ECLI:NL:GHDHA:2025:2260

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
200.347.677/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en vordering tot afgifte van gegevens in kort geding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag is behandeld, gaat het om de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een vordering tot afgifte van gegevens door SiteGround, een Spaanse vennootschap die webhostingdiensten aanbiedt. De appellanten, Constructora Icasa Malaga S.L. en twee andere personen, hebben deze gegevens nodig in een andere procedure tegen een in Nederland woonachtige gedaagde, om te kunnen aantonen dat deze gedaagde verantwoordelijk is voor negatieve uitlatingen op een website over hen. De zaak is ontstaan na een kort geding waarin de voorzieningenrechter in Den Haag heeft geoordeeld dat hij niet bevoegd was om van de vordering kennis te nemen, omdat SiteGround in Spanje is gevestigd en de appellanten niet hebben aangetoond dat hun belangen in Nederland het sterkst zijn. In hoger beroep heeft het hof de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter bekrachtigd, waarbij het hof oordeelde dat de appellanten niet voldoende bewijs hebben geleverd dat hun economische activiteiten en belangen in Nederland liggen. Het hof heeft geconcludeerd dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om kennis te nemen van de vordering, omdat de appellanten geen schadevergoeding of rectificatie vorderen, maar enkel afgifte van gegevens. De kosten van de procedure zijn aan de zijde van SiteGround begroot op € 2.190,-, die door de appellanten moeten worden betaald.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.347.677/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/664086 / KG ZA 24-310
Arrest van 4 november 2025
in de zaak van

1.Constructora Icasa Malaga S.L,

gevestigd in Marbella, Spanje,
2.
[appellant 2],
wonend in [woonplaats], België,
3.
[appellant 3],
wonend in [woonplaats], België,
appellanten,
advocaat: mr. J.J. van der Goen, kantoorhoudend in Hilversum,
tegen
SiteGround Spain S.L.,
gevestigd in Madrid, Spanje,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. F.J.B. Buitenhuis, kantoorhoudend in Den Haag.
Het hof zal appellanten gezamenlijk aanduiden als Constructora c.s. Appellante sub 1 zal worden aangeduid als Constructora. Geïntimeerde zal SiteGround genoemd worden.

1.De zaak in het kort

In deze zaak gaat het om de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter om kennis te nemen van een vordering tot afgifte van gegevens door SiteGround, een Spaanse vennootschap die webhostingdiensten aanbiedt. Constructora c.s. hebben deze gegevens nodig in een andere procedure tegen een in Nederland woonachtige gedaagde, om te kunnen aantonen dat die gedaagde achter de website zit waarop negatieve uitlatingen zijn gedaan over appellanten.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 27 juni 2024 waarmee Constructora c.s. in hoger beroep zijn gekomen van het tussen partijen gewezen verstekvonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 31 mei 2024;
  • de memorie van grieven van Constructora c.s.;
  • de memorie van antwoord van SiteGround.

