ECLI:NL:GHDHA:2025:1769

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
200.318.745/02
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van arbitraal vonnis wegens onbevoegdheid van het scheidsgerecht

In deze zaak heeft [eiser], die zowel de Venezolaanse als de Spaanse nationaliteit bezit, een vordering tot vernietiging ingesteld tegen een arbitraal vonnis waarin het scheidsgerecht zich onbevoegd heeft verklaard om kennis te nemen van zijn vordering. [eiser] vorderde een schadevergoeding van ongeveer USD 892 miljoen van de Bolivariaanse Republiek Venezuela, op basis van een investeringsverdrag tussen Spanje en Venezuela, omdat hij stelde dat Venezuela zijn eigendommen zonder vergoeding had onteigend. Het scheidsgerecht oordeelde echter dat [eiser] niet als investeerder in de zin van het verdrag kon worden beschouwd, omdat zijn Venezolaanse nationaliteit als dominant werd aangemerkt. Het hof heeft de vordering tot vernietiging afgewezen, omdat volgens artikel 1065 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geen vernietiging kan worden gevorderd van een beslissing waarbij een scheidsgerecht zich onbevoegd verklaart. Het hof heeft ook verwezen naar een eerder arrest van de Hoge Raad waarin deze lijn werd bevestigd. De vordering van [eiser] is afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van de procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.318.745/02
Arrest van 16 september 2025
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats 1], Verenigde Staten van Amerika,
eiser,
procesadvocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, kantoorhoudend in Amsterdam,
advocaat: mr. A.E. Schluep, kantoorhoudend in Amsterdam,
tegen
De Bolivariaanse Republiek Venezuela,
zetelend te Venezuela,
gedaagde,
advocaat: mr. M. Malycha, kantoorhoudend in Amsterdam.
Het hof noemt partijen hierna [eiser] en Venezuela.

1.De zaak in het kort

1.1
[eiser] heeft zowel de Venezolaanse als de Spaanse nationaliteit. [eiser] is een arbitrageprocedure begonnen tegen Venezuela waarin hij een schadevergoeding heeft gevorderd van (afgerond) USD 892 miljoen op de grond dat Venezuela eigendommen van hem heeft onteigend zonder daarvoor een vergoeding te betalen. Daarbij heeft [eiser] een beroep gedaan op een investeringsverdrag tussen Spanje en Venezuela. Het scheidsgerecht heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vordering. [eiser] vordert vernietiging van het arbitrale vonnis op grond van artikel 1065 lid 1 Rv. Het hof wijst deze vordering af omdat van een beslissing waarbij een scheidsgerecht zich onbevoegd verklaart wegens het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage, geen vernietiging kan worden gevorderd op grond van artikel 1065 lid 1 Rv.

2.Procesverloop

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 2 mei 2022 met producties, waarmee [eiser] vernietiging heeft gevorderd van een arbitraal vonnis gewezen op 31 januari 2022;
  • de akte houdende overlegging producties van [eiser] van 15 november 2022;
  • de akte uitlating na hervatting met aanvullende producties van [eiser] van 31 oktober 2023;
  • de antwoordakte inzake aanhouding van Venezuela van 28 november 2023;
  • de conclusie van antwoord van Venezuela met producties van 23 januari 2024;
  • de akte nadere producties ten behoeve van de mondelinge behandeling en de akte uitlating producties van Venezuela van 26 november 2024;
  • de antwoordakte van [eiser] van 7 januari 2025.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[eiser] is in 1965 in Venezuela geboren als zoon van twee Spaanse staatsburgers die naar Venezuela waren geëmigreerd. In 2003 heeft [eiser] de Spaanse nationaliteit verworven. Sindsdien heeft hij zowel de Spaanse als de Venezolaanse nationaliteit.
3.2
Volgens [eiser] heeft Venezuela eigendommen van hem onteigend zonder daarvoor een vergoeding te betalen.
3.3
Venezuela en Spanje hebben in 1995 een bilateraal investeringsverdrag gesloten (hierna: het Verdrag), dat in 1997 in werking is getreden. Artikel I lid 1 van het Verdrag bevat de volgende definitie van het begrip “
investor”:

