ECLI:NL:GHDHA:2025:2273

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
22-003669-16besch.
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de schorsing van de vervolging in een strafzaak met betrekking tot valsheid in geschrift en oplichting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 oktober 2025 een beschikking gegeven over de opheffing van de schorsing van de vervolging van de verdachte, die eerder was geschorst op basis van een psychogeriatrische aandoening. De verdachte, geboren in 1961, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk afgeven van valse verklaringen en het gebruik maken van valse geschriften, waarbij hij samen met psychiaters en pseudo-patiënten onterecht uitkeringen en zorg had aangevraagd. Tijdens de procedure in hoger beroep werd de verdachte gediagnosticeerd met een ernstig dementieel syndroom, wat leidde tot de schorsing van de vervolging. Echter, observaties door de politie en aanvullend neurologisch en neuropsychologisch onderzoek toonden aan dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor een neurologische ziekte, en dat de verdachte in staat was dagelijkse activiteiten uit te voeren. De advocaat-generaal diende een vordering in tot opheffing van de schorsing, die op 17 februari 2023 werd toegewezen. De zaak werd echter aangehouden in afwachting van een uitspraak van de Hoge Raad. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de beschikking van 17 februari 2023 vernietigd, waarna het hof de vordering van de advocaat-generaal opnieuw behandelde. Het hof concludeerde dat de verdachte niet lijdt aan een psychische stoornis die hem zou beletten de strekking van de vervolging te begrijpen, en heeft de schorsing van de vervolging opgeheven. De beschikking is ondertekend door de rechters en griffier.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003669-16
Parketnummer: 10-765035-09

Gerechtshof Den Haag

gesloten raadkamer
Beschikking
gegeven op de vordering van de advocaat-generaal tot opheffing van de schorsing van de vervolging als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1961,
adres: [adres].
Procesgang
Rechtbank meervoudige strafkamer
Bij vonnis van 28 juli 2016 is de verdachte wegens
1.
(de voortgezette handeling van) medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
medeplegen van als arts opzettelijk een valse verklaring afgeven nopens het al dan niet bestaan of bestaan hebben van ziekten, zwakheden of gebreken, meermalen gepleegd;
2. (
(de voortgezette handeling van) valsheid in geschrift
en
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
3.
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest.
Uit het vonnis waarvan beroep volgt dat de verdachte jarenlang op uiterst geraffineerde wijze voor tientallen mensen ten
onrechte uitkeringen en een vorm van gesubsidieerde zorg heeft aangevraagd en verkregen. Hij heeft met dat doel intensief samengewerkt met twee psychiaters en met anderen, met name
met de pseudo-patiënten. De psychiaters verklaarden op aangeven van de verdachte gezonde mensen geestesziek en schreven zware medicatie voor.
Met die onjuiste diagnose werd vervolgens door de verdachte, samen met de patiënten een WAO/WIA-uitkering en/of persoons-gebonden budget aangevraagd. De pseudo-patiënten werden tijdens controlebezoeken aan het UWV en het CIZ meestal door de verdachte begeleid en geïnstrueerd hoe zich daar te gedragen. Daarbij werd het toedienen van gedragsbeïnvloedende medicatie niet geschuwd om de artsen van de overheidsorganen om de tuin te leiden; sommigen kregen vooraf door de verdachte een medicijn toegediend zodat ze een apathische indruk maakten. De verdachte was de spil in het geheel, hij kan als leider van het netwerk worden aangemerkt. Gedurende een lange periode heeft hij pseudo-patiënten geworven, begeleid en aangebracht bij verschillende psychiaters. Ook ontving de verdachte in die periode nota bene zelf ten onrechte een WAO-uitkering van het UWV.
Op 10 en 11 augustus 2016 is respectievelijk door de officier van justitie en namens de verdachte hoger beroep tegen dit vonnis ingesteld.