3.Feiten en procedure bij de voorzieningenrechter

3.1
Het gaat in deze zaak om het volgende.
i) Constructora houdt zich bezig met de bouw van luxueuze villa’s in Spanje, onder de handelsnaam ‘Iberis Projects’. [appellant 2] is bestuurder van Constructora. [appellant 3] is een zakenpartner van [appellant 2].
ii) SiteGround is een Spaanse internet serviceprovider die onder meer webhostingdiensten aanbiedt.
iii) Via de diensten van SiteGround is de website www.[…].com (hierna: de website) beschikbaar geweest. Op de website stonden negatieve uitlatingen over Iberis Projects.
iv) Constructora c.s. hebben SiteGround gesommeerd om (onder andere) de NAW-gegevens en de IP-adressen te verstrekken van de persoon die de website heeft gepubliceerd. SiteGround heeft hieraan niet voldaan. Wel heeft zij de website verwijderd.
3.2
Constructora c.s. hebben in kort geding gevorderd dat SiteGround – op straffe van een dwangsom – wordt veroordeeld om schriftelijk opgave te doen van de NAW-gegevens en de IP-adressen van de gebruiker(s) die toegang hebben (gehad) tot het account waarmee de website is aangemaakt en kon worden bewerkt, alsmede van de tijdstippen en data waarop deze gebruiker(s) hebben ingelogd op de services van SiteGround in de afgelopen vier jaar.
3.3
SiteGround is in eerste aanleg niet verschenen. Tegen haar heeft de voorzieningenrechter verstek verleend.
3.4
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat hij niet internationaal bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De voorzieningenrechter heeft eerst vastgesteld dat hij geen rechtsmacht kon ontlenen aan de hoofdregel, neergelegd in art. 4 lid 1 Brussel I-bis, die bepaalt dat een gedaagde wordt opgeroepen voor een gerecht in de lidstaat waar hij woont; SiteGround is immers in Spanje gevestigd. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter onderzocht of hij rechtsmacht kon ontlenen aan art. 7 lid 2 Brussel I-bis. Daarover heeft de voorzieningenrechter het volgende geoordeeld:
“2.5 (…) Bij vorderingen zoals in deze zaak aan de orde (over een uitlating, geopenbaard door internetpublicaties, waardoor iemand in zijn reputatie geschaad stelt te zijn) moet artikel 7 lid 2 EEX-Vo zo uitgelegd worden dat ook de rechter bevoegd is van de plaats waar het beweerde slachtoffer het centrum van zijn belangen heeft (HvJ EU 25 november 2011, ECLI:EU:C:2011:685, eDate Advertising GMBH/ Martinez). (…) Wat betreft een rechtspersoon die economische activiteiten verricht ligt het centrum van de belangen daar waar de zakelijke reputatie van de rechtspersoon het sterkst is en moet het centrum van belangen worden vastgesteld op basis van de plaats waar de rechtspersoon het merendeel van zijn economische activiteiten verricht. Die plaats kan samenvallen met de statutaire zetel, maar dat hoeft niet het geval te zijn (HvJ EU 17 oktober 2017, ECLI:EU:C:2017:766 Bolagsupplysningen en Isljan).
2.6
Constructora c.s. hebben zich op het standpunt gesteld dat het centrum van hun belangen in Nederland ligt. Hiertoe hebben zij onder meer aangevoerd dat het overgrote deel van de omzet van Constructora over 2017 tot 2020 afkomstig was van Nederlandse klanten. Deze toelichting volstaat niet. Weliswaar kan daaruit worden afgeleid dat een deel van de klanten van Constructora de Nederlandse nationaliteit heeft, maar hiermee kan nog niet worden vastgesteld dat Constructora het merendeel van haar activiteiten in Nederland verricht. Constructora houdt zich immers bezig met bouwprojecten in Spanje, zodat zij daar beroepsactiviteiten verricht en omzet behaalt. Ook is niet gebleken dat Constructora zich met haar marketingactiviteiten voornamelijk richt op Nederland. Daarnaast is uit het door
Constructora c.s. overgelegde proces-verbaal van de website gebleken dat de inhoud van de website niet uitsluitend in de Nederlandse taal beschikbaar was, maar ook in het Engels en Spaans. Op basis van deze omstandigheden kan niet kan worden vastgesteld dat een eventuele aantasting van de reputatie van Constructora, en daarmee ook ten aanzien van [appellant 2] en [appellant 3], het sterkst wordt ervaren in Nederland. De voorzieningenrechter kan daarmee geen bevoegdheid ontlenen aan artikel 7 lid 2 EEX-Vo.”
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter onderzocht of hij bevoegdheid kan ontlenen aan art. 35 Brussel 1bis. Daarover heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het bij deze bepaling gaat om een maatregel die bedoeld is om een feitelijke situatie of rechtssituatie in stand te houden ter bewaring van rechten waarvan de erkenning voor het overige wordt of zal worden gevorderd voor de rechter die bevoegd is van het bodemgeschil kennis te nemen. Daarvan is in dit geval geen sprake, aldus de voorzieningenrechter.

