ECLI:NL:GHDHA:2025:1768

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
22-000518-25pvtt
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de hulp aan illegale vreemdelingen door de verdachte

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte wordt beschuldigd van het structureel helpen van een grote groep illegale vreemdelingen bij hun verblijf in Nederland. Tijdens de regiezitting op 24 juli 2025 en 7 augustus 2025, werd het verzoek van de verdediging om 99 getuigen te horen besproken. De verdediging betwist de omvang van het aantal geholpen vreemdelingen en stelt dat het horen van deze getuigen noodzakelijk is om de waarheid aan het licht te brengen. Het hof wijst het verzoek om de meeste getuigen te horen af, onder verwijzing naar de overwegend bekennende verklaringen van de verdachte. De advocaat-generaal stelt dat het openbaar ministerie niet voornemens is een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in te dienen. De zaak is complex en uniek, met een grote omvang van de beschuldigingen. Het hof heeft besloten het onderzoek te schorsen en de zaak voor onbepaalde tijd aan te houden, waarbij de verdediging niet in haar belangen wordt geschaad door het niet horen van de meeste getuigen. De zaak zal verder worden behandeld door de raadsheer-commissaris.

Uitspraak

Parketnummer: 83-329898-23
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Proces-verbaal
van de op 24 juli 2025 en 7 augustus 2025 in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof.

