3.2Het gaat in deze zaak om het volgende.
i) [appellant 1] , geboren op [geboortedatum 1] , is sinds [datum indiensttreding 1] in dienst bij AFM; [appellant 2] , geboren op [geboortedatum 2] , sinds [datum indiensttreding 2] ; [appellant 3] , geboren op [geboortedatum 3] , sinds [datum indiensttreding 3] .
ii) Het Pensioenfonds AFM voerde sinds 1 januari 2014 de pensioenregeling uit.
iii) Op grond van art. 8 van de arbeidsovereenkomst wordt de Personeelsgids geacht onderdeel uit te maken van de arbeidsovereenkomst:
“1. De Werknemer heeft kennis genomen van het bepaalde in de Personeelsgids en verklaart daarmee akkoord te gaan.
De inhoud van de Personeelsgids wordt geacht onderdeel van deze arbeidsovereenkomst uit te maken.”
iv) Op grond van art 10 van de arbeidsovereenkomst kan de AFM de arbeidsovereenkomst onder bepaalde omstandigheden eenzijdig wijzigen:
“1. De Werkgever kan één of meer artikelen van deze arbeidsovereenkomst eenzijdig wijzigen, indien hij daarbij een zwaarwichtig belang heeft.
2. (…).
3. De Werknemer aanvaardt dat de voorwaarden respectievelijk regelingen genoemd in artikel 8 van deze overeenkomst van tijd tot tijd kunnen wijzigen, in welk geval de gewijzigde voorwaarden van toepassing zullen zijn.”
v) Art. 25 van het Pensioenreglement 2014 bevat een wijzigingsbeding. Art. 25 lid 1 luidt als volgt:
“Indien in de toekomst de bestaande sociale wetten worden gewijzigd of andere maatregelen met betrekking tot ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen worden ingevoerd, heeft de werkgever zich het recht voorbehouden om, indien en voor zover dat door de wet wordt afgedwongen, de pensioenregeling aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden.”
vi) In de periode april tot en met december 2015 heeft het bestuur van de AFM met de ondernemingsraad (OR) overleg gevoerd over (onder meer) een wijziging van het Pensioenreglement.
vii) Op 15 juni 2015 heeft de AFM het memo ‘Herijking arbeidsvoorwaarden per 1 januari 2016” aan de OR voorgelegd. In dit memo heeft de AFM voorgesteld de toekomstige pensioenregeling in te richten “langs de contouren van de DNB-pensioenregeling”. Over de achtergrond van het voorstel, staat het volgende:
“Vernieuwing van de pensioenregeling heeft vooral prioriteit in verband met de acute financieringsproblematiek en de onbeheersbaarheid van de kosten van de pensioenregeling. Autonome effecten zoals de ontwikkeling van de rente of nieuwe sterftetafels leiden binnen de huidige pensioenregeling en financieringsafspraken tot een zeer ongewenste volatiliteit in de begroting. Daarnaast vormt de marktconformiteit van de huidige regeling aanleiding om de pensioenregeling te vernieuwen.
(…)
Vanuit de bijzondere positie van de AFM als toezichthouder is een marktconforme pensioenregeling en -premie belangrijk. In de afgelopen jaren hebben veel organisaties hun pensioenregeling vernieuwd (versoberd). De huidige regeling loopt daardoor steeds meer uit de pas en wordt steeds minder marktconform. Voor de AFM is daarenboven vooral de huidige kostenvolatiliteit van de pensioenpremie en het effect daarvan op de begroting zeer ongewenst. De huidige regeling wordt gefinancierd door middel van een zuiver kostendekkende premie. Deze is sterk afhankelijk van externe invloeden. Daarnaast komen de kosten van de aanvullende opslagen ter verbetering van de dekkingsgraad van het pensioenfonds en de effecten van aanpassingen in de overlevingstafels volledig voor rekening van de AFM. Samengevat liggen de meeste risico’s ten aanzien van de financiering van de regeling op dit moment bij de werkgever. De huidige praktijk bij andere organisaties is dat deze risico’s voor een groot deel komen te liggen bij de werknemer.
(…)
Het bestuur heeft er voor gekozen om de nieuwe pensioenregeling in te richten langs de contouren van de DNB-pensioenregeling. (…) Hierbij is naast de belangrijkste parameters van de pensioenregeling van DNB ook gekeken naar de bijbehorende financieringsafspraken De maximale premiehoogte van de voorgenomen nieuwe pensioenregeling van de AFM is dan ook afgeleid van de maximale premiehoogte van de DNB-regeling gecorrigeerd met de gemiddelde leeftijd van de medewerkers van de AFM. Achtergrond hierbij is dat het bestuur het niet uitlegbaar vindt als de AFM op basis van dezelfde pensioensystematiek een hogere kostprijs voor de pensioenregeling zou betalen dan DNB.”
