ECLI:NL:GHDHA:2025:2053

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
200.343.515/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over uitleg echtscheidingsconvenant en aanspraak op verdeling van een polis

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een vrouw en een man over de uitleg van een echtscheidingsconvenant dat zij twee jaar eerder hadden gesloten. De vrouw, appellante, heeft in hoger beroep een vordering ingesteld tegen de man, geïntimeerde, met betrekking tot de verdeling van een premievrije polis bij Nationale Nederlanden. De rechtbank Rotterdam had eerder in een vonnis geoordeeld dat de vrouw aan de man een bedrag van € 10.000,- moest vergoeden, omdat de rechtbank van mening was dat de waarde van de polis niet correct was meegenomen in het convenant. Het hof heeft echter geoordeeld dat partijen de waarde van de polis wel degelijk hadden betrokken bij het sluiten van het convenant. Het hof vernietigt het eerdere vonnis voor zover de vrouw is veroordeeld tot betaling van het bedrag aan de man en wijst de vordering van de man af. Het hof compenseert de proceskosten in hoger beroep, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is gewezen op 12 augustus 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Familie
Zaaknummer hof : 200.343.515/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : C/10/663740 / HA ZA 23-703
Arrest van 12 augustus 2025
in de zaak van
[de vrouw],
wonend in [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. I.P. Biemond, kantoorhoudend in Krimpen aan den IJssel,
tegen
[de man],
wonend in [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M. Jonkman, kantoorhoudend in Capelle aan den IJssel.
Het hof noemt partijen hierna de vrouw en de man.