24.juli 2025

Tegenwoordig zijn:
mr. G.C. Haverkate, voorzitter,
mr. R. Brand en mr. J.P.L.M. Remmerswaal, leden,
mr. G. Schmidt-Fries, griffier.
Voorts is aanwezig mr. R.P. Zwarts, advocaat-generaal.
De voorzitter begint het onderzoek door het doen uitroepen van de zaak tegen de na te noemen verdachte.
De verdachte, gedagvaard als:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats](Brazilië) op [geboortedatum],
wonende te [adres 1],
is niet ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. A.T. Leigh, advocaat te Haarlem, die mededeelt door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdediging te voeren.
Dit proces-verbaal behelst een zakelijke weergave van hetgeen op de terechtzitting is voorgevallen en beslist.
De voorzitter deelt mede dat vandaag geen inhoudelijke behandeling van de zaak zal plaatsvinden, maar dat het een regiezitting betreft, waarop de verzoeken van de verdediging zullen worden behandeld. In dit verband heeft het hof kennisgenomen van de inhoud van de appelschriftuur van 3 maart 2025. Hieruit volgt dat het hoger beroep betrekking heeft op zowel de
bewijsbeslissing als de strafmaat. Daarnaast behelst de schriftuur een verzoek om 99 getuigen te horen. Het openbaar ministerie heeft bij brief van 5 juni 2025 op het getuigenverzoek gereageerd.
De raadsman maakt gebruik van de hem geboden gelegenheid de verzoeken van de verdediging nader toe te lichten. De raadsman voert daartoe het woord overeenkomstig de pleitaantekeningen die hij digitaal heeft toegezonden aan de griffier en die in het dossier zullen worden gevoegd.
In aanvulling daarop brengt hij het volgende naar voren:
U vraagt mij hoe ik de proceshouding van cliënte grosso modo zou beschrijven. Cliënte heeft bekend dat zij zich tot op zekere hoogte heeft beziggehouden met het regelen van BSN-nummers voor personen die illegaal in Nederland waren, maar zij betwist de omvang van zowel het aantal personen als de inkomsten die zij daaruit zou hebben verkregen. Cliënte heeft ook mensen geholpen die haar niet voor die hulp hebben betaald. Bovendien zijn sommige personen ook niet komen opdagen, als er een afspraak met cliënte was gemaakt.
Het horen van de opgegeven getuigen is voor de verdediging het enige instrument om de waarheid hierover aan het licht te brengen. Ik verwijs in dit verband naar een recent gewezen arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2025:779). In dit arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat het oordeel van het hof dat sprake was van een grootschalig karakter van het bewezen verklaarde delict, in die zin dat dit delict veel meer gevallen van fiscale fraude omvatte dan de in de bewezenverklaring specifiek vermelde gevallen en dat dit grootschalige karakter een voor de straftoemeting relevante omstandigheid betrof, niet zonder meer begrijpelijk was, nu de raadsvrouw ten aanzien van de niet in de tenlastelegging specifiek vermelde belastingaangiften uitdrukkelijk had betwist dat sprake was van valselijk opgemaakte aangiften. Uit dit arrest leidt de verdediging af dat zij een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt moet innemen teneinde te voorkomen dat niet in de tenlastelegging specifiek vermelde gevallen kunnen worden gebruikt voor een bewezenverklaring en het bepalen van de strafmaat. Om die reden wenst de verdediging de door haar opgegeven getuigen te horen. Cliënte stelt namelijk minder inkomsten te hebben verkregen dan het openbaar ministerie doet voorkomen.
Ik hoor de advocaat-generaal op uw vraag antwoorden dat het openbaar ministerie niet voornemens is een vordering in te dienen tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Zoals ik heb opgemerkt onder punt 16 van mijn pleitaantekeningen is de ex-partner van cliënte,
[betrokkene], ook betrokken geweest bij het verschaffen van hulp aan illegale personen. Indien het verzoek om getuigen te horen wordt afgewezen, stelt de verdediging zich op het standpunt dat [betrokkene] ook strafrechtelijk vervolgd zou moeten worden.
Ten aanzien van punt 21 merk ik op dat een of meer van de onder cliënte in beslag genomen telefoons mogelijk aan [betrokkene] toebehoorden. Dit zou betekenen dat de contacten in die telefoon(s) wellicht ook van
[betrokkene] waren.
Cliënte zou volgens het openbaar ministerie 1136 personen hebben geholpen. In dat licht bezien, beschouwt de verdediging de omvang van het aantal opgegeven getuigen, te weten 99, als een ‘sample size’.
De advocaat-generaal wordt in de gelegenheid gesteld op de verzoeken van de verdediging te reageren. In dit verband brengt hij het volgende naar voren:
De zogenoemde regiebrief van 5 juni 2025 behelst het standpunt van het openbaar ministerie ten aanzien van de verzoeken. Ik persisteer bij hetgeen in die brief is verwoord. Dit betekent dat het openbaar ministerie zich niet verzet tegen het verzoek tot het horen van de getuige [getuige 1]. Ten aanzien van de overige opgegeven getuigen stelt het openbaar ministerie zich op het standpunt dat die dienen te worden afgewezen om redenen als in de brief omschreven. Anders dan de verdediging stelt, is voor een bewezenverklaring van “een of meerdere personen” niet vereist dat ten aanzien van alle 1136 personen wordt vastgesteld welke hulp zij van de verdachte hebben gekregen en of - en zo ja hoeveel - zij haar voor die hulp hebben betaald. Voldoende is dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat het meer dan één persoon is geweest.
De raadsman heeft verwezen naar een uitzending bij (onder andere) Nieuwsuur van 9 april 2025. Die uitzending was ná de inhoudelijke behandeling van de zaak in eerste aanleg.
Het was een initiatief van de Opsporingsdienst van de Nederlandse Arbeidsinspectie, om onder de aandacht te brengen dat het betrekkelijk eenvoudig is om als illegaal bij een RNI-loket een BSN-nummer te verkrijgen. Het openbaar ministerie heeft hier geen bemoeienis mee gehad.
Voor zover de verdediging de getuigen wenst te horen in het kader van de strafmaat, merk ik het volgende op.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten op het gebied van fraude, omdat volgens de rechtbank de onderhavige situatie afwijkt van de situaties waarvoor de oriëntatiepunten met betrekking tot mensensmokkel zijn geschreven. Het openbaar ministerie verwacht niet dat het hof in hoger beroep tot een soortgelijke beslissing zal komen. Het openbaar ministerie heeft in zijn in eerste aanleg overgelegde requisitoir voor een andere insteek gekozen.
Deze zaak is uniek. In mijn loopbaan bij het openbaar ministerie heb ik niet eerder een mensensmokkelzaak van deze omvang gehad. Voor een zaak als de onderhavige zijn geen richtlijnen voorhanden. Het openbaar ministerie heeft aan de hand van het dossier - en dan in het bijzonder de verklaringen van de verdachte - een schatting gemaakt van het aantal personen en de verdiensten. Het horen van 99 getuigen doet daaraan niet af. Bovendien is het horen van 99 personen uit 1136 personen net zo zinloos als het horen van twee getuigen. Het blijft een relatief beperkt aantal. Om die reden dient het verzoek, voor zover dat betrekking heeft op de getuigen genoemd onder de nummers 2 tot en met 99, te worden afgewezen.
U vraagt mij met welke bedoeling gedachtestreepje i, ‘een of meer andere personen’ met een verwijzing naar een document, in de tenlastelegging is opgenomen. Het is opgenomen om de omvang van de zaak te benadrukken. Die omvang is van belang voor de strafmaat. Mij is geadviseerd dat het meer zekerheid zou opleveren als ik dit gedachtestreepje in de tenlastelegging zou opnemen. Volgens vaste jurisprudentie had ik overigens ook kunnen volstaan met vijf bij naam genoemde personen. Ik heb acht met naam genoemde personen in de tenlastelegging opgenomen.
De voorzitter deelt mede dat het hof het onderzoek onderbreekt tot 7 augustus 2025 te 09.00 uur. Op dat tijdstip zullen de beslissingen van het hof ten aanzien van de verzoeken worden medegedeeld. Die beslissingen zullen digitaal aan de verdediging worden verstrekt.
Dit betekent dat de raadsman niet op genoemd tijdstip hoeft te verschijnen. Aansluitend zal de behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd worden aangehouden.
Desgevraagd door de voorzitter delen de raadsman en de advocaat-generaal mede er geen bezwaar tegen te hebben als de samenstelling van het hof op 7 augustus 2025 mogelijk anders is, of dat de beslissing alsdan door een unus wordt uitgesproken.
Hierop onderbreekt het hof het onderzoek voor beraadslaging tot de terechtzitting van
7 augustus 2025 te 09.00 uur.

