ECLI:NL:GHDHA:2025:1688

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
200.347.593/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van toestemming voor plaatsing van zonnepanelen door Vereniging van Eigenaars

In deze zaak heeft [verzoekster] een verzoek ingediend bij het Gerechtshof Den Haag om een vervangende machtiging te verkrijgen voor het plaatsen van zonnepanelen op het dak van haar uitbouw. [verzoekster] en [verweerster 1] zijn beiden eigenaar van appartementen in hetzelfde gebouw en vormen samen een Vereniging van Eigenaars (VvE). [verweerster 1] verzet zich tegen de plaatsing van de zonnepanelen, wat heeft geleid tot een juridische procedure. De kantonrechter in de rechtbank Den Haag heeft het verzoek van [verzoekster] afgewezen, waarna [verzoekster] in hoger beroep is gegaan.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat [verzoekster] toestemming van de VvE nodig heeft voor het aanbrengen van zonnepanelen, omdat het dak van de uitbouw onder de bepalingen van het modelreglement valt. Het hof heeft ook overwogen of de weigering van [verweerster 1] om toestemming te verlenen zonder redelijke grond was. Het hof concludeert dat [verweerster 1] een redelijke grond heeft om toestemming te weigeren, onder andere omdat de zonnepanelen het uitzicht van [verweerster 1] kunnen belemmeren en er een alternatieve locatie voor de zonnepanelen beschikbaar is. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en [verzoekster] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.347.593/01
Zaak- en rekestnummer rechtbank : 10916186 RP EXPL 24-50075
Beschikking van 26 augustus 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van
[verzoekster],
wonend in [woonplaats],
verzoekster,
advocaat: mr. P.M. Jongeling, kantoorhoudend in Den Haag,
tegen

1.[verweerster 1],

wonend in [woonplaats],
verweerster,
advocaat: mr. M.B. van Munster, kantoorhoudend in Den Haag,
en

2.de Vereniging van Eigenaars […],

gevestigd in [vestigingsplaats],
verweerster,
niet verschenen.
Het hof noemt partijen hierna [verzoekster], [verweerster 1] en de VvE.

1.De zaak in het kort

1.1
[verzoekster] en [verweerster 1] zijn beiden eigenaar van een appartement in hetzelfde gebouw: [verzoekster] van het appartement met uitbouw op de begane grond en [verweerster 1] van het appartement op de eerste en tweede verdieping. Zij vormen samen een Vereniging van Eigenaars. [verzoekster] wil zonnepanelen plaatsen op het dak van de uitbouw, maar [verweerster 1] verzet zich daartegen. [verzoekster] verzoekt om een vervangende machtiging als bedoeld in artikel 5:121 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor het plaatsen van zonnepanelen op de uitbouw. De kantonrechter heeft dat verzoek afgewezen. Het hof komt tot hetzelfde oordeel.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • het beroepschrift van [verzoekster], met bijlagen, bij de griffie binnengekomen op 30 augustus 2024, waarmee [verzoekster] in hoger beroep is gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 6 juni 2024;
  • het verweerschrift van [verweerster 1], met bijlagen, dat op 19 mei 2025 bij de griffie is binnengekomen;
  • de akte overlegging producties, met bijlagen 3 en 4, die [verzoekster] ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van 29 juli 2025 heeft overgelegd;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 juli 2025 [waarin per abuis is vermeld dat mr. Van Munster ook optreedt voor de VvE; de VvE is in de procedure bij het hof echter niet verschenen];
  • de spreekaantekeningen van [verzoekster] van 29 juli 2025;
  • de pleitnota van [verweerster 1] van 29 juli 2025.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[verzoekster] en [verweerster 1] zijn beiden eigenaar van een appartementsrecht in het gebouw aan de [adres]. [verzoekster] is eigenaar van het appartement met uitbouw op de begane grond (nr. [a]). [verweerster 1] is eigenaar van het daarboven gelegen appartement op de eerste en tweede verdieping (nr. [b]).
3.2
[verzoekster] en [verweerster 1] vormen samen een Vereniging van Eigenaren (de VvE). Als leden van de VvE hebben zij ieder één stem.
3.3
[verzoekster] wil zonnepanelen plaatsen op het platte dak van de uitbouw. [verweerster 1] verzet zich daartegen. Zij heeft op een deel van het dak van diezelfde uitbouw een dakterras, direct grenzend aan het deel van het dak waar [verzoekster] de zonnepanelen wil plaatsen.
3.4
Bij akte van 19 juli 2019 is de oorspronkelijke splitsingsakte van 7 november 1986 gewijzigd en is het modelreglement 2017 van toepassing verklaard.
3.5
Artikel 24.3 van het modelreglement 2017 bepaalt (onderstreping toegevoegd door het hof):
Het zichtbaar aanbrengenin ofaan het Gebouwdan wel op de Grondvannaamborden, reclameaanduidingen, uithangborden, zonweringen, wind- en terrasschermen, rolluiken,zonnepanelen, boilers, vlaggen, spandoeken, bloembakken, schijnwerpers, (schotel-)antennes, antennes van zendamateurs, alarminstallaties, luchtbehandelings- en koelinstallaties, en in het algemeen van uitstekende voorwerpen, alsmede het in het zicht hangen van wasgoed,mag slechts geschieden met toestemming van de Vergaderingof volgens de regels te bepalen in het Huishoudelijk Reglement.Het in de vorige zin bepaalde geldt mede voor de tot de Privé-gedeelten behorende buitenruimten.”
3.6
Artikel 12 van het modelreglement 2017 bepaalt welke schulden en kosten voor rekening zijn van de individuele eigenaars, met daarbij een opsomming van de gevallen waarvoor dit geldt, aangeduid met de letters a t/m i. In de op 19 juli 2019 gewijzigde splitsingsakte is bepaald dat aan artikel 12 van het modelreglement 2017 letter j wordt toegevoegd, inhoudend dat het onderhoud, herstel en de vervanging van het dak van de uitbouw van het appartementsrecht A-1 voor rekening is van de individuele eigenaar van dat appartementsrecht (thans: [verzoekster]).