1.De zaak in het kort

1.1
Partijen hebben een echtscheidingsconvenant gesloten. Twee jaar daarna krijgen zij een geschil over de uitleg van de daarin opgenomen afspraak over een premievrije polis.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 17 juni 2024, waarmee de vrouw in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 27 maart 2024 (hierna: het bestreden vonnis);
  • de memorie van grieven van de vrouw;
  • de memorie van antwoord van de man, met bijlagen;
  • de bijlagen 5 en 6 die de vrouw ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
2.2
Op 27 mei 2025 heeft op verzoek van de vrouw een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verschenen zijn:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat.
De advocaat van de vrouw heeft de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die hij heeft overgelegd.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Partijen zijn in gemeenschap van goederen gehuwd geweest. Zij hebben de (financiële) gevolgen van de echtscheiding in onderling overleg geregeld in een op 22 december 2021 ondertekend echtscheidingsconvenant. De vrouw werd bij dit overleg bijgestaan door haar advocaat, mr. Biemond (hierna: Biemond), de man kreeg juridische bijstand van zijn toenmalig advocaat, mr. Vermaat (hierna: Vermaat).
3.2
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 8 februari 2022 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Het echtscheidingsconvenant is aan de beschikking gehecht. Deze beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
De vrouw heeft bij de rechtbank, in conventie, gevorderd:
I. de man te veroordelen binnen twee weken na betekening van het vonnis ervoor zorg te dragen dat hij al hetgeen heeft gedaan dat nodig is om de in het convenant genoemde premievrije polis op naam van de vrouw te zetten;
II. de man te veroordelen tot het betalen van een dwangsom van € 250 per dag met een maximum van € 10.000 aan de vrouw voor iedere dag dat de man met het onder I. gevorderde in gebreke blijft;
III. te bepalen dat 54 dagen na betekening van het vonnis, voornoemd vonnis in de plaats treedt van de handtekening van de man op alle documenten die nodig zijn om de premievrije polis op naam van de vrouw te zetten;
IV. de man te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.2
De man heeft bij de rechtbank geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde door de vrouw, en in reconventie, voor zover in hoger beroep van belang:
I. het convenant deels te vernietigen met dien verstande dat primair de vrouw aan de man een bedrag van € 21.000 dient te voldoen vanwege het niet nakomen van de afspraak tussen partijen dat de totale financiering voor de man niet meer dan
€ 215.000 zou bedragen;
II. subsidiair de waarde van de premievrije polis alsnog tussen partijen dient te worden verrekend.
4.3
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank, in conventie en reconventie:
  • de man gelast medewerking te verlenen aan het op naam zetten van de polis bij Nationale Nederlanden met [polisnummer] (verder: de polis) op naam van de vrouw, waarbij de vrouw € 10.000 aan de man moet vergoeden;
  • bepaald dat dit vonnis, zo de vrouw nodig acht, in de plaats treedt van alle rechtshandelingen die de man moet verrichten om de polis op naam van de vrouw te zetten.
Het vonnis is tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De proceskosten zijn aldus gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
De vrouw vordert – na wijziging van eis in de memorie van grieven – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
  • alle vorderingen van de vrouw in conventie toe te wijzen;
  • alle vorderingen van de man (in reconventie) af te wijzen.
met veroordeling van de man in de kosten van de procedure in eerste aanleg en hoger beroep.
5.2
De man vordert het bestreden vonnis te bekrachtigen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van beide instanties.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
Partijen zijn het niet eens over de uitleg van het echtscheidingsconvenant. Voorafgaand aan het opstellen daarvan is onder meer de volgende correspondentie gevoerd:
- Bij de onderhandelingen over de gevolgen van de echtscheiding is een berekening opgesteld. Namens de vrouw is onweersproken gesteld dat deze berekening is opgesteld door de toenmalige advocaat van de man. De berekening ziet er als volgt uit:
bezit schuld
woning € 450.000
polis € 59.000
hyp € 105.000 hypotheek
€ 30.000 € 135.000,00 restschuld
€ 159.858,00 overbedeling
spaargeld € 20.000 -€ 59.000,00 spaardeel
- € 20.000,00 polis naar
totaal
€ 529.000 € 135.000[de vrouw]
boedel € 394.000
€ 215.858,00 nodig hypotheek
smartengeld € 115.500
perc verknocht 47%
bedrag verknocht € 54.285
rest boedel € 339.715
ieder komt toe € 169.858
verdeling man vrouw
woning € 450.000
polis € 59.000
hypotheek € -135.000
spaargeld € 10.000 € 10.000
totaal € 384.000 € 10.000
teveel € 159.858 € 159.858
- Op 7 december 2021 heeft Vermaat per e-mail namens de man aan Biemond het volgende bericht:
“(…)
Zoëven heb ik met mijn cliënt een voorstel besproken hetwelk hierbij gaat en cijfermatig in de bijlage wordt weergegeven.
Het voorstel is concreet dat de polis van Nationale Nederlanden “as is” wordt toegescheiden aan en op naam wordt gesteld van uw cliënte. In de bijlage treft u de betreffende polis aan. Over de waarde spraken wij reeds eerder.
Voorts zal cliënt de vrouw uitkopen voor een bedrag ad € 160.000,- en de woning in eigendom verkrijgen. De partneralimentatie wordt alsdan als afgekocht beschouwd voor de wettelijke duur. De vrouw zal uiteraard bij verkrijgen van de financiering door de hypotheeknemer worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de thans lopende hypotheek op de woning.
Een harde voorwaarde voor cliënt is dat de totale financiering niet het bedrag van
