ECLI:NL:GHDHA:2025:2038

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
200.346.150/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand met betrekking tot Budget Solutions B.V. als bewindvoerder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Budget Solutions B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [A], tegen een vonnis van de kantonrechter in Rotterdam. [A] had een huurwoning gehuurd van [geïntimeerde], maar er was een aanzienlijke huurachterstand ontstaan. [geïntimeerde] vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De kantonrechter heeft deze vorderingen toegewezen, wat Budget Solutions q.q. in hoger beroep aanvecht. De kernvraag in het hoger beroep is of [geïntimeerde] heeft voldaan aan zijn verplichtingen op grond van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening (Bgs) en of de tekortkoming van [A] de ontbinding rechtvaardigt. Het hof oordeelt dat de huurachterstand ernstig genoeg is om de ontbinding en ontruiming te rechtvaardigen, ook al zijn er omstandigheden die het belang van [A] bij het behoud van haar woning onderstrepen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van Budget Solutions q.q. af.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.346.150/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : 10756635 CV EXPL 23-28399
Arrest van 30 september 2025
in de zaak van
Budget Solutions B.V, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [A],
gevestigd in Rotterdam,
appellante,
advocaat: mr. E. Kattestaart, kantoorhoudend in Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend in [woonplaats],
geïntimeerde,
niet verschenen (verstek verleend).
Het hof noemt partijen hierna Budget Solutions q.q. en [geïntimeerde].

1.De zaak in het kort

1.1
[A] huurde een woning van [geïntimeerde]. Er is een huurachterstand ontstaan. [geïntimeerde] vordert dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat [A] wordt veroordeeld tot ontruiming en tot betaling van de achterstallige huur. Nadat [A] onder bewind was gesteld, is bewindvoerder Budget Solutions in het geding geroepen. De kantonrechter heeft de vorderingen toegewezen.
1.2
Kernvraag in hoger beroep is of [geïntimeerde] aan zijn verplichtingen op grond van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening (hierna: Bgs) heeft voldaan en of de tekortkoming van [A] de ontbinding met haar gevolgen rechtvaardigt. Wat Budget Solutions q.q. hierover heeft aangevoerd maakt niet dat het hof tot een andere afweging komt dan de kantonrechter. Het vonnis blijft dus in stand.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Bij dagvaarding van 11 september 2024 (met producties) is Budget Solutions q.q. in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 14 juni 2024. In deze appeldagvaarding zijn twee grieven tegen dat vonnis opgenomen.
2.2
Tegen [geïntimeerde] is verstek verleend.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[A] huurt vanaf 30 juni 2020 een woning van [geïntimeerde]. De huur bedroeg bij aanvang in 2020 € 700,- en ten tijde van het bestreden vonnis € 758,15. De huur over oktober 2022 is aanvankelijk niet betaald en vervolgens is vanaf januari 2023 een structurele betalingsachterstand ontstaan.
3.2
[geïntimeerde] heeft achtereenvolgens in maart, april, mei en juni 2023 aanmaningen verstuurd aan [A]. In die aanmaningen stond onder meer dat verhuurders op grond van het Bgs wordt “
verzocht in het kader van ‘vroegsignalering van schulden’ huurachterstanden kenbaar te maken”, dat [geïntimeerde] de huurachterstand van [A] mogelijk kan aanmelden bij de gemeente en dat als [A] daar bezwaar tegen zou hebben, zij dat kenbaar dient te maken.
3.3
In augustus 2023 is [A] onder bewind gesteld. Budget Solutions is als bewindvoerder aangesteld.
3.4
Op 7 september 2023 is de betalingsachterstand van [A] namens [geïntimeerde] bij de gemeente Rotterdam (hierna: de gemeente) gemeld, op grond van artikel 2 Bgs. Uit een uitdraai van de gemeentelijke webapplicatie RIS Matching blijkt dat de melding door haar is opgepakt en als afgerond is geregistreerd op 12 oktober 2023. Daarbij is vermeld:
“inwoner is nog niet bereikt of wil geen hulp”. In een door Budget Solutions q.q. in hoger beroep overgelegd stuk (productie 9) staat het volgende:
“Datum contact(poging) 12 oktober 2023
Naam medewerker [medewerker][opm. hof: deze naam komt ook voor op de hierboven genoemde uitdraai]
(…)
Wijze van contact(poging) Telefonisch
(…)
Persoon bereikt Nee
(…)
Wat is het eindresultaat? Reeds bekend bij ETF[opm. hof: dit is het Expertise Team Financiën van de gemeente Rotterdam]
3.5
Op 17 oktober 2023 heeft [geïntimeerde] de inleidende dagvaarding uitgebracht en onder meer de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd.
