Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
gevestigd te Aarhus, Denemarken,
gevestigd te Dublin, Ierland,
beide gevestigd te Rotterdam,
gevestigd te Aarhus, Denemarken,
gevestigd te Dublin, Ierland,
1.Een korte omschrijving van het geschil
deep sea vessels) worden de containers gesjord door speciaal daarvoor ingehuurde havenarbeiders (
dock workers). Aan boord van de kleinere zeeschepen (
short sea vessels/feeders) sjort de bemanning de lading van oudsher veelal zelf en krijgt daarvoor doorgaans een aparte beloning, naast het salaris. Bevrachters van die kleinere zeeschepen zien graag dat dit laatste (het sjorren van de lading door de bemanning) zo blijft, onder meer ter vermijding van lange wachttijden en vertragingen bij terminals, maar ook omdat de bemanning dat sjorren deugdelijk en veilig kan – zij zijn ervoor opgeleid, kennen het schip als geen ander en zijn intrinsiek gemotiveerd om het goed te doen: hun veiligheid hangt er immers vanaf – en, niet in de laatste plaats, omdat de aan de bemanning te betalen vergoeding in de regel lager ligt dan de kosten van havenarbeiders.
new dockers’ clause, waar het in dit geschil om gaat. Die, door sociale partners overeengekomen, clausule houdt in dat zeevarenden en andere aan boord van een zeeschip aanwezige personen geen sjorwerkzaamheden (
cargo handling services) mogen verrichten als hiervoor havenarbeiders (
dock workers) beschikbaar zijn die lid zijn van een aan ITF (
International Transport Workers’ Federation) gelieerde vakbond (
affiliate). Als die havenarbeiders er niet zijn, mag de bemanning dit werk wel doen, maar alleen op basis van vrijwilligheid en nadat hierover overeenstemming is bereikt (
prior agreement) met de ITF
affiliate. De clausule is opgenomen in een internationale raamwerk-cao voor zeevarenden (
IBF Framework Agreement) en in de daarop gebaseerde overeenkomsten, waaronder
Special Agreementsdie per (container)schip worden afgesloten.
2.Het (verdere) verloop van de procedure in hoger beroep
3.De feiten
ITF affiliates), zoals FNV Havens en Nautilus in Nederland en Vereinte Dienstleitungsgewerkschaft (afgekort: ver.di) in Duitsland.
dockers’ sectionen een
seafarers’ section.
crewmanagementen het ter beschikking stellen van scheepsbemanningen (in- en exclusief de kapiteins/officieren). Door dit Marlow-concern worden wereldwijd ruim duizend (container)schepen gemanaged. Veel van die schepen zijn actief in Noord- en West-Europese wateren, waarbij zij ook regelmatig de Rotterdamse haven aandoen. De voor deze zaak van belang zijnde schepen, waarvoor Marlow c.s. bemanning(sleden) ter beschikking stellen (hierna: de Marlow-schepen), hebben doorgaans een
length overallvan minder dan 170 meter en worden ingezet als
feeders(kleinere vrachtschepen die worden gebruikt om goederen van en naar grotere havens te vervoeren, waar ze worden overgeladen vanaf of op grotere containerschepen) of in de
short sea shipping(zeevervoer over relatief korte afstanden). De bemanning van de Marlow-schepen is merendeels in dienst van Marlow Nederland of Marlow Cyprus, die jegens deze bemanning de rol van uitzendwerkgever vervullen; de bemanningsleden worden door hen beschikbaar gesteld aan de eigenaar van het schip, die het schip met deze bemanningsleden aan een bevrachter verhuurt.