€ 215.000,- overstijgt (…).”
- Biemond heeft daarop namens de vrouw als volgt gereageerd:
“(…) Fijn dat er een oplossing is, dezerzijds is de geboden oplossing akkoord, ik zal z.s.m. een concept EC opstellen (…).”
6.2
Vervolgens hebben partijen op 22 december 2021 het convenant getekend waarin onder meer de afspraken over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap zijn vastgelegd. De tekst van het convenant luidt als volgt:
“(…)
Artikel 3. De echtelijke woning
3.1
De echtelijke woning (…) is eigendom van partijen. De op deze woning gevestigde hypothecaire geldleningen zijn eveneens door beide partijen aangegaan.
3.2
De onder 3.1 genoemde hypothecaire geldlening is afgesloten bij (…) ten bedrage van een deel van € 105.000,- en een deel van € 30.000,-.
3.3
Aan de hypothecaire geldlening is een polis gekoppeld welke is afgesloten bij (…). Deze polis heeft een waarde van circa € 59.000,-.
3.4
Partijen zijn overeengekomen dat de woning en de polis aan de man worden toebedeeld, waarbij geldt dat de man een nieuwe, op zijn naam staande, hypothecaire geldlening zal afsluiten althans anderszins er voor zorg zal dragen dat de vrouw zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de hypotheekverstrekker. De hiermee gepaard gaande kosten zullen door de man worden gedragen, evenals de kosten die zijn verbonden aan de toebedeling van de woning aan de man.
(…)
Artikel 4. Verdeling overige bestanddelen in de huwelijksgemeenschap
(…)
4.8
Partijen bezitten een (premievrije) polis bij Nationale Nederlanden met [polisnummer] . Deze wordt toebedeeld aan de vrouw. De man zal op eerste verzoek zijn medewerking verlenen aan de feitelijke tenaamstelling van deze polis.
(…)
Artikel 5 Over- en onderbedeling
Door de verdeling van de vermogensbestanddelen als hiervoor onder de artikelen 1, 3 en 4 genoemd, wordt de man overbedeeld en wel met een bedrag gelijk aan € 160.000,- (zegge honderdzestigduizend euro) welk bedrag de man aan de vrouw zal voldoen uiterlijk bij overdracht van de echtelijke woning aan hem.
(…)
Artikel 8. Kwijting en vrijwaring
8.1
Partijen verklaren hierbij de tussen hen bestaande gemeenschap met inachtneming van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid te hebben verdeeld en zij verklaren tevens, behoudens met betrekking tot de rechten en verplichtingen genoemd in dit convenant niets meer van elkaar te vorderen te hebben en elkaar algehele en finale kwijting te verlenen.”
6.3
Partijen zijn het niet eens over de uitleg van het convenant voor wat betreft de toebedeling van de polis vermeld onder 4.8. Partijen zijn verdeeld over de vraag of aan de man nog enig bedrag moet worden uitgekeerd in verband met deze toedeling aan de vrouw. In het bestreden vonnis heeft de rechtbank – in de kern - geoordeeld dat partijen de waarde van deze polis bij het opstellen van het convenant zijn vergeten. De rechtbank heeft met toepassing van het Haviltexcriterium dan ook het convenant aangevuld en de vrouw veroordeeld tot betaling van de helft van de waarde van de polis aan de man. Anders dan de rechtbank, komt het hof echter tot het oordeel dat partijen de waarde van deze polis wel hebben betrokken bij het sluiten van het convenant. Partijen hebben bij het sluiten van het echtscheidingsconvenant een allesomvattende regeling getroffen. Hoewel namens de man tijdens het onderhandelingsproces naar voren is gebracht dat “een harde voorwaarde voor cliënt is dat de totale financiering niet het bedrag van € 215.000,- overstijgt (…)”, hoefde de vrouw gezien de verdere onderhandeling en de ondertekening van het convenant door de man geen rekening ermee te houden dat hij deze “harde eis” nog steeds handhaafde, en dat dat betekende dat de man aan haar een lager bedrag aan overbedeling verschuldigd was dan in het convenant opgenomen. Ter zitting heeft de man immers, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, erkend dat het convenant in zijn ogen niet in overeenstemming was met deze “harde eis” maar hij heeft dit toch ondertekend. Pas nadat de vrouw twee jaar na het sluiten van het convenant de man had gedagvaard om het echtscheidingsconvenant na te komen voor wat betreft de polis, heeft hij gesteld dat het convenant op dit punt onjuist was. Naar het oordeel van het hof mocht de vrouw er redelijkerwijs op vertrouwen dat zij en de man waren overeengekomen dat de (premievrije) polis aan haar zou worden toebedeeld zonder dat zij daarvoor nog iets verschuldigd zou zijn aan de man. Dit betekent dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen, voor zover de vrouw is veroordeeld aan de man een bedrag van € 10.000,- te vergoeden.
6.4
Het hof ziet, anders dan de vrouw, geen aanleiding om een dwangsom te verbinden aan de veroordeling van de man tot medewerking aan de tenaamstelling van de polis. Het hof gaat ervan uit dat de man thans zijn medewerking zal verlenen en voor zover de man deze medewerking niet verleent, treedt het bestreden vonnis in de plaats van alle rechtshandelingen die de man daarvoor moet verrichten, zoals bepaald onder 5.2 van het dictum in het bestreden vonnis.
6.5
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in eerste aanleg en hoger beroep compenseren.

7.Beslissing

Het hof:
  • vernietigt het bestreden vonnis voor zover de vrouw daarin is veroordeeld tot vergoeding van een bedrag van € 10.000,- aan de man, en opnieuw rechtdoende:
  • wijst de daartoe strekkende vordering van de man af;
  • compenseert de proceskosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
  • bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
  • wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. H.J. Wieman-Bart, C.M. Warnaar en mr. J.M. van Baardewijk en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2025 in aanwezigheid van de griffier.