Hof meervoudige strafkamer
Op 5 september 2019 en 17 februari 2022 hebben regiezittingen plaatsgevonden. Laatstgenoemde regiezitting is gehouden naar aanleiding van een door het hof ontvangen e-mail van de voormalige raadsman van de verdachte van 28 januari 2022, waarin de raadsman heeft aangekondigd dat de verdachte gediagnosticeerd is met Alzheimer. De raadsman heeft deze stelling nader onderbouwd met medische stukken. De raadsman heeft op basis daarvan en mede gelet op zijn bevindingen naar aanleiding van het bezoek van de verdachte op zijn kantoor, het ernstige vermoeden uitgesproken dat de verdachte niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen. Namens de verdachte heeft de raadsman daartoe in gemeld schrijven het hof - primair - verzocht om de vervolging ten aanzien van de verdachte te schorsen conform het bepaalde in artikel 16 Sv. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak, teneinde een psycholoog en een psychiater te benoemen en te belasten met de opdracht om een onderzoek uit te voeren gericht op de vraag of de verdachte in staat is om de strekking tegen de hem ingestelde vervolging te begrijpen. De beslissing op het primaire verzoek is door het hof aangehouden en de zaak is verwezen naar de raadsheer-commissaris bij dit hof, teneinde in elk geval een psychiater en een psycholoog als deskundige te benoemen, die bij voorkeur gespecialiseerd zijn in de transculturele forensische psychologie en/of psychiatrie, om, met behulp van een tolk in de [taal] taal, een onderzoek in te stellen naar – kort samengevat - de geestvermogens van de verdachte.
In de Pro Justitia-rapportage van 16 november 2022 is door de deskundigen [deskundige 1], psychiater, en [deskundige 2], GZ-psycholoog, geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een psychogeriatrische aandoening in de zin van een dementieel syndroom Alzheimer type bij de ziekte van Parkinson en een hartkwaal. Voorts is door de deskundigen geconcludeerd dat vanwege het dementieel syndroom de verdachte niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde rechtsvervolging te begrijpen.
Bij arrest van dit hof van 18 november 2022 is, gezien voornoemde rapportage en conclusie van het NIFP en overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, de vervolging van de verdachte geschorst.
Op 23 januari 2023 is door de advocaat-generaal een vordering tot opheffing van de schorsing van de vervolging van de verdachte ingediend.
Hof gesloten raadkamer
De laatstgenoemde vordering is op 17 februari 2023 op een gesloten raadkamer behandeld. Tijdens deze raadkamer zijn de door de advocaat-generaal aan het hof en de verdediging verstrekte processen-verbaal van bevindingen betreffende de door de politie op 27 december 2022, 30 december 2022 en 5 januari 2023 verrichte observaties van de verdachte alsmede de camerabeelden van de observaties aan de orde gekomen.
Bij beschikking van 17 februari 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal toegewezen en de schorsing van de vervolging van de verdachte opgeheven.
Op 25 mei 2023 stond de zaak voor een inhoudelijke behandeling gepland. De raadsman heeft op deze zitting medegedeeld dat hij op 24 mei 2023 namens de verdachte cassatie had ingesteld tegen de beschikking van dit hof van 17 februari 2023.
Het hof – in andere samenstelling - heeft de behandeling van de zaak vervolgens voor onbepaalde tijd aangehouden.
Op 3 november 2023 is de behandeling van de zaak door het hof aangehouden, daar het hof nog in afwachting was van de uitspraak van de Hoge Raad in het cassatieberoep tegen de beschikking van dit hof van 17 februari 2023, waarbij de schorsing van de vervolging van de verdachte was opgeheven.