International Maritime Employers’ Council(hierna: IMEC). De IMEC is, zoals de naam zegt, een internationale organisatie voor zee-werkgevers. De IMEC maakt deel uit van de
Joint Negotiating Group(hierna: JNG), een internationaal collectief van maritieme werkgevers(organisaties). JNG vormt samen met ITF het
International Bargaining Forum(hierna: IBF). Binnen het IBF vinden tweejaarlijks onderhandelingen plaats over (onder meer) de beloning van zeevarenden en hun verdere arbeidsvoorwaarden. Afspraken die op IBF-niveau worden gemaakt, dienen te worden doorgevoerd in:
IBF Framework Agreement,het raamwerk (met standaard arbeidsvoorwaarden) waarop bedrijfstakcao’s en/of ondernemingscao’s tussen lokale vakbonden met lokale werkgevers(organisaties) worden gebaseerd;
IBF Collective Bargaining Agreements,bedrijfstakcao’s en/of ondernemingscao’s;
IBF Special Agreement,een overeenkomst met betrekking tot een concreet schip, gesloten tussen aan de ene kant ITF en een lokale vakbond (ITF
affiliate) en aan de andere kant partijen aan scheepszijde;
Memorandum of Agreement […] On The implementation of the new Dockers Clause’is onder meer vastgelegd dat artikel 4 van de op dat moment geldende
IBF Framework Agreementals volgt komt te luiden:
memorandum of agreement, genoemd in 3.7, bevat een ‘
Appendix 4 to the IBF Framework Agreement’. Daarin staat onder meer:
The parties fully describe to the intent and the principles of Article 4 of this CBA. However, they also acknowledge that, depending on the location of the port and the type of the vessel, a full implementation of the provisions contained, specially, in the text of Articles 4.1 and 4.2 may imply prior contact between the Company and various third parties, such as Charterers. Therefore […] the parties agree that the full implementation of the provisions of Articles 4.1 and 4.2 shall be deferred for a transitional period to be identified in each specific case between the parties of the CBA.
new dockers’ clauseof
non seafarers’ work clause(hierna: de
dockers’ clauseof kortweg de clausule) – is conform de gemaakte afspraken als artikel 4 opgenomen in de
2019 - 2022 IBF Framework Agreement. In deze
IBF Framework Agreementstaat verder onder andere (in artikel 1.1):
‘The words “seafarer” […] and “company” when used in the Agreement shall have the same meaning as in the IBF Special Agreement.’
short sea vesselsen
feedersde zeecontainers zelf los- en vastmaakte, dit sjorren in havens waar een aan ITF gelieerde vakbond voor havenwerkers actief is, alleen nog met toestemming van die vakbond mag geschieden. Het uitgangspunt is dat in die havens havenarbeiders moeten worden besteld.
2019 - 2022 IBF Framework Agreementkeren ook terug in de ondernemingscao’s die voor die periode zijn gesloten, door Nautilus – mede namens ITF – met Marlow Nederland (
NI NL IBF Collective Bargaining Agreement (CBA) 2019 - 2022) en door ver.di – mede namens ITF – met Marlow Cyprus (
ver.di/ITF Berlin IMEC IBF Collective Bargaining Agreement 2019-2022 N0. F3303).
Special Agreementsis de clausule opgenomen. IFT c.s. hebben bij hun inleidende dagvaarding twee
Special Agreements (‘for flag of convenience ships, applicable only to members of the joint negotiating group of the international bargaining forum …’)overgelegd: producties 6.a en 6.b.
Special Agreementdie met betrekking tot het zeeschip ‘Expert’ is gesloten tussen ITF (‘
on its own behalf and on behalf of all seafarers serving from time to time on board the ship described below’) en Nautilus aan de ene zijde en, aan de andere zijde, Marlow Nederland (‘
the Company, Marlow Navigation Netherlands B.V. who are full and current members of Joint Negotiating Group of IBF’). Daarin staat o.a.:
Special Agreementvermeldt als ondertekenaar aan de zijde van
the Company:
Special Agreements,die Marlow Nederland al dan niet mede namens zichzelf heeft getekend, zijn er (onder andere) ook (geweest) met betrekking tot de zeeschepen ‘Energy’, ‘Externo’ en ‘Helena Schepers’.
Special Agreementmet Marlow Cyprus, met daarin gelijkluidende bepalingen als artikel 1.j t/m 1.m in de als productie 6a overgelegde
Special Agreement. Andere zeeschepen ten aanzien waarvan dergelijke overeenkomsten met Marlow Cyprus zijn gesloten zijn onder andere de door Unifeeder A/B gecharterde ‘Munksund’ en ‘Tunadal’.
affiliateactief is en zo ook (twee) sjorbedrijven met leden van deze vakbond onder haar werknemers ( [naam 3] ).
dockers’ clauseis (met daarbij een voetnootverwijzing naar het bestreden vonnis) opgenomen in (artikel 15 van) de cao voor de Handelsvaart. Deze (tussen de Vereniging van Werkgevers in de Handelsvaart (VWH) en Nautilus gesloten) cao is algemeen verbindend verklaard. Deze algemeenverbindendverklaring – die is voorzien van het gebruikelijke voorbehoud dat zij niet geldt voor bepalingen die in strijd zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen – is van belang voor schepen met de Nederlandse vlag.