3.6
[A] is door haar huisarts doorverwezen naar Mental Support in verband met zorgen over angst, gedragsproblemen, persoonlijkheidsstoornissen, verslaving en symptomen van posttraumatische stressstoornis. Op 22 november 2023 is zij daar gestart met een behandeling.
3.7
Op 13 februari 2024 is Budget Solutions opgeroepen in dit geding.
3.8
Op 4 maart 2024 is een mentorschap ingesteld over [A].
3.9
Op 14 mei 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van de kantonrechter. In het bestreden vonnis staat dat [geïntimeerde] ter zitting heeft aangeboden dat [A] in het gehuurde zou kunnen blijven op voorwaarde dat de actuele huur van € 758,15 per maand tijdig zou worden voldaan en dat [A] schuldhulpverlening via de bewindvoerder of anderszins zou blijven accepteren. Als niet aan die voorwaarden zou worden voldaan wilde [geïntimeerde] het recht hebben de huurovereenkomst alsnog te ontbinden en het gehuurde te ontruimen. Budget Solutions q.q. heeft dit aanbod niet aanvaard.
3.1
Bij het bestreden vonnis van 14 juni 2024 zijn de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen (zie ook hierna). Na dit vonnis, op 25 juni 2024, heeft Budget Solutions q.q. namens [A] een schuldhulpverleningsaanvraag gedaan bij de Kredietbank Rotterdam van de gemeente (hierna KBR).
3.11
Op 12 augustus 2024 heeft [geïntimeerde] desgevraagd bericht niet bereid te zijn om het dossier aan te houden en niet tot ontruiming over te gaan in verband met de aanmelding schuldhulpverlening.
3.12
Op 4 september 2024 is een stabilisatieovereenkomst tot stand gekomen tussen [A] en de KBR.
3.13
Op 11 september 2024 heeft Budget Solutions q.q. de appeldagvaarding uitgebracht.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
[geïntimeerde] heeft [A] gedagvaard en (na eiswijziging) gevorderd, samengevat en zakelijk weergegeven:
de ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling van Budget Solutions q.q. tot ontruiming van het gehuurde;
betaling van € 9.781,11, te vermeerderen met de rente vanaf de uiterste betaaldata van de achterstallige huur; dit bedrag is als volgt opgebouwd:
(i) hoofdsom van € 8.443,76 aan achterstallige huur over januari 2023 tot en met april 2024: over januari 2023 tot en met november 2023 was er volgens [geïntimeerde] niets betaald en vanaf december 2023 tot en met april 2024 was alleen de oude huur betaald, dus exclusief de huurverhoging van € 58,51;
(ii) contractuele rente tot en met 14 mei 2024 van € 895,92;
(iii) buitengerechtelijke incassokosten ad € 364,82, te vermeerderen met € 76,61 aan btw;
3. betaling van een bedrag van € 364,82 ter zake van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met € 76,61 aan btw;
4. betaling van een gebruiksvergoeding van € 758,15 voor elke maand dat [A] het gehuurde in strijd met het vonnis nog in gebruik houdt;
5. de veroordeling van Budget Solutions q.q. in de proceskosten,
alles met uitvoerbaar-bij-voorraadverklaring.
4.2
De kantonrechter heeft de ontbinding en ontruiming toegewezen en heeft Budget Solutions q.q. veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 9.339,68. Daarbij heeft de kantonrechter het verweer van Budget Solutions q.q. dat de huurverhogingen (vanaf december 2023) niet juist waren aangezegd verworpen. De kantonrechter achtte de huurachterstand ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen, waarbij de kantonrechter heeft meegewogen dat [A] meer schulden had en dat haar financiële situatie geen ruimte leek te bieden om de huurachterstand in te lopen. Ook heeft de kantonrechter meegewogen dat [A] weliswaar een minderjarig kind heeft, maar dat hij/zij niet bij [A] woont. De kantonrechter heeft de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten afgewezen vanwege de aanwezigheid van oneerlijke bedingen in de (algemene voorwaarden bij de) huurovereenkomst op die punten. De gevorderde gebruiksvergoeding is toegewezen. Budget Solutions q.q. is in de proceskosten veroordeeld.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
Budget Solutions q.q. is in hoger beroep gekomen. De grieven (bezwaren) richten zich alleen tegen de toegewezen ontbinding en ontruiming. Budget Solutions q.q. vordert dat het hof de vorderingen tot ontbinding, ontruiming en betaling van de gebruiksvergoeding alsnog afwijst en dat het hof de proceskosten van het geding bij de kantonrechter compenseert. Ook vordert Budget Solutions q.q. dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld om al hetgeen ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] is voldaan, terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling.