Bij beschikking van 12 maart 2024 (nummer 23/02081 B) heeft de Hoge Raad de beschikking van dit hof van 17 februari 2023 vernietigd, nu het proces-verbaal van het onderzoek van de raadkamerzitting van laatstgenoemde datum geen deel uitmaakte van het dossier dat aan de Hoge Raad was toegezonden en derhalve niet zo spoedig mogelijk na de raadkamerzitting is opgemaakt en vastgesteld, zoals is bepaald in artikel 25, eerste en derde lid, Sv. De Hoge Raad heeft de zaak teruggewezen naar dit hof, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Op 11 juni 2024 is tijdens de gesloten raadkamer van dit hof de behandeling van de vordering tot opheffing van de schorsing van de vervolging opnieuw aan de orde gebracht. De behandeling van de zaak is vervolgens voor onbepaalde tijd aangehouden en verwezen naar de raadsheer-commissaris bij dit hof – kort weergegeven -
  • met het verzoek de deskundigen die het NIFP-rapport van 16 november 2022 hebben opgemaakt en ondertekend, te weten [deskundige 1], psychiater, en [deskundige 2], GZ-psycholoog, wederom als deskundige te benoemen, teneinde zich op grond van hun (medische) deskundigheid uitsluitend uit te laten over de vraag hoe de bevindingen van de politie, neergelegd in voornoemde processen-verbaal van bevindingen betreffende de observaties en de daarbij behorende beeldopnamen betreffende de verdachte, zich verhouden tot, althans of die zich laten verenigen met, de in voornoemd NIFP-rapport verwoorde bevindingen en gestelde diagnose van de deskundigen en de daarmee verband houdende beantwoording van de gestelde vragen uitmondende in de conclusie van de deskundigen dat de verdachte “vanwege het dementieel syndroom niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde rechtsvervolging te begrijpen”;
  • teneinde een of meer deskundigen te benoemen, om een onderzoek in te stellen naar – kort samengevat - de geestvermogens van de verdachte, waarbij het hof de raadsheer-commissaris in overweging heeft gegeven een neuroloog en/of een specialist ouderengeneeskunde en/of een GZ-psycholoog gespecialiseerd op het gebied van psychogeriatrische aandoeningen als deskundige(n) te benoemen.
Voorts is de advocaat-generaal verzocht het ertoe te geleiden dat op grond van artikel 8 van de Reclasseringsregeling 1995 een rapport omtrent de persoon van de verdachte en zijn levensomstandigheden (thuis- en leefsituatie) wordt opgemaakt, waarbij tevens de bevindingen van een of meer huisbezoeken dienen te worden betrokken.
Na de gesloten raadkamer van 11 juni 2024 zijn door het hof de volgende stukken ontvangen, een:
  • Aanvullend Pro Justitia rapportage d.d. 22 augustus 2024, opgemaakt en ondertekend door [deskundige 1], psychiater, en [deskundige 2], GZ-psycholoog.
  • Aanvullend neuropsychologisch en neurologisch onderzoek d.d. 23 maart 2025, opgemaakt en ondertekend door [deskundige 3], klinisch neuropsycholoog, en [deskundige 4], neuroloog.
  • Reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 25 juni 2025.
  • Brief van het NIFP d.d. 9 oktober 2025 betreffende een rectificatie van een foutieve datum in voornoemd aanvullend neuropsychologisch en neurologisch onderzoek.
Op 14 oktober 2025 heeft wederom een gesloten raadkamer plaatsgevonden. Voorafgaand aan deze raadkamerzitting, op 27 augustus 2025, is door de voorzitter een bevel persoonlijke verschijning van de verdachte en een last tot medebrenging afgegeven. De advocaat-generaal heeft tijdens de raadkamer te kennen gegeven dat er geen uitvoering kon worden gegeven aan voornoemde last wegens het niet aantreffen van de verdachte in zijn woning.
De verdachte is voor het laatst voor het hof verschenen op de terechtzitting van 18 november 2022.
Vordering van de advocaat-generaal
Bij schriftelijke vordering van 23 januari 2023 heeft de
advocaat—generaal [advocaat-generaal] gevorderd dat de schorsing van de vervolging van de verdachte wordt opgeheven, nu — kort gezegd - naar de mening van de advocaat-generaal bij de verdachte geen sprake is van een psychogeriatrische aandoening en derhalve evenmin sprake is van de omstandigheid dat de verdachte niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen, zoals beschreven in artikel 16 Sv.
Behandeling van de vordering
Deze vordering is op 14 oktober 2025 in gesloten raadkamer behandeld.
Daar zijn gehoord de advocaat-generaal [advocaat-generaal] en de raadsman van de verdachte [raadsman], advocaat te
Maastricht, die heeft medegedeeld door de verdachte
uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdachte te vertegenwoordigen.
De verdachte is, hoewel behoorlijk opgeroepen en gelast in persoon te verschijnen, niet verschenen.