Special Agreementszijn met betrekking tot een (aanzienlijk) aantal schepen inmiddels geëindigd en nadien niet meer verlengd. Als een schip zonder
Special Agreementvaart, bestaat echter in een aantal havens een boycotdreiging (solidariteitsstaking door havenwerkers) met als inzet om het schip te dwingen alsnog een
Special Agreementte sluiten.
Special Agreementop Rotterdam varen worden aangeschreven om alsnog een ITF
Special Agreementaf te sluiten. Als voorbeeld hiervan hebben de Charterers als productie 122a een (in cc naar o.a. [naam 2] van FNV Havens verstuurd) e-mailbericht van 15 juli 2024 (
‘Notice of Warning m/v Red Cedar’) van ITF inspecteur [naam 4] aan de m.v. ‘Red Cedar’ overgelegd, waarin onder meer staat:
4.De vorderingen en de beslissing erop van de rechtbank
dockers’ clausewordt nageleefd. FNV Havens vorderde een soortgelijk bevel tegen Marlow Cyprus, voor zover het de naleving in de Nederlandse havens betreft.
Special Agreements(zie hierboven 3.12.2, artikel 1.
l), vermeerderd met wettelijke rente. Ook is een proceskostenveroordeling gevorderd.
Special Agreementsdie, naar zij stellen, Marlow Nederland met hen heeft gesloten: zij strekken tot nakoming van de daarin opgenomen bepalingen, waaronder de
dockers’ clause. De vordering van FNV Havens is gebaseerd op onrechtmatig daad.
5.De beoordeling van de grieven
bis-Vo), ook voor zover die strekken tot naleving van de clausule in de buiten Nederland gelegen EU-havens.
bis-Vo. Ook voor het hoger beroep geldt die bepaling als toereikende grond voor het aannemen van internationale bevoegdheid. Grief 13 van Marlow c.s., waarmee een ander standpunt wordt ingenomen, wordt daarom verworpen.
Albany-uitzondering’ van toepassing is (HvJ EG 21 september 1999, zaak C-67/96; ECLI:EU:C:1999:430).
Albany-uitzondering’, de clausule kwalificeert als een door artikel 101 lid 1 VWEU verboden overeenkomst tussen ondernemingen, ondernemersverenigingen of onderling afgestemde feitelijke gedraging die de mededinging binnen de interne markt beperkt. Niet valt evenwel uit te sluiten dat de clausule ertoe strekt of het effect heeft dat de concurrentie wordt beperkt tussen – aan de ene kant – ondernemende
crewing agentsen
charterers, die (door middel van de bemanning) sjordiensten aanbieden en – aan de andere kant – ondernemende sjorbedrijven met havenwerkers die lid zijn van een aan ITF gelieerde vakbond (in Nederland: FNV Havens), met als gevolg dat de handel tussen lidstaten ongunstig wordt beïnvloed. Deze laatstbedoelde sjorbedrijven, waarbij die havenwerkers in dienst zijn – in Rotterdam: [naam 3] – krijgen immers feitelijk voorrang bij het verrichten van de sjorwerkzaamheden. Pas als er onvoldoende (gekwalificeerde) havenwerkers beschikbaar zijn mogen – na
prior agreementmet de vakbond voor
havenwerkers(in Nederland: FNV Havens) – de bemanningsleden deze werkzaamheden verrichten. Overigens was ook het HvJ EG zich, in het genoemde
Albany-arrest, ervan bewust dat een zekere mededingingsbeperkende werking eigen is aan collectieve overeenkomsten tussen werkgevers- en werknemersorganisaties (punt 59). Dat is hier niet anders. Daarbij komt in dit geval nog dat, zoals in het vonnis staat, niet alleen de vakbonden, maar ook werkgevers van havenwerkers de clausule beschouwen als het resultaat van een langdurig streven naar behoud van werkgelegenheid voor havenwerkers. In dit verband is verder van belang dat ITF haar, als economische activiteit aan te merken, certificaatdiensten gewoonlijk tegen vergoeding aanbiedt en feitelijk mede als onderneming in deze constellatie optreedt.