5.2
Met grief 1 betoogt Budget Solutions q.q. dat [geïntimeerde] niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen op grond van artikel 2 sub a tot en met d Bgs. Naar het hof begrijpt, betoogt Budget Solutions q.q. dat [geïntimeerde] de melding op basis van dat artikel al eerder dan 7 september 2023 had moeten doen, namelijk op/rond de data van de aanmaningen (maart-juni 2023), zodat de achterstand op een veel lager bedrag geconsolideerd had kunnen worden. Verder stelt Budget Solutions q.q. dat [geïntimeerde] in elk geval minimaal 2 maanden na de melding had moeten wachten met dagvaarden (dit is de termijn die de kantonrechters meestal hanteren). Nu [geïntimeerde] dat niet heeft gedaan heeft [A] onvoldoende tijd gehad om daadwerkelijk met schuldhulp te beginnen. Grief 2 houdt in dat de kantonrechter de ‘tenzij-bepaling’ van artikel 6:265 lid 1 BW onjuist heeft toegepast. Budget Solutions q.q. voert aan dat de tekortkomingen niet van zodanig gewicht zijn dat ontbinding gerechtvaardigd is. Daarbij wijst Budget Solutions q.q. ook op de zwaarwegende belangen van [A] om haar woning te behouden, en op de belangen van de andere schuldeisers.

6.Beoordeling in hoger beroep

Inleiding

6.1
Artikel 6:265 lid 1 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De hoofdregel en de tenzij-bepaling brengen tezamen de materiële rechtsregel tot uitdrukking dat, kort gezegd, slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst. Ten aanzien van de stelplicht en bewijslast brengt de structuur van hoofdregel en tenzij-bepaling in de systematiek van het BW echter wel mee dat de schuldeiser moet stellen en zo nodig bewijzen dat sprake is van een tekortkoming aan de zijde van de schuldenaar (en in voorkomend geval dat voldaan is aan de eis van art. 6:265 lid 2 BW dat de schuldenaar in verzuim is), en dat het aan de schuldenaar is om de omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen die zien op toepassing van de tenzij-bepaling. Bij beantwoording van de vraag of de ontbinding gerechtvaardigd is, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn, waaronder het concrete belang van de huurder bij het voortduren van de huurovereenkomst [1] .
6.2
Per 1 januari 2021 is het Bgs in werking getreden. Voor huurovereenkomsten met betrekking tot woonruimte is met name artikel 2 van het Bsg van belang. Dit artikel luidt als volgt:
“Artikel 2. Gegevensverstrekking huurachterstand
De verhuurder van een tot bewoning bestemde onroerende zaak verstrekt als er achterstand is in het betalen van de huur de contactgegevens van de huurder en de hoogte van de achterstand aan het college voor schuldhulpverlening, als hij:
a. inspanning heeft geleverd om in persoonlijk contact te treden met de huurder om deze te wijzen op de mogelijkheden om betalingsachterstanden te voorkomen en te beëindigen;
b. de huurder gewezen heeft op de mogelijkheden voor schuldhulpverlening;
c. de huurder tenminste eenmaal een schriftelijke herinnering heeft gestuurd over de betalingsachterstand; en
d. bij die schriftelijke herinnering heeft aangeboden om met schriftelijke toestemming van de huurder zijn contactgegevens aan het college te verstrekken en de huurder daarop niet afwijzend heeft gereageerd.”