Meer concreet heeft de AFM in het memo onder meer voorgesteld dat de bestaande pensioenregeling (een middelloon regeling) per 1 januari 2016 zou worden gebaseerd op het
Collective Defined Contribution(CDC) principe. Verder heeft de AFM voorgesteld de onvoorwaardelijke indexatie voor actieven om te zetten naar een voorwaardelijke indexatie voor actieve op basis van de loonindex.
viii) Towers Watson heeft de OR geadviseerd over de vraag of de voorgestelde pensioenregeling marktconform is. In haar brief van 20 juli 2015 komt Towers Watson tot de conclusie dat dat het geval is. Verder heeft Towers Watson onderzocht of de door de AFM voorgestelde compensatie om de versobering van het pensioen te verzachten, redelijk is en hoe deze compensatie zich verhoudt tot vergelijkbare gevallen in de financiële sector.
ix) De minister van financiën heeft bij de AFM een aantal keer aangedrongen op aanpassing van de pensioenregeling omdat de minister van mening was dat de uitgaven daarvoor te hoog waren. Zo schrijft de secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën in een brief van 27 augustus 2015 aan de voorzitter van de AFM het volgende:
“In het verleden is al vaker sprake geweest van hogere uitgaven aan pensioenverplichtingen dan was begroot. Dit heeft onder meer geleid tot de brieven van de minister van 23 maart 2011 en 26 maart 2013 (bijlage). Daarin is aan de orde gekomen dat de AFM er bij de invulling van secundaire arbeidsvoorwaarden rekening mee moet houden dat zij wordt gefinancierd door de sector. Daarnaast vervult de AFM een publieke taak. Bovengemiddeld gunstige voorwaarden zijn in dat licht niet op zijn plaats.
Na de laatste brief heeft op 31 oktober 2014 nog een gesprek over aanpassing van de pensioenregeling plaatsgevonden met de heer [betrokkene] , en is het onderwerp in het voorjaarsoverleg van 2 maart 2015 aan de orde gekomen. Het belang en de urgentie van versobering is daarbij telkens door Financiën benadrukt. In het licht van deze contacten is het niet langer acceptabel dat zich in de toekomst tekorten voordoen vanwege de arbeidsvoorwaarden en pensioenverplichtingen in het bijzonder.”
x) In een memo van 8 september 2015 schrijft het bestuur van de AFM aan de OR onder meer het volgende:
“Op 20 augustus jl. hebben Bestuur en OR in een extra OV-vergadering verder gesproken over herijking van de arbeidsvoorwaarden. De OR heeft in dit overleg aangegeven bereid te zijn mee te willen gaan in het voorstel van het bestuur om de huidige DB-regeling in een CDC-constructie te gaan vormgeven. De OR heeft daarbij een aantal voor hen belangrijke (anker)punten genoemd:
25% hoogte vaste premie lijkt onvoldoende om verlies automatische indexatie op te vangen
de kans op korten op de opbouw is aanwezig
eigen bijdrage mag niet hoger worden als de regeling slechter wordt
soliditeit fonds, positie verbeteren door inbreng bruidsschat
NP op opbouwbasis.
Het bestuur heeft toegezegd een aanvulling op het eerder uitgebrachte voorstel van 15 juni uit te zullen brengen, aan de hand van nieuwe berekeningen; daarbij rekening houdend met de eerder geformuleerde uitgangspunten. Het is voor de AFM van groot belang dat de pensioenregeling wordt vernieuwd in verband met:
Bestuurbaar en beheersbaar maken van de oplopende kosten voor pensioen door een vaste pensioenpremie vanaf 1-1-2016;
Beëindigen van boven marktconforme elementen zoals onvoorwaardelijke indexatie en herstelopslag ten behoeve van de externe uitlegbaarheid;
Voorkomen van een overschrijding van de begroting 2015 als gevolg van de hogere voorziening herstelopslag door het nFTK bij ongewijzigd beleid.
Het bestuur is van mening dat de voorgenomen nieuwe regeling marktconform is, qua systematiek en hoogte pensioenpremie; dit wordt door externe deskundigen bevestigd. Voor de individuele medewerker houdt het voorstel tot vernieuwing van de pensioenregeling een substantiële versobering in ten opzichte van zijn huidige pensioenregeling en -resultaat. Dat wil zeggen op basis van de huidige parameters en de ALM-studie waarin wordt gerekend met een lage rente en een loonindexatie van 2,5%.
(…)
Het bestuur heeft, naar aanleiding van de uitkomsten van de maatmensen en de reactie van de OR en medewerkers, onderzocht welke aanvullende passende compenserende maatregel genomen zou kunnen worden.
Daarbij heeft het bestuur de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De hoofdkenmerken uit het voorstel van 15 juni ten aanzien van de pensioenregeling worden gecontinueerd: CDC-constructie met voorwaardelijke indexatie, geen herstelopslag. De voorgestelde pensioenregeling ligt in lijn met de DNB-regeling: dit is gewenst vanuit oogpunt van verder samenwerking met pensioenfonds DNB. Het is een marktconforme goede pensioenregeling.