dockers’ clauseals zodanig belemmerend werkt voor het vrij verkeer van diensten binnen de Europese Unie – in hoger beroep bevestigend beantwoord. De clausule omvat immers een handelsregeling die feitelijk de intracommunautaire handel daadwerkelijk of potentieel kan hinderen. Want terwijl met behulp van de door Marlow Cyprus en haar dochtervennootschap Marlow Nederland uitgeleende bemanning grensoverschrijdende sjordiensten worden aangeboden aan dienstenontvangers in verscheidene EU-lidstaten, kan van die diensten geen gebruik worden gemaakt in havens waar leden (havenarbeiders) van een aan ITF gelieerde vakbond beschikbaar zijn, terwijl bij gebrek aan beschikbaarheid van voldoende aantallen gekwalificeerde havenarbeiders, een
prior agreementmet de vakbond voor havenarbeiders nodig is om alsnog de diensten van de bemanning te kunnen benutten. De Charterers, die ten behoeve van hun klanten/opdrachtgevers, sjordiensten afnemen van Marlow c.s., ondervinden nadeel van deze beperkingen. ITF c.s. vorderen trouwens een
grensoverschrijdendverbod op het aanbieden en verrichten van sjordiensten door de bemanning. Van het vrij kunnen inzetten en gebruiken van het eigen of ingehuurde personeel, ook al is dit voldoende gekwalificeerd voor de sjorwerkzaamheden, is voor Marlow c.s. en de Charterers daardoor geen sprake, terwijl die vrijheid er wel is voor de havenbedrijven met sjorders die lid zijn van een ITF
affiliate.
IBF Framework Agreement) en in de daarop gebaseerde overeenkomsten, waaronder de
Special Agreementsdie per (container)schip zijn afgesloten. De Charterers waren geen partij bij dat overleg en bij die overeenkomsten; in de hierboven in 3.8 bedoelde appendix (bij de in 3.7 genoemde MOA) worden zij aangemerkt als
third parties. Zij worden door de ITF
affiliatesniettemin gedwongen/gesommeerd om de clausule na te leven en dus gebruik te maken van de diensten van de havenwerkers. Zij zijn het ook, die in de praktijk de havenwerkers moeten bestellen, aldus hun onweersproken stelling. Een beroep op de verdragsrechtelijke vrijheden behoort hun onder die omstandigheden niet te worden ontzegd. Dit laatste geldt echter ook voor Marlow c.s. Weliswaar zijn Marlow c.s. wel partij bij een aantal
Special Agreements, maar die
Special Agreementszijn, wat de daarin opgenomen clausule betreft, een direct gevolg van het tussen de werkgevers- en werknemersorganisaties bereikte onderhandelingsresultaat. Van de door ITF c.s. gesuggereerde vrijheid voor Marlow c.s. om ervoor te kiezen geen
Special Agreementaan te gaan bij beschikbaarheid van (in aantal) voldoende gekwalificeerde bemanningsleden is in werkelijkheid geen sprake. Ook zij kunnen daarom opkomen tegen de (afspraak in de) collectieve regeling die het vrij verkeer van diensten belemmert. [1]
affiliatesaangesloten) havenwerkers noemen zij een ‘positief en dus ook wenselijk geacht’ neveneffect. Die, door Marlow c.s. en de Charterers betwiste, lezing vindt echter geen steun in de tekst van de clausule (wat wel voor de hand had gelegen) en is te minder aannemelijk nu (i) het daarin geformuleerde verbod zich uitstrekt tot eenieder aan boord van het schip (‘
neither seafarer nor anyone else on board’) en (ii) de dienstverlening wordt toegedeeld aan havenwerkers die lid zijn van een
ITF affiliated union.Hierbij komt nog dat het juist Nautilus was - dus de vakbond voor zeevarenden - die schreef dat de clausule is ontworpen ter bescherming van de banen van havenarbeiders (‘
Designed to protect the jobs of dockers’). Dat Nautilus hieraan toevoegt dat de clausule