6.3
Het Bgs is gebaseerd op de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). In artikel 3 lid 1 onder b van die wet is de mogelijkheid opgenomen om signalen van schuldeisers over het bestaan van betalingsachterstanden aan te wijzen op basis waarvan schuldhulpverleners zelf het initiatief moeten nemen voor een intakegesprek met inwoners met schulden (de zogenoemde ‘vroegsignalering’ van schulden). Daarvoor is het nodig dat de schuldhulpverleners meldingen ontvangen over die schulden. In het Bgs is kort gezegd geregeld dat woningverhuurders betalingsachterstanden melden bij gemeenten als het hen niet lukt de huurachterstand buitengerechtelijk te incasseren. Er is in het Bgs geen sanctie opgenomen op het niet melden. De verhuurder houdt de mogelijkheid om aan de rechter om ontbinding van de huurovereenkomst te vragen. In de Nota van toelichting op het Bgs staat onder meer dat het de verwachting is dat de rechter de vroegsignalering van schulden gaat betrekken bij de afweging of huisuitzetting te rechtvaardigen is. Het niet melden van de huurachterstand door de verhuurder is – met andere woorden – een omstandigheid die de rechter kan meewegen bij de beantwoording van de vraag of de tekortkoming van de huurder in de nakoming van de huurbetalingsverplichtingen van voldoende gewicht is om ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen te rechtvaardigen.
De toetsing aan de tenzij-bepaling
6.4
Niet in geschil is dat sprake is van een (toerekenbare) tekortkoming in de vorm van een – zeer forse – huurachterstand. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat deze huurachterstand ernstig genoeg is om ontbinding en ontruiming te rechtvaardigen, ook als rekening wordt gehouden met alle andere omstandigheden en het belang van [A] bij het behoud van haar woning.
6.5
Over vrijwel heel 2023 is geen huur betaald. Aan het eind van dat jaar is de huurbetaling hervat, maar er is wel structureel te weinig betaald, omdat de huurverhoging ten onrechte niet is betaald (zie het oordeel van de kantonrechter, alinea 4.2. hierboven; hiertegen is geen grief gericht).
6.6
Opvallend is dat Budget Solutions q.q. in augustus 2023 als bewindvoerder van [A] is aangesteld en dat zij pas eind juni 2024 – ná de zitting in eerste aanleg en ná het vonnis van de kantonrechter – namens [A] een schuldhulpverleningsaanvraag heeft gedaan bij de KBR. Mogelijk zijn er goede redenen voor dat dit niet eerder is gebeurd, maar Budget Solutions q.q. heeft dat niet uitgelegd. Budget Solutions q.q. heeft ook niet gesteld dat de achterstand ten tijde van de appeldagvaarding (11 september 2024) inmiddels (deels) was ingelopen of dat op dat moment in elk geval zicht bestond op het inlopen van die achterstand. Het hof kan dat dus ook niet aannemen. In dat verband is ook van belang dat vaststaat dat er meerdere schuldeisers zijn, zodat aannemelijk is dat de financiële ruimte om de schuld van [geïntimeerde] af te lossen beperkt is (zie ook vonnis 2.3.).
6.7
Naar het oordeel van het hof zijn er onvoldoende aanwijzingen dat een eerdere melding bij de gemeente, dan wel een latere dagvaarding (namelijk minimaal twee maanden na de melding van 7 september 2023) tot een wezenlijk lagere achterstand zou hebben geleid. Daarvoor stelt Budget Solutions q.q. te weinig. Uit productie 9 van Budget Solutions q.q. (zie 3.4. hierboven) kan worden afgeleid dat de gemeente de melding op 12 oktober 2023 als gesloten heeft geregistreerd (niet alleen omdat er geen contact kon worden gelegd maar ook) omdat [A] op dat moment al was aangemeld bij het ETF. Budget Solutions q.q. legt niet uit wat er in de periode vanaf januari 2023 (ontstaan structurele huurachterstand) is gebeurd. Onduidelijk is onder meer wanneer [A] bij het ETF is aangemeld en om welke reden en op wiens initiatief die aanmelding heeft plaatsgevonden. Zo is bijvoorbeeld ook niet uitgesloten dat [A] daartoe zelf het initiatief heeft genomen, al dan niet naar aanleiding van de aanmaningen van [geïntimeerde]. In elk geval is niets aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat een eerdere melding bij de gemeente tot een eerdere aanmelding bij ETF en/of een eerdere aanvraag bij de KBR zou hebben geleid en daarmee ook tot een lagere achterstand - laat staan een zodanig lagere achterstand dat ontbinding daarom niet gerechtvaardigd zou zijn.