7.augustus 2025

Tegenwoordig zijn:
mr. G.C. Haverkate, voorzitter,
mr. R. Brand en mr. J.P.L.M. Remmerswaal, leden,
mr. I.M. van Hoevelaken, griffier.
Voorts is aanwezig mr. F.P. Holthuis, advocaat-generaal.
De voorzitter hervat het op 24 juli 2025 onderbroken onderzoek.
De verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats](Brazilië) op [geboortedatum],
wonende te [adres],
is niet ter terechtzitting verschenen.
De raadsman van de verdachte mr. A.T. Leigh, advocaat te Haarlem, is evenmin ter terechtzitting verschenen.
Het hof deelt bij monde van de voorzitter mede dat het hof ten aanzien van de verzoeken van de verdediging, die nader zijn toegelicht op de regiezitting van
24 juli 2025, tot de volgende beslissingen is gekomen:
- Het hof
wijst toehet verzoek tot het horen van de getuige
[getuige 1]. Deze toewijzing is overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal.
- Het hof
wijst afhet verzoek tot het horen van de getuigen genoemd onder de nummers 2 tot en met 99. Daartoe overweegt het hof als volgt. Het hof stelt vast dat de verklaringen die de verdachte heeft afgelegd in het kader van het opsporingsonderzoek en op de terechtzitting in eerste aanleg als overwegend bekennend kunnen worden aangemerkt. Bij een (overwegend) bekennende verdachte worden hogere eisen gesteld aan de onderbouwing van een getuigenverzoek. Ten aanzien van de zogenaamde Keskin-getuigen (in casu de personen genoemd onder de nummers 2 tot en met 8) geldt dat de verdediging moet onderbouwen op welk onderdeel of welke onderdelen zij de verklaringen van de getuigen inhoudelijk betwist. Vervolgens moet worden bezien of die verklaringen (op dat onderdeel of onderdelen)
niet ‘manifestly irrelevant or redundant’ zijn en van belang zijn voor enige op grond van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) te nemen beslissing. Naar het oordeel van het hof heeft de verdediging onvoldoende onderbouwd op welk onderdeel of welke onderdelen zij de verklaringen van de door haar opgegeven Keskin-getuigen inhoudelijk betwist. De enkele omstandigheid dat ‘de verklaring soms niet strookt met andere onderzoeksbevindingen’ is daartoe naar het oordeel van het hof niet voldoende.
Dat de getuigenverzoeken dienen te worden bezien in het licht van de overwegend bekennende verklaringen van de verdachte betekent verder het volgende. Op grond van die zojuist bedoelde verklaringen kan de grootschalige omvang van de zaak reeds worden aangenomen. Het horen van de getuigen over de vraag of zij de verdachte wel of niet hebben betaald en zo ja, hoeveel, doet aan die omvang niet af. Evenmin is het horen van de getuigen noodzakelijk voor de beantwoording van de vraag of de verdachte uit winstbejag heeft gehandeld. Voor het aannemen van handelen uit winstbejag is voldoende dat de verdachte op verrijking uit is geweest, waarbij overigens niet noodzakelijkerwijs daadwerkelijk een betaling behoeft te hebben plaatsgevonden. Met andere woorden: voor bewijs van winstbejag is noodzakelijk dat wordt bewezen dat winst werd beoogd, niet dat winst werd gemaakt. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard 30 tot 40 euro per persoon te rekenen, behalve voor degenen die geen geld hadden. Over de intentie van de verdachte met betrekking tot het zich wel of niet
laten betalen, kunnen de verzochte getuigen geen verklaring afleggen.
Het hof komt dan ook tot de conclusie dat het horen van de onder de nummers 2 tot en met 99 genoemde getuigen niet van belang is voor enige op grond van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing en dat het door het niet horen van deze getuigen de verdediging niet in haar belang wordt geschaad. Het tot het horen van deze getuigen strekkende verzoek wordt dan ook afgewezen.
Het gerechtshof, gehoord de raadsman en de advocaat-generaal, schorst hierop het onderzoek
voor onbepaalde tijd;
verwijst de zaak naar de raadsheer-commissaris bij dit gerechtshof teneinde de volgende getuige te horen:
- [
[getuige 1],geboren op [geboortedatum getuige 1] 1980, vermoedelijk wonende of verblijvende op het adres [adres 2], of het adres [adres 1];
stelt de stukken daartoe in handen van de raadsheer-commissaris;
beveelt
de oproeping van de verdachte en haar raadsmanvoor de nadere terechtzitting;
stelt de stukken daartoe in handen van de advocaat-generaal.
Dit proces-verbaal is door de griffiers, ieder voor hun aandeel, en door de voorzitter vastgesteld en is door ieder van hen ondertekend.