ECLI:NL:GHDHA:2025:1681

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
200.339.831/02
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan verplichte procesvertegenwoordiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 juni 2025 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van [verzoeker] in de procedure met zaaknummer 200.339.831/01. [verzoeker] was betrokken in deze procedure en werd bijgestaan door mr. J.G. Galama, die zich op 11 december 2024 heeft onttrokken. Na deze onttrekking heeft [verzoeker] geen nieuwe advocaat aangesteld. Op 13 mei 2025 heeft het hof eindarrest gewezen in de hoofdzaak. Een dag later, op 14 mei 2025, heeft [verzoeker] een wrakingsverzoek ingediend bij de Centrale Balie in het Paleis van Justitie, maar dit verzoek was niet ondertekend door een advocaat, wat vereist is volgens de wet.

De wrakingskamer heeft [verzoeker] op 21 mei 2025 geïnformeerd dat zijn verzoek niet in behandeling kon worden genomen omdat het niet voldeed aan de eisen van verplichte procesvertegenwoordiging. [verzoeker] kreeg de kans om dit verzuim te herstellen door voor 4 juni 2025 een advocaat te laten ondertekenen, maar hij heeft hier geen gebruik van gemaakt. Bovendien heeft hij op 22 mei 2025 verzocht om ontheffing van deze verplichting, maar de wrakingskamer heeft dit verzoek buiten behandeling gelaten, aangezien de wet en jurisprudentie geen grond bieden voor dergelijke verzoeken.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer geconcludeerd dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn wrakingsverzoek, omdat hij niet voldeed aan de vereisten. De beslissing is genomen zonder mondelinge behandeling, en het hof heeft opgemerkt dat een verzoek tot wraking tijdig moet worden ingediend, wat in dit geval niet is gebeurd, aangezien het verzoek werd gedaan na de einduitspraak in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer : 200.339.831/02
Zaaknummer hoofdzaak : 200.339.831/01
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken d.d. 23 juni 2025
op het verzoek tot wraking als bedoeld in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), in de hoofdzaak met het hiervoor genoemde zaaknummer van:

[verzoeker]

wonend in [woonplaats],
verzoeker,
hierna te noemen: [verzoeker].

Het verloop van de procedure

1. [verzoeker] is als verzoeker betrokken in de procedure met zaaknummer 200.339.831/01. In deze procedure werd [verzoeker] bijgestaan door mr. J.G. Galama, deze heeft zich op 11 december 2024 onttrokken. Er heeft zich nadien geen nieuwe advocaat gesteld namens verzoeker.
2. Op 13 mei 2025 heeft het hof eindarrest gewezen in de procedure met zaaknummer 200.339.831/01.
3. Op 14 mei 2025 heeft [verzoeker] bij de Centrale Balie in het Paleis van Justitie een brief met een wrakingsverzoek voorzien van bijlagen afgegeven. [verzoeker] schrijft:
“Hiermee doe ik mijn wrakingsverzoek aan U toekomen van de raadsheren die straks mijn arrest in de bovengenoemde zaak zullen uitspreken zonder aan mijn eisen van de
procesverbaal te voldoen.”
4. Bij e-mail van 21 mei 2025 heeft de plaatsvervangend coördinator van de wrakingskamer de ontvangst van het wrakingsverzoek bevestigd aan [verzoeker].

De beoordeling van de ontvankelijkheid

5. Bij de beoordeling van de ontvankelijk van het wrakingsverzoek stelt de wrakingskamer voorop dat in de hoofdzaak de eis van verplichte procesvertegenwoordiging geldt. In zaken waarin een partij zich verplicht moet laten vertegenwoordigen, moet een schriftelijk verzoek tot wraking op straffe van niet-ontvankelijkheid worden ondertekend en ingediend door een advocaat (zie HR 18 december 1998, ECLI:NL:HR:1998:AD2997, NJ 1999, 271).
6. Bij brief van 21 mei 2025 heeft de wrakingskamer [verzoeker] medegedeeld dat zijn schriftelijke wrakingsverzoek vooralsnog niet in behandeling kan worden genomen omdat een schriftelijk wrakingsverzoek moet worden ondertekend en ingediend door een advocaat. De wrakingskamer heeft [verzoeker] in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen, door uiterlijk 4 juni 2025 alsnog een advocaat het wrakingsverzoek te laten ondertekenen en indienen. Daarbij is tevens vermeld dat als dat niet gebeurt, verzoeker niet-ontvankelijk wordt verklaard. Daarnaast is [verzoeker] erop gewezen dat hij zijn wrakingsverzoek heeft ingediend nadat einduitspraak is gedaan.
7. Op 22 mei 2025 heeft [verzoeker] de wrakingskamer per e-mail verzocht om ontheffing van de plicht om het wrakingsverzoek te laten ondertekenen en indienen door een advocaat, dan wel hem een advocaat ter beschikking te stellen die hem kan bijstaan. De wet en de relevante jurisprudentie van de Hoge Raad bieden geen grond voor behandeling van dergelijke verzoeken door de wrakingskamer. De wrakingskamer laat deze verzoeken daarom buiten behandeling.
8. [verzoeker] heeft van de hem geboden gelegenheid tot herstel van het verzuim geen gebruik gemaakt.
9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het wrakingsverzoek. Het hof heeft afgezien van een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting met toepassing van het bepaalde in paragraaf 4, lid 2, aanhef en onder c, Wrakingsprotocol gerechtshof Den Haag.
10. Ten overvloede overweegt de wrakingskamer dat een verzoek tot wraking van de zittingsrechters kan worden gedaan totdat einduitspraak is gedaan (HR 13 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ9926, r.o. 2.3.1). [verzoeker] heeft op 14 mei 2025 een schriftelijk verzoek gedaan tot wraking van de raadsheren die het arrest hebben gewezen. Dat is één dag nadat het eindarrest in het openbaar is uitgesproken. Dit betekent dat het (schriftelijke) wrakingsverzoek sowieso te laat is gedaan.

Beslissing

De wrakingskamer:
  • verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek;
  • bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan [verzoeker], de raadsheren in de hoofdzaak en aan de advocaat van verweerders in de hoofdzaak.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E.C. van Veen, M.E. Honée en M.J. van Cleef-Metsaars en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juni 2025, in aanwezigheid van de griffier.