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
[verzoekster] heeft de kantonrechter in de rechtbank Den Haag verzocht om (voor zover vereist) op grond van artikel 5:121 BW een vervangende machtiging te verlenen voor het plaatsen van zonnepanelen op het dak van de uitbouw.
4.2
De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen.

5.Beoordeling in hoger beroep

5.1
[verzoekster] wil dat het hof de beschikking van de kantonrechter vernietigt. Zij stelt dat zij geen toestemming van de VvE nodig heeft voor plaatsing van de zonnepanelen op het dak van de uitbouw. Voor het geval dat toch nodig zou zijn, betoogt [verzoekster] dat het hof de door haar verzochte vervangende machtiging moet verlenen.
5.2
Artikel 5:121 lid 1 BW bepaalt dat in gevallen waarin een appartementseigenaar voor het verrichten van een bepaalde handeling toestemming nodig heeft van de vereniging van eigenaars, die toestemming kan worden vervangen door een machtiging van de rechter. Die machtiging kan worden verleend, indien de toestemming zonder redelijke grond wordt geweigerd. Het hof zal eerst beoordelen of [verzoekster] toestemming van de VvE (en dus van [verweerster 1]) nodig heeft voor het plaatsen van zonnepanelen op het dak van de uitbouw. Als dat zo is, zal vervolgens moeten worden beoordeeld of [verweerster 1] die toestemming op onredelijke gronden heeft geweigerd.
[verzoekster] heeft toestemming van de VvE (en dus van [verweerster 1]) nodig
5.3
Volgens [verzoekster] heeft zij geen toestemming van de VvE nodig omdat het dak van de uitbouw waarop zij de zonnepanelen wil plaatsen behoort tot haar privé-gedeelte. [verzoekster] baseert dat op artikel 12 onder j, dat door middel van de gewijzigde splitsingsakte aan artikel 12 van het modelreglement is toegevoegd en waarin is bepaald dat zij de kosten voor onderhoud, herstel en vervanging van het dak van de uitbouw dient te dragen. [verweerster 1] betwist dat het dak van de uitbouw behoort tot het privé-gedeelte van [verzoekster].
5.4
Het hof overweegt dat in het midden kan blijven of het dak van de uitbouw geldt als privé-gedeelte of niet. Artikel 24.3 van het toepasselijke modelreglement 2017 bepaalt immers dat voor het zichtbaar aanbrengen van (onder meer) zonnepanelen op en aan “het Gebouw”, toestemming van de VvE vereist is en dat dit ook geldt voor de tot de privé-gedeelten behorende buitenruimten. Het dak van de uitbouw valt onder de hier bedoelde buitenruimten.
5.5
[verzoekster] heeft aangevoerd dat dit niet opgaat omdat met artikel 12 onder j is beoogd om een uitzondering te maken op artikel 24.3 van het modelreglement, maar dat argument gaat niet op. Het gaat hier om de uitleg van een bepaling van de gewijzigde splitsingsakte. Volgens vaste rechtspraak komt het bij die uitleg aan op de daarin tot uitdrukking gebrachte bedoeling van degene die tot de wijziging van de splitsingsakte is overgegaan. Deze bedoeling moet naar objectieve maatstaven worden afgeleid uit de omschrijving in die akte, bezien in het licht van de gehele inhoud van de akte. De rechtszekerheid vereist dat in beginsel slechts acht mag worden geslagen op de gegevens die voor derden uit of aan de hand van de in de openbare registers ingeschreven (gewijzigde) splitsingsakten kenbaar zijn. Bij de uitleg kan ook worden gelet