omstreeksde periode van 26 maart 2020 tot en met 11 mei 2020
te Voorburg,in
elk geval inNederland
en/of Belgiëtezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,om een feit bedoeld in de vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van
één of meerhoeveelheden
van één of meerderematerialen bevattende
(een) ander(e)methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en
/ofmethamfetamine en
/ofamfetamine en
/ofcocaïne zijnde
(een)middel
(en
)als vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst en/of één of meer hoeveelheiden materialen bevattende (een) ander(e) middel(en) vermeld op debij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en
/ofte bevorderen
-
één of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichten te verschaffen en/of-
zich of eenander
engelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van
dat/die feit
(en
)heeft getracht te verschaffen en
/of-
één of meervoorwerpen en
/of vervoermiddelen en/ofstoffen
en/of gelden en/of één of meer (andere) betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad, waarvan hij en
/ofzijn mededaders
(telkens
)wisten,
althans ernstige reden hadden om te vermoedendat die bestemd waren tot het plegen van
dat/die feit
(en
),
immers heeft hij
en/of één of meer van zijn mededadersopzettelijk daartoe
(telkens en/of één of meermalen);-
één of meerdereeenPGP-
telefoons, althans encryptie-telefoons, voorhanden gehad en
/ofdaarvan gebruik gemaakt in de communicatie met
één of meer vanzijn mededaders en
/of- inlichtingen verschaft over een kade in Antwerpen waar verdovende middelen uit een container/lading gehaald kunnen worden en
/of- met
een of meerpersonen overleg gevoerd en
/of (prijs
)afspraken gemaakt en
/ofbemiddeld
in/over
deeenlevering
en/of het transport en/of de aan- en/of verkoop van een of meer hoeveelhedenvanchemicaliën (te weten efedrine) en
/of (grond)stoffen, bestemd voor de productie van synthetische drugs en/of- met een
of meerpersonen overleg gevoerd en
/of (prijs)afspraken gemaakt en/ofbemiddeld
in/over de
levering en/of het transport en/of deaan- en verkoop van cocaïne.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van voorbereiding van gijzeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het onder 5 primair bewezenverklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van

medeplegen van poging tot handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod

en

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, door een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot uitvoer van een grote hoeveelheid van 65 kilo cocaïne en het voorhanden hebben van deze drugs. Op het enkele bezit van een dergelijke grote hoeveelheid drugs staat al een jarenlange gevangenisstraf. Daarnaast heeft de verdachte ook in de periode daarvoor al voorbereidingshandelingen getroffen voor het vervaardigen en de handel in alsmede de in- en uitvoer van verschillende soorten harddrugs. Door de uitvoer van harddrugs naar het buitenland wordt de internationale handel in verdovende middelen in stand gehouden. Het gebruik van harddrugs is zeer verslavend en is zeer schadelijk voor de volksgezondheid en daar draagt de verdachte met zijn handelen aan bij. Daarnaast gaat van de georganiseerde drugshandel in aanzienlijke mate een ondermijnend en corrumperend effect uit, waartegen krachtig moet worden opgetreden. Drugs en de handel daarin leiden, direct of indirect, tot zeer ernstige vormen van geweld en criminaliteit en daarmee tot onveiligheid in de samenleving. Dat blijkt ook uit het feit dat de verdachte, nadat de partij cocaïne bleek te zijn gestolen,
voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor de wederrechtelijke vrijheidsberoving dan wel gijzeling van de vermeende dief, maar ook van zijn familieleden, die niets te maken hadden met de verdwenen partij cocaïne. Ook heeft de verdachte voorbereidingshandelingen getroffen voor de ontvoering van leden van een andere familie die met de diefstal te maken zou hebben. De verdachte schroomt niet om onschuldige personen te betrekken bij zijn plannen.
De verdachte heeft daarnaast een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt grote risico's met zich voor de veiligheid van personen. Vuurwapens vormen een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving, omdat het bezit van vuurwapens maar al te vaak leidt tot gebruik daarvan, met alle mogelijke gevolgen van dien.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen 5 jaren niet voor strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten en het aandeel dat de verdachte hierin heeft gehad niet kan worden volstaan met een andere of lichtere staf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Overschrijding redelijke termijn
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn indien de behandeling ter terechtzitting niet is afgerond met een eindarrest binnen twee jaar nadat hoger beroep is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De behandeling in eerste aanleg is binnen 2 jaar nadat de verdachte op 30 juni 2020 in verzekering is gesteld, afgerond met een eindvonnis. Aldus is geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg. Ook de inzendtermijn is niet overschreden.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in hoger beroep in deze zaak het volgende.
Het hoger beroep is ingesteld op 28 april 2022 en het eindarrest wordt op 4 februari 2025 gewezen. De redelijke termijn is derhalve met ruim 9 maanden overschreden.
Het hof is van oordeel, gelet op het genoemde procesverloop en de omstandigheid dat de verdediging in hoger beroep geen onderzoekswensen heeft ingediend, dat de behandeling van de zaak niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden en dat het hof daarom de straf zal matigen, in die zin dat het hof twee maanden minder gevangenisstraf op zal leggen dan de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen.
Conclusie
Het hof is - alles afwegende en met inachtneming van de landelijke oriëntatiepunten van straftoemeting - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde geldbedrag van € 4.400,- zal worden teruggegeven aan de verdachte.
Oordeel van het hof
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst genoemde geldbedrag.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, de artikelen 45, 46, 47, 55, 57, 282, 282a en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 en 4 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 5 primair en 6 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 5 primair en 6 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 jaren en 10 maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
geldbedrag van EUR 4400,-.
Dit arrest is gewezen door mr. H. Steenhuis, als voorzitter, mr. E.C. van Veen en mr. J. Candido, leden, in bijzijn van de griffier mr. H.E.M. Lucas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 februari 2025.