De advocaat-generaal heeft in raadkamer gepersisteerd bij de vordering tot opheffing van de schorsing van de vervolging van de verdachte. De vordering is — kort weergegeven — gebaseerd op de resultaten van de door de politie verrichte observaties, waaruit volgt dat de verdachte in staat is om dagelijkse bezigheden uit te voeren. Blijkens de na de gesloten raadkamerzitting van 11 juni 2024 ontvangen deskundigen-rapportages is sprake van gesimuleerde symptomen.
De bevindingen van deze deskundigen ondersteunen het standpunt zoals ingenomen in de vordering tot opheffing van de schorsing van de vervolging, aldus de advocaat-generaal.
De raadsman heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat de vordering tot opheffing van de schorsing van de vervolging van de verdachte dient te worden afgewezen.
Beoordeling van de vordering
Bij arrest van 18 november 2022 is de vervolging van de
verdachte geschorst op de grond zoals hiervoor onder de
procesgang weergegeven.
De vraag die ter beantwoording voorligt is of deze situatie
zich thans nog voordoet dan wel dat de schorsing van de
vervolging dient te worden opgeheven.
Het hof heeft hierbij acht geslagen op de navolgende
processen-verbaal van de politie en deskundigenrapportages.
Proces-verbaal van bevindingen betreffende een observatie d.d.
27 december 2022.
Op 27 december 2022 hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een observatie-inzet verricht op de verdachte en het volgende waargenomen. Die dag deed de verdachte de voordeur open, pakte de verdachte twee boodschappentassen op die zijn vrouw uit een zwarte Volkswagen Polo had gehaald en nam deze mee de woning in. Kort daarna liep de verdachte vanuit zijn woning naar een apotheek op zo’n driehonderd meter afstand. De verdachte liep normaal dan wel stevig door. Tijdens het lopen was hij aan het telefoneren. Bij de apotheek voerde de verdachte een gesprek met een medewerker en kreeg hij doosjes mee. Hij vroeg om medicijnen die hij een uur eerder had besteld. Die waren er niet en de verdachte deelde mede de volgende dag weer langs te komen. De verdachte bedankte de medewerkster, groette haar met zijn hand en liep de apotheek uit. De verdachte liep naar huis terwijl hij aan het telefoneren was. Hij liep normaal dan wel stevig door.
Thuis aangekomen pakte hij iets uit zijn jaszak en met een sleutel opende hij de deur.
De verbalisanten hebben bij het tillen van de boodschappen, het lopen, het lopend bellen en het gesprek met de medewerker van de apotheek geen lichamelijke beperking bij de verdachte waargenomen. Zijn fysieke gesteldheid oogde normaal voor een man van zijn leeftijd.
Proces-verbaal van bevindingen betreffende een observatie d.d.
30 december 2022.
Op 30 december 2022 heeft verbalisant [verbalisant 1] een
observatie-inzet verricht op de verdachte en het volgende
waargenomen. Die dag kwam de verdachte de woning uit en liep hij redelijk vlot door naar de apotheek. Hij werd daar geholpen en kreeg een groene doos mee die iets groter was
dan een krat bier. De verdachte liep hiermee naar huis. Hij
opende met een sleutel de voordeur en ging de woning in. Om
15.39
uur verliet de verdachte met dezelfde groene doos de
woning en liep hiermee naar een zwarte Volkswagen Polo. Hij
opende de achterklep en zette de doos in de auto. Hij haalde
een bril uit zijn binnenzak en las een stapel papieren. Daarop
haalde hij de doos weer uit de auto en deed de achterklep
dicht. De verdachte liep met de doos naar de apotheek, leverde
de doos in en liep terug naar de woning. Halverwege de terugweg ging de verdachte ogenschijnlijk probleemloos door zijn hurken om iets van de stoep op te rapen. De verdachte verliet de woning. In zijn linkerhand hield hij doosjes vast. Met zijn rechterhand had hij een mobiele telefoon vast die hij bediende met zijn duim. De verdachte ging de apotheek binnen en kwam na enkele minuten weer naar buiten.
Processen-verbaal van bevindingen betreffende observaties d.d.
5 januari 2023.
