ECLI:NL:GHDHA:2025:1745
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2019 met betrekking tot het belastbaar inkomen uit werk en woning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 3 december 2024, waarin de Rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2019, waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning door de Inspecteur is vastgesteld op € 15.543. Belanghebbende had eerder een aangifte ingediend met een lager inkomen van € 11.975, maar de Inspecteur heeft de aanslag gebaseerd op de jaaropgave van de gemeente, waaruit blijkt dat belanghebbende een uitkering van € 15.543 heeft ontvangen. De Rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht heeft op verliesverrekening of dat de aanslag te hoog is vastgesteld. In hoger beroep heeft belanghebbende verzocht om vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en om schadevergoeding. Het Gerechtshof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de Rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat dit niet onder de bevoegdheid van de belastingrechter valt. Ook het beroep op verlenging of stuiting van de verjaringstermijn is afgewezen, omdat de relevante wetgeving niet voorziet in dergelijke mogelijkheden voor aanslagen die onherroepelijk vaststaan.