4.Beoordeling in hoger beroep

4.1
Constructora c.s. hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en , de rechtbank Den Haag alsnog bevoegd verklaart om van de vorderingen van Constructura c.s. kennis te nemen en de zaak terugverwijst naar de rechtbank voor verdere berechting. SiteGround heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.
4.2
Constructora c.s. zijn van mening dat de voorzieningenrechter een ‘lichtere’ bevoegdheidstoets had moeten uitvoeren omdat SiteGround bij de voorzieningenrechter verstek heeft laten gaan. Wat hiervan ook zij, in hoger beroep is SiteGround wel verschenen zodat deze stelling hoe dan ook niet meer opgaat.
4.3
Constructora c.s. hebben in deze procedure aangevoerd dat op de website smadelijke en lasterlijke uitlatingen over Constructora hebben gestaan en dat de content van de website onrechtmatig is. Zij vorderen van SiteGround echter geen vergoeding voor de schade die zij stellen te hebben geleden als gevolg van deze publicaties. Evenmin vorderen zij dat SiteGround de (gestelde) onrechtmatige uitlatingen rectificeert of dat zij de website verwijdert. Dat laatste heeft Sitegound overigens al gedaan. De vordering van Constructora c.s. strekt tot afgifte van bepaalde gegevens en is erop gebaseerd dat SiteGround onrechtmatig handelt als zij de gevraagde informatie – waarmee Constructora c.s. de identiteit van de persoon of personen kan vaststellen die de smadelijke en lasterlijke gegevens op de website hebben gepubliceerd – niet verstrekt.
4.4
Anders dan Constructora c.s. stellen gaat het in deze procedure tegen SiteGround dus niet om een vordering ter zake van reputatieschade die is veroorzaakt als gevolg van onrechtmatige internetpublicaties. Als in een dergelijke situatie schadevergoeding, rectificatie en/of verwijdering wordt gevorderd is op grond van art. 7 lid 2 Brussel I-bis de rechter bevoegd van de plaats waar het beweerde slachtoffer het centrum van zijn belangen heeft (HvJ EU 25 oktober 2011, ECLI:EU:C:2011:685, eDate Advertising GMBH/ Martinez; HvJ EU 17 oktober 2017, ECLI:EU:C:2017:766, Bolagsupplysningen en Isljan). De omstandigheid dat Constructora c.s. de van SiteGround gevraagde gegevens wenst te gebruiken in een procedure die zij voert (of gaat voeren) tegen de persoon (of personen) die negatieve uitlatingen op de website heeft gedaan, brengt niet mee dat de desbetreffende jurisprudentie ook op de tegen SiteGround ingestelde vordering van toepassing is.
4.5
Constructora c.s. hebben niet gesteld dat het schadebrengende feit (dat wil zeggen: de weigering van SiteGround om de gevraagde gegevens te verstrekken) zich in Nederland heeft voorgedaan of zal kunnen voordoen. Dat is ook niet aannemelijk nu zowel Constructora als SiteGround Spaanse vennootschappen zijn, terwijl de twee andere appellanten hun woonplaats in België hebben.
4.6
Ook als zou moeten worden aangenomen dat op de vordering van Constructora c.s. wél de hiervoor genoemde jurisprudentie van het Hof van Justitie van toepassing is, dan leidt dat in dit geval niet tot de bevoegdheid van de Nederlandse rechter. Naar het oordeel van het hof heeft de voorzieningenrechter op goede gronden geoordeeld dat Nederland niet de plaats is waar Constructora c.s. het centrum van hun belangen hebben in de zin van deze jurisprudentie. Het is namelijk niet gebleken dat Constructora het merendeel van haar economische activiteiten in Nederland verricht. Dat het merendeel van haar klantenkring de Nederlandse nationaliteit heeft en dat Constructora (ook) een website in de Nederlandse taal heeft, is daarvoor niet voldoende. Voor het overige verwijst het hof naar rov. 2.6 van het bestreden vonnis.
4.7
De Nederlandse rechter is evenmin bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van Constructora c.s. op de in HvJ EU 21 december 2021 (ECLI:EU:C:2021:1036, GtFlix) genoemde grondslag. In dit arrest heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat een persoon die meent dat zijn rechten zijn geschonden door de verspreiding van smadelijke uitlatingen op internet en die zowel rectificatie van de gegevens en verwijdering van de hem betreffende onlinecontent vordert, als vergoeding van de daaruit voortvloeiende schade, bij de gerechten van elke lidstaat op het grondgebied waarvan die uitlatingen toegankelijk zijn of zijn geweest, een vordering tot vergoeding van de in de lidstaat van het aangezochte gerecht geleden schade kan instellen, ook al zijn die gerechten niet bevoegd om kennis te nemen van de vordering tot rectificatie en verwijdering. Nu Constructora c.s. in deze procedure geen schadevergoeding van SiteGround vorderen, is de in dit arrest geformuleerde rechtsregel niet van toepassing.
4.8
Constructora c.s. hebben verder aangevoerd dat er een nauw verband bestaat tussen de in Nederland te voeren procedure tegen de (vermoedelijke) dader en de onderhavige zaak. Dit vormt echter geen grondslag om te kunnen concluderen dat de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is om kennis te nemen van de vordering tegen SiteGround.
4.9
Tot slot zijn Constructora c.s. van mening dat de Nederlandse rechter bevoegd is omdat zij hun vordering hebben gegrond op de exhibitieplicht (art. 843a Rv (oud)). Naar het hof begrijpt zou de Nederlandse rechter in de visie van Constructora c.s. in dit geval rechtsmacht kunnen ontlenen aan art. 35 Brussel I-bis.
4.1
Ook deze stelling gaat niet op. De vordering van Constructora c.s. tot verstrekking van gegevens is geen ‘voorlopige of bewarende maatregel’ in de zin van art. 35 Brussel I-bis. Zelfs als dat wel het geval zou zijn, dan kan de Nederlandse rechter in dit geval geen bevoegdheid ontlenen aan deze bepaling. Er is namelijk niet voldaan aan het (in dit geval geldende) vereiste dat er een reële band bestaat tussen het voorwerp van de gevraagde maatregel en de op territoriale criteria gebaseerde bevoegdheid van de Nederlandse rechter (HvJ EG 17 november 1998, ECLI:EU:C:1998:543, Van Uden), omdat gesteld noch gebleken is dat de gevraagde gegevens zich in Nederland bevinden.
Conclusie en proceskosten
4.11
De conclusie is dat het hoger beroep van Constructora c.s. niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal Constructora c.s. als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep aan de zijde van SiteGround, begroot op € 798,- aan griffierechten, € 1.214,- aan salaris advocaat en € 178,- aan nasalaris advocaat.

5.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 31 mei 2024;
  • veroordeelt Constructora c.s. in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van SiteGround tot op heden begroot op € 2.190,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten als Constructora c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden hebben betaald;
  • bepaalt dat als Constructora c.s., niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak hebben voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Constructora c.s. de kosten van die betekening moeten betalen, plus extra nakosten van € 92,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten als Constructora c.s. deze niet binnen veertien dagen na betekening hebben betaald.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.A. Joustra, H.J.M. Burg en A.J. Berends in het openbaar uitgesproken op 4 november 2025 in aanwezigheid van de griffier.