op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de ene of de andere interpretatie zou kunnen leiden. [1] Artikel 12 onder j houdt in dat de eigenaar van het appartementsrecht A-1 ([verzoekster]) de kosten van het dak van de uitbouw moet dragen. Dat daarmee ook zou zijn bedoeld om te regelen dat die appartementseigenaar, in afwijking van artikel 24.3 van het toepasselijk verklaarde modelreglement 2017, zonder toestemming van de VvE de in artikel 24.3 opgesomde zaken (waaronder zonnepanelen) op of aan dat dak zou mogen aanbrengen, blijkt nergens uit en ligt zonder nadere aanknopingspunten - die er niet zijn - ook niet voor de hand.
5.6
Voor zover [verzoekster] heeft betoogd dat artikel 24.3 van het modelreglement 2017 niet van toepassing is omdat de uitbouw niet behoort tot “het Gebouw” waar dat artikel betrekking op heeft, verwerpt het hof dat betoog. Artikel 1.1 onder j van het modelreglement definieert “Gebouw” als “het gebouw of de gebouwen met toebehoren waarop het in de Splitsing betrokken recht betrekking heeft” en de uitbouw valt daar onmiskenbaar onder. In de oorspronkelijke splitsingsakte van 7 november 1986 staat namelijk dat “het gebouw” twee appartementsrechten zal omvatten, waarbij het appartementsrecht dat thans aan [verzoekster] toebehoort wordt omschreven als omvattende “de parterrewoning met uitbouw in de achtertuin”, en de akte van 19 juli 2019 waarmee de oorspronkelijke splitsingsakte is gewijzigd bevat dezelfde omschrijving. Dat bedoeld zou zijn om de uitbouw in het kader van artikel 24.3 niet als onderdeel van “het Gebouw” aan te merken blijkt nergens uit en ligt zonder duidelijke aanknopingspunten - die er niet zijn - ook niet voor de hand.
5.7
De conclusie is dat [verzoekster] toestemming van de VvE (en dus van [verweerster 1]) nodig heeft voor het aanbrengen van zonnepanelen op het dak van de uitbouw.
[verweerster 1] weigert toestemming op redelijke gronden
5.8
Vast staat dat [verweerster 1] geen toestemming geeft voor de plaatsing van zonnepanelen op het dak van de uitbouw. De vraag is of toestemming zonder redelijke grond wordt geweigerd.
5.9
[verzoekster] wil de zonnepanelen plaatsen op het dak van de uitbouw, direct naast het deel van het dak waar [verweerster 1] een dakterras heeft. [verweerster 1] wijst erop dat zij zicht zal hebben op de zonnepanelen vanaf haar dakterras en vanuit haar keuken en woonkamer. [verweerster 1] heeft bezwaar tegen deze beperking van haar uitzicht, vreest daarnaast voor overlast door lichtreflectie van de zonnepanelen en stelt dat er rekening mee moet worden gehouden dat haar appartement in waarde zal dalen door de aanwezigheid van zonnepanelen vlak bij haar ramen en direct naast haar dakterras. [verweerster 1] heeft erop gewezen dat er een alternatieve locatie is waarbij de zonnepanelen niet in haar zicht liggen. De panelen zouden namelijk geplaatst kunnen worden op het platte dak van het hoofdgebouw, boven het appartement van [verweerster 1], een plaats waar de zonnepanelen bovendien meer zon kunnen vangen. [verweerster 1] heeft verklaard dat zij bereid is om - onder voorwaarden - mee te werken aan een plan voor plaatsing van zonnepanelen ten behoeve van [verzoekster] op deze alternatieve locatie. Dat de panelen alleen voor het appartement van [verzoekster] gebruikt zouden worden is daarbij geen probleem. [verzoekster] heeft tijdens de zitting bij het hof verklaard dat zij de zonnepanelen toch liever op het dak van de uitbouw wil, omdat zij de panelen dan makkelijker kan onderhouden en schoonmaken.