De pensioenpremie blijft gefixeerd op 25% van de bruto loonsom.
25% is op grond van de ALM-studie toereikend om de kostendekkende premie te kunnen voldoen en levert een surplus op voor verbetering van de positie van het fonds en/of indexatie. Het surplus is ca. 2% van de loonsom bij keuze voor opbouw NP de komende vijfjaar. CDC-constructie met een vaste premie vormt een adequate beheersingsmaatregel voor de AFM.
Compenserende maatregelen zijn bestemd voor de huidige medewerkers
Huidige medewerkers ondervinden directe financiële effecten van de wijziging ten opzichte van hun huidige perspectief. Toekomstige medewerkers zullen de nieuwe pensioenregeling als goed en marktconform ervaren en maken bewust een keuze voor de (nieuwe) arbeidsvoorwaarden van de AFM.
Compenserende maatregelen hebben primair als doel: het (tijdelijk) vergroten van de indexatiekansen (een zachte landing) en het verbeteren pensioenresultaat (voor actieve medewerkers).
Het bestuur stelt in aanvulling op zijn eerdere voorstel voor om, voor bestaande medewerkers, gedurende de eerste vijf jaar (voor de jaren 2016 t/m 2020) een onvoorwaardelijk indexatiegarantie af te geven met een maximum van 2% loonindexatie per jaar.”
xi) Op 25 november 2015 heeft het bestuur van de AFM aan de OR een instemmingsverzoek voorgelegd. De voorgenomen wijzigingen in de pensioenregeling houden het volgende in:
- De nieuwe pensioenregeling wordt per 1 januari 2016 gebaseerd op het CDC-principe.
- Werkgever en medewerker spreken gezamenlijk een vast (of maximum) premieniveau af, uitgedrukt in een percentage van de salarissom: vaste pensioenpremie van 25% van de ongemaximeerde loonsom. Deze premie wordt in het pensioenfonds gestort.
- Het pensioenfonds berekent jaarlijks de kostendekkende premie. Indien de vaste premie hoger is dan de kostendekkende premie, wordt de geambieerde opbouw uit de pensioenregeling ingekocht. Een eventueel overschot wordt aangewend voor beperking/voorkoming korting jaaropbouw, korting pensioenaanspraken (actieven en gewezen deelnemers) en indexatie van de actieven
- Berekening kostendekkende premie: gedempte premie op basis van reëel verwacht rendement.
- Indien de kostendekkende premie hoger is dan de overeengekomen vaste premie, dan wordt de geambieerde pensioenopbouw in dat betreffende jaar zodanig verlaagd dat de kostendekkende premie gelijk is aan de overeengekomen vaste premie.
- In de nieuwe regeling wordt de eigen bijdrage verhoogd naar 6% van de gemaximeerde loonsom gedurende 2016 tot en met 2020
- Vanaf 2021 gaat de premie stapsgewijs (lineair) in vijf jaar naar verhouding 30-70 werknemers-werkgeverspremie van de kostendekkende premie.
- In de CDC-systematiek wordt de indexatie voorwaardelijk voor actieven en op basis van de loonindex.
De AFM heeft verder een aantal compenserende maatregelen voorgesteld:
- Gedurende de eerste vijf jaar bedraagt de eigen bijdrage voor de medewerker in dienst op 31 december 2015 5% van de gemaximeerde loonsom tot 2021.
- Voor de medewerker in dienst op 31 december 2015 wordt het huidige indexatiebeleid gecontinueerd (onvoorwaardelijk) tot een maximum van 1,5% loonindexatie per jaar gedurende de periode van 2016 tot en met 2025.
Tot slot is er nog het volgende in het voorstel opgenomen:
“
Huidige beleid
Onderdeel van de huidige financieringsafspraken is een herstelopslag van 10% op de premie ten behoeve van een verdere verbetering van de dekkingsgraad tot het niveau van het vereist eigen vermogen wordt bereikt. Dit zou onder het oude FTK in 2017 het geval zijn.
Wijziging
Herstelopslag wordt per 1-1-2016 niet meer opgenomen in de financieringsafspraken. De vrijval van de (resterende) voorziening (
van € 1,7 miljoen, hof) komt ter beschikking aan PFAFM in de vorm van een eenmalige afstorting.”
xii) Op 18 december 2015 hebben het bestuur en de OR een pensioenakkoord ondertekend. Op 25 december 2015 heeft de OR ingestemd met de verzochte wijziging van het Pensioenreglement.
xiii) De medewerkers van de AFM hebben eind december 2015 een brief ontvangen over de wijziging van de pensioenregeling.
xiv) Per 1 januari 2016 is de pensioenregeling gewijzigd. [appellanten] hebben ieder tegen de wijziging bezwaar gemaakt bij de bezwaarcommissie. De bezwaarcommissie heeft bij brief van 17 juni 2017 het bezwaar van [appellanten] afgewezen.