Op 5 januari 2023 hebben verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] het volgende waargenomen. Die dag reed verbalisant [verbalisant 2] in [plaatsnaam] in een onopvallend dienstvoertuig op de [straatnaam 1]. Bij de kruising met de [straatnaam 2] viel zijn oog op de velgen van een zwarte Volkswagen Polo. Hij herkende de velgen van een eerdere, hierboven genoemde, observatie. In de auto zaten de verdachte en zijn echtgenote. De verdachte was de bestuurder van de auto en reed naar het winkelcentrum. Hij reed de parkeergarage in en parkeerde de auto. Met de lift gingen de verdachte en zijn vrouw naar boven en zij liepen naar de Lidl-supermarkt. Daar deden zij boodschappen. De verdachte pakte uit de schappen boodschappen die varieerden van zeer licht tot redelijk zwaar. Hij pakte meerdere grote potten met augurken en tevens een grootverpakking met meerdere pakken met vermoedelijk suiker. De verdachte en zijn echtgenote liepen naar de kassa. De verdachte legde daar alle boodschappen op de band.
Tweemaal viel een verpakking op de grond die de verdachte van de grond oppakte en weer op de band legde. De echtgenote van de verdachte betaalde en de verdachte liep met de winkelwagen de supermarkt uit. Met de lift gingen de verdachte en zijn echtgenote naar beneden en liepen naar de auto. De echtgenote legde de boodschappen in de auto. De verdachte was met zijn telefoon kort aan het bellen. Hij stopte de telefoon in zijn zak en gaf vanuit de winkelwagen boodschappen aan zijn echtgenote die ze in de auto legde. De laatste boodschappen haalde de verdachte uit de winkelwagen en legde die zelf in de auto. De verdachte bracht de lege winkelwagen terug en zette die neer in de buurt van de lift. De verdachte nam achter het stuur plaats en reed weg. Verbalisant [verbalisant 3] is na een melding van de eerder genoemde verbalisant naar de woning van de verdachte gereden. Kort daarop nam de verbalisant waar dat de eerdergenoemde Polo op de stoep voor de woning van de verdachte stond. Aan de bestuurderskant stapte een man uit. Die maakte de kofferbak van de auto open, liep naar de woning, opende de deur van de berging met een sleutel en liep terug naar de geopende achterbak. Hij liep meerdere malen met boodschappen in zijn hand naar de woning, waaronder een plastic tas met bananen, potten/conservenblikken en een kistje met fruit. De man sloot de achterklep van de auto, stapte achter het stuur en reed weg.
Aanvullend Pro Justitia rapportage d.d. 22 augustus 2024, opgemaakt en ondertekend door [deskundige 1], psychiater, en [deskundige 2], GZ-psycholoog.
Door de deskundigen wordt in het rapport benoemd dat op de aan hen ter beschikking gestelde en door hen bekeken camerabeelden niets is te zien van de presentatie zoals in de onderzoeks-contacten met de verdachte (in 2022). De verdachte loopt normaal, geen schuifelende passen, zelfstandig, niet aan de hand van zijn vrouw, en er zijn geen trillingen te zien aan zijn armen. De verdachte loopt door de supermarkt, kennelijk in samenspraak met zijn vrouw, die de winkelwagen duwt waarin hij boodschappen doet. Hij legt de boodschappen op de band en raapt het eraf gevallene weer op, terwijl hij in het onderzoek niet in staat was tot een eenvoudige motorische opdracht. Hij staat na het boodschappen doen in de parkeergarage te bellen en brengt de lege winkelwagen terug, gecoördineerde acties waartoe hij in het onderzoek geheel niet toe in staat leek. Voorts rijdt de verdachte auto.