Any physical person who possesses the nationality of one Contracting Party pursuant to its legislation and makes investments in the territory of the other Contracting Party”.
3.4
Op grond van de geschillenregeling opgenomen in het Verdrag kan een
investorafkomstig uit de ene staat een geschil met de andere staat over de nakoming van de verplichtingen van die staat voortvloeiend uit het Verdrag (onder meer) voorleggen aan een scheidsgerecht onder de arbitrageregels van de
United Nations Commission on International Trade Law(hierna: UNCITRAL-arbitrage).
3.5
[eiser] heeft in 2018 een UNCITRAL-arbitrage aanhangig gemaakt tegen Venezuela. De plaats van arbitrage was Den Haag. [eiser] vorderde een schadevergoeding van (afgerond) USD 892 miljoen inclusief rente vanwege de onteigening van zijn eigendommen.
3.6
Venezuela heeft een beroep gedaan op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht.
3.7
In het arbitrale eindvonnis van 31 januari 2022 heeft het scheidsgerecht zich onbevoegd verklaard om van de vordering van [eiser] kennis te nemen.

4.Het arbitrale vonnis

4.1
Het scheidsgerecht heeft geoordeeld dat personen die zowel de Venezolaanse als de Spaanse nationaliteit bezitten, niet als een
investorin de zin van het Verdrag kunnen worden beschouwd voor zover het betreft investeringen in de staat waarvan zij de ‘dominante en effectieve nationaliteit’ bezitten. Volgens dit uitgangspunt kan [eiser] dus niet ten opzichte van Venezuela als
investorin de zin van het Verdrag worden beschouwd, en als zodanig tegen Venezuela de bescherming van het Verdrag inroepen, als de Venezolaanse nationaliteit zijn dominante en effectieve nationaliteit is.
4.2
Naar het oordeel van het scheidsgerecht zijn de banden van [eiser] met Venezuela veel sterker dan zijn banden met Spanje. Zijn dominante en effectieve nationaliteit is dus de Venezolaanse, zodat [eiser] geen beroep kan doen op het Verdrag om een vordering in te stellen tegen Venezuela, en het scheidsgerecht niet bevoegd is om van zijn vordering kennis te nemen.

5.De vorderingen in deze procedure

5.1
[eiser] vordert vernietiging van het arbitrale vonnis, met veroordeling van Venezuela in de proceskosten, inclusief nakosten en te vermeerderen met wettelijke rente.
5.2
Venezuela voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.

6.Beoordeling

6.1
Het hof stelt voorop dat van een beslissing waarbij een scheidsgerecht zich onbevoegd verklaart wegens het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage, geen vernietiging op grond van artikel 1065 lid 1 Rv kan worden gevorderd (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:636). Eisers in die procedure hebben naar aanleiding van dit arrest een klacht ingediend bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) wegens schending van artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het EHRM heeft eisers in deze klacht op 16 november 2023 niet-ontvankelijk verklaard.
6.2
Ook [eiser] vordert vernietiging van een beslissing van een scheidsgerecht waarbij het scheidsgerecht zich onbevoegd heeft verklaard. Artikel 1065 lid 1 Rv biedt daarvoor geen mogelijkheid, zoals de Hoge Raad in het hiervoor genoemde arrest heeft bevestigd. De vordering van [eiser] moet dus worden afgewezen.
Conclusie en proceskosten
6.3
De conclusie is dat de vordering van [eiser] niet slaagt. Daarom zal het hof de vordering afwijzen. Het hof zal [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten. Daarbij zal het hof het tarief hanteren dat past bij de waarde van de vordering van [eiser] in de arbitrage.
6.4
Het hof begroot de proceskosten aan de zijde van Venezuela op:
griffierecht € 783,-
salaris advocaat € 8.714,- (2 punten × tarief VIII)
nakosten € 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 9.675,-

7.Beslissing

Het hof:
  • wijst de vordering af;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Venezuela begroot op € 9.675,-;
  • bepaalt dat als [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [eiser] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de veroordeling in de proceskosten betreft.
Dit arrest is gewezen door mrs. P. Glazener, C.A. Joustra en A.J. Swelheim en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2025 in aanwezigheid van de griffier.