6.8
Als [geïntimeerde] na de melding bij de gemeente minimaal twee maanden had gewacht met dagvaarden, zou hij niet op 17 oktober 2023 maar rond 7 november 2023 hebben gedagvaard, dus (slechts) circa drie weken later dan nu is gebeurd. Er is onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat [A] als gevolg van het feit dat [geïntimeerde] al op 17 oktober 2023 heeft gedagvaard, onvoldoende tijd heeft gehad om de schuldhulpverlening op gang te brengen. Zoals hiervoor al is overwogen was de melding van [geïntimeerde] toen immers al als gesloten geregistreerd omdat de gemeente geen contact kreeg én omdat [A] al aangemeld was bij het ETF. Budget Solutions q.q. was ook al in augustus 2023 als bewindvoerder aangesteld.
6.9
De (gestelde) schending van de Bgs-verplichtingen maakt naar het oordeel van het hof dan ook niet dat ontbinding niet gerechtvaardigd is.
6.1
Ook de andere aangevoerde omstandigheden leiden niet tot die conclusie. Het is duidelijk dat [A] groot belang heeft bij afwijzing van de vorderingen, zowel om haar woonruimte te behouden, als om het ingezette hulptraject (financieel en mentaal) niet te schaden. Hier staat echter tegenover dat een verhuurder een zo grote betalingsachterstand in beginsel niet hoeft te dulden. Dat klemt temeer nu niet is gesteld of gebleken dat er concreet zicht bestaat op een inlopen van die schuld. Alles afwegend is het hof dan ook van oordeel dat de kantonrechter de vorderingen terecht heeft toegewezen.
6.11
Het hof voegt hier nog het volgende aan toe. Uit het bestreden vonnis blijkt dat [geïntimeerde] ter zitting in eerste aanleg een naar het oordeel van het hof onder de gegeven omstandigheden redelijk aanbod heeft gedaan. Dit aanbod hield in dat [A] in de woning zou mogen blijven wonen als zij de op dat moment geldende huur tijdig zou voldoen en schuldhulpverlening zou blijven accepteren. Als [A] zich niet aan die voorwaarden zou houden, wenste [geïntimeerde] het recht te hebben de overeenkomst alsnog te ontbinden en tot ontruiming over te gaan. Budget Solutions q.q. heeft dat aanbod niet willen aanvaarden, kennelijk (zo blijkt uit de appeldagvaarding), omdat zij van mening was dat de ontbinding hoe dan ook niet gerechtvaardigd was vanwege de gestelde schending van de Bgs-verplichtingen en vanwege het belang van [A] bij een
onvoorwaardelijk voortduren van de huurovereenkomst. Hierboven heeft het hof al overwogen waarom het niet meegaat in dat standpunt over de Bgs. Budget Solutions q.q. verwijt de kantonrechter dat hij partijen een schikking in de vorm van een voorwaardelijke ontbinding heeft willen ”opleggen” en dat een proportionaliteitstoetsing ten onrechte achterwege is gebleven. Dat is geen juiste analyse. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat bij de toetsing aan de tenzij-bepaling rekening mag worden gehouden met een dergelijk door de verhuurder gedaan aanbod, waaruit blijkt dat de verhuurder tegemoet wilde komen aan de belangen van de huurder. Los daarvan geldt dat het hof, evenals de kantonrechter, de proportionaliteit van de gevorderde ontbinding en ontruiming heeft getoetst, zoals blijkt uit het voorgaande. Een en ander neemt niet weg dat het hof partijen in overweging geeft in overleg te treden als de ontwikkelingen na de appeldagvaarding daartoe aanleiding geven, bijvoorbeeld als nog niet is ontruimd, de achterstand inmiddels (wezenlijk) is ingelopen én de lopende huur tijdig wordt betaald.
Conclusie en proceskosten
6.12
De conclusie is dat het hoger beroep van Budget Solutions q.q. niet slaagt. Hoewel de veroordeling tot betaling van de huurachterstand (vonnis 3.1.) strikt genomen geen deel uitmaakt van dit hoger beroep, zal het hof omwille van de leesbaarheid het hele vonnis bekrachtigen. Het hof zal Budget Solutions q.q. als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. Deze uitkomst brengt mee dat de in hoger beroep ingestelde vordering tot terugbetaling van al hetgeen Budget Solutions q.q. ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft voldaan, wordt afgewezen.
6.13
Het hof begroot de proceskosten aan de zijde van [geïntimeerde] in hoger beroep op nihil, nu [geïntimeerde] niet is verschenen.

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 14 juni 2024;
  • veroordeelt Budget Solutions q.q. in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op nihil;
- wijst af wat in hoger beroep meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mr. E.M. Dousma-Valk, mr. A.E.A.M. van Waesberghe en mr. H.J. Rossel en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2025 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.