5.1
Het hof is van oordeel dat ook als het punt van de lichtreflectie zou kunnen worden ondervangen door het type zonnepanelen dat wordt geplaatst en/of de wijze van plaatsing van de panelen, de overblijvende bezwaren van [verweerster 1] nog steeds niet onredelijk zijn, met name gelet op de omstandigheid dat er een alternatieve locatie is (het platte dak van het hoofdgebouw) waar de zonnepanelen niet in haar zicht zouden liggen. [verweerster 1] mag verlangen dat [verzoekster] (ook) onderzoek laat doen naar plaatsing van de panelen op deze alternatieve locatie. Het argument van [verzoekster] dat ze de panelen makkelijker kan (laten) onderhouden en schoonmaken als die op het dak van de uitbouw liggen, acht het hof, tegenover de bezwaren van [verweerster 1], onvoldoende zwaarwegend. Gelet op het voorgaande heeft [verweerster 1], bij de huidige stand van zaken, een redelijke grond om toestemming te weigeren voor plaatsing van de zonnepanelen op het dak van de uitbouw.. Het hof zal daarom geen machtiging aan [verzoekster] verlenen tot plaatsing van zonnepanelen op het dak van de uitbouw.
5.11
[verweerster 1] heeft ook nog aangevoerd dat zij toestemming mocht weigeren omdat [verzoekster] geen uitgewerkt plan voor de plaatsing van zonnepanelen heeft voorgelegd aan de vergadering van eigenaars van de VvE. Het hof overweegt (ten overvloede) dat dit op zich ook al een redelijke grond voor weigering oplevert. De enkele mededeling dat [verzoekster] zonnepanelen wil plaatsen (en een tekening van een plattegrond met daarop zes rechthoeken) geeft [verweerster 1] onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen of relevante aspecten (bijvoorbeeld de wijze van aansluiting op het stroomnetwerk van de VvE/[verzoekster], verzekeringstechnische kwesties) wel goed geregeld zijn/kunnen worden.
Conclusie en proceskosten
5.12
Ook het hof komt tot de conclusie dat het verzoek om een vervangende machtiging (bij de huidige stand van zaken) moet worden afgewezen. Het hoger beroep van [verzoekster] slaagt dus niet. Het hof zal de beschikking van de kantonrechter bekrachtigen.
5.13
Het hof zal [verzoekster] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. Die proceskosten worden begroot op:
griffierecht € 362,-
salaris advocaat € 2.428,- (2 punten × tarief II)
nakosten € 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.968,-

6.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 6 juni 2024;
  • veroordeelt [verzoekster] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [verweerster 1] begroot op € 2.968,- en aan de zijde van de VvE begroot op nihil;
  • bepaalt dat als [verzoekster] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en deze beschikking vervolgens wordt betekend, [verzoekster] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
  • verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J.M. Burg, mr. M.P.J. Ruijpers en mr. B. Akdikan en is in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2025 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Zie bijv. HR 1 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1078.