‘equally protects seafarers from working in unsafe conditions and is considered vital to ensuring sufficient rest and recuperation in the face of increasing pressure on ship’s crews’, betekent niet dat die toevoeging het primaire doel van de clausule vormde. Ook FNV Havens heeft richting havenwerkers gecommuniceerd dat de campagne ‘
Reclaim the Lashing’bedoeld is om het
lashenen
unlashenvan zeecontainers op schepen onder de 170 meter (voor de haven van Rotterdam) terug te geven aan de havenwerkers en dat dit belangrijk is omdat door automatisering en robotisering steeds meer banen verdwijnen en steeds meer havenwerkers ongewild thuis komen te zitten. De toevoeging in het bericht van FNV Havens dat er ook wel zeevarenden zijn, veelal Filipijnse, die klagen dat zij bang zijn voor het verlies van hun baan, dat zij weinig tot niks betaald krijgen voor het sjorwerk en dat het ten koste van hun rusturen gaat, doet aan het primaire doel niet af, te minder nu het (in sommige havens) weghalen van de sjorwerkzaamheden bij de zeevarenden niet de meest geëigende maatregel lijkt om iets aan die klachten te doen. Het hier bedoelde standpunt van ITF c.s. wordt daarom wegens een gebrek aan onderbouwing verworpen.
fatigue) van zeevarenden zou dreigen, zoals ITF c.s. betogen, of indien zeevarenden sjorwerkzaamheden (moeten) verrichten terwijl het schip vaart. Dit varend sjorren is echter verboden en in strijd met goed zeemanschap. Mocht het toch gebeuren, dan behoort hiertegen te worden opgetreden, zowel in havens waar havenarbeiders werkzaam zijn, als daarbuiten. Niet aannemelijk is geworden dat het, in een aantal havens, geheel weghalen van de sjorwerkzaamheden bij de bemanning een noodzakelijk of nuttig (extra) instrument is om deze eventuele overtreding te bestrijden/voorkomen. En als het gaat om een bescherming tegen bijvoorbeeld het risico van
fatiguezijn er eveneens andere, minder vergaande maatregelen denkbaar, die tot tenminste eenzelfde beschermingsniveau leiden. Gedacht kan worden aan (aanvullende) eisen ten aanzien van het aantal beschikbare bemanningsleden voor het sjorren en/of het aanscherpen van (het toezicht op de naleving van) de minimumrusttijden.
prior agreementwaarin de clausule voorziet, lijkt onvoldoende om het sjorverbod, in weerwil van de daaraan klevende gebreken, toch als een gerechtvaardigde maatregel te zien. Mede door de sleutelpositie die daarbij is toegekend aan de (ITF gelieerde) vakbonden voor havenarbeiders voorziet die mogelijkheid er niet in dat op objectieve en transparante wijze, volgens vooraf kenbare criteria, wordt getoetst of het gebruik van de diensten van de bemanning vanuit een veiligheidsoogpunt verantwoord of onverantwoord is. Vergelijk in dit verband de opmerking van ITF c.s. dat het geen verwondering wekt dat een bond als FNV Havens tamboereert op het thema van bevordering van werkgelegenheid van sjorders.
‘Albany-uitzondering’. Kern van de
Albany-rechtspraak is dat EU-verdragen niet aldus moeten worden uitgelegd dat zij collectief onderhandelen tussen sociale partners aanmoedigen om sociale doelstellingen (zoals het verbeteren van werkgelegenheids- en arbeidsvoorwaarden) te verwezenlijken en tegelijkertijd die collectieve overeenkomsten onder een algemeen verbod brengen.
Albany-rechtspraak ondersteunde recht op collectieve actie en het maken van cao-afspraken te beknotten. Daarbij kan van belang zijn dat een onderdeel van een overeenkomst tussen sociale partners veelal niet op zichzelf staat, maar het resultaat zal zijn van een ‘geven en nemen’ in het kader van de collectieve onderhandelingen.
Albany-uitzondering’ een toetsing aan het evenredigheidsbeginsel te worden aangelegd?
6.De beslissing
dinsdag 21 oktober 2025voor de hiervoor in 5.15 bedoelde uitlating door partijen.