De deskundigen komen tot de conclusie dat het door de verdachte in het onderzoek gepresenteerde klinische beeld van een dementieel syndroom bij Parkinson, zoals verwoord in het rapport d.d. 16 november 2022, zich niet verdraagt met de kort daarna gedane observaties en opgenomen camerabeelden door de politie in momenten van het dagelijks leven van de verdachte. Het is naar mening van de gedragsdeskundigen niet mogelijk dat de verdachte zes of zeven weken na het onderzoek, waarin hij een zeer hulpbehoevende en gehandicapte indruk maakte, op het niveau van zelfstandigheid functioneert zoals de politie gezien heeft en de camerabeelden laten zien, waarbij hij blijk geeft in staat te zijn tot gecoördineerde, weloverwogen en bewuste gedragingen. Het is algemeen bekend dat neurologische ziektebeelden als Parkinson en Alzheimer dementie dergelijk extreem grote schommelingen in het functioneren niet kennen en dat zij verslechteren in de loop van de tijd. Volgens de DSM-5 TR zijn aanwijzingen voor simulatie ziektebeelden die optreden in een medisch-juridische situatie, ziektebeelden met ernstige symptomatologie waarbij die ernst weinig lijdensdruk lijkt te geven en waarbij de gepaste intensieve hulp wordt afgehouden, de medewerking aan het onderzoek moeilijk is en objectieve informatie niet of beperkt verkregen wordt, en de aanwezigheid van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Dat tijdens het onderzoek (maar ook misschien eerder bij de neuroloog en de klinisch neuropsycholoog in het ziekenhuis, bij de huisarts en ten overstaan van degene die het beeldvormend onderzoek beoordeeld heeft) de verdachte ziektegedrag gesimuleerd heeft, dat wil zeggen bewust en met een doel anders dan behandeling, daarbij geholpen door zijn vrouw, kan daarom niet uitgesloten worden, aldus de deskundigen.
Aanvullend neuropsychologisch en neurologisch onderzoek d.d. 23 maart 2025, opgemaakt en ondertekend door [deskundige 3], klinisch neuropsycholoog, en [deskundige 4], neuroloog.
De deskundigen hebben geconcludeerd dat de verdachte een klinisch beeld presenteert waarbij de motoriek vertraagd is en waarbij de cognitieve functies zijn aangedaan, maar bij neurologisch en cognitief screenend onderzoek worden veel discrepanties en inconsistenties gevonden. Alle objectieve bevindingen (neurologisch onderzoek, politiefilmpjes, MRI) leveren geen aanwijzingen op voor het bestaan van enige neurologische ziekte, met name geen overtuigende aanwijzingen voor een ziekte van Alzheimer, een ziekte van Parkinson of een corticobasale degeneratie, zeker niet voor een ernstige vorm daarvan. De MRI is niet fraai, maar de relatief geringe afwijkingen zijn verenigbaar met een normaal motorisch en cognitief functioneren en passen niet goed bij de ernstige dementie die de verdachte presenteert. Vanuit de eerdere informatie vanuit het [ziekenhuis] Ziekenhuis bleek dat aldaar wel dementie werd vastgesteld, mogelijk zijn de milde MRI-afwijkingen (niet passend bij gevorderde Alzheimer), de Parkinson achtige symptomen en asymmetrische motorische klachten gezien als passend bij dementie. De ernst van de gerapporteerde (en tijdens het testen geobserveerde) cognitieve stoornissen door de verdachte komen niet overeen met de afwijkingen vanuit de MRI.
Het geheel van klachten en (negatieve) testbevindingen zou goed kunnen passen bij het overdrijven van symptomen (aggraveren) of simuleren onder invloed van externe factoren.
Volgens de deskundigen kan voorts geconcludeerd worden dat er op basis van het neurologisch onderzoek, de inconsistenties in het neuropsychologisch onderzoek en de video-observaties geen objectieve aanwijzingen zijn voor een ernstige cognitieve beperking die het functioneren van de verdachte zou hinderen. Er zijn geen neurologische afwijkingen vastgesteld die zijn cognitieve vermogens zouden beperken of zijn vermogen om juridische procedures te volgen in de weg zouden staan.
Aangezien er geen neurologische afwijkingen of een neurologisch ziektebeeld is vastgesteld, is er vanuit de neurologie dan ook geen reden om aan te nemen dat de verdachte niet in staat zou zijn de strekking van zijn vervolging te begrijpen. Dit impliceert dat zijn werkelijke cognitieve vaardigheden waarschijnlijk voldoende intact zijn om complexe informatie te verwerken en te begrijpen, waaronder juridische procedures, aldus de deskundigen.
Oordeel van het hof
Naar het oordeel van het hof volgt uit voornoemde processen-verbaal van bevindingen over de observatiemomenten dat de verdachte in staat is om de volgende dagelijkse bezigheden uit te voeren:
- te lopen en tegelijkertijd te telefoneren;
- gesprekken te voeren met een medewerker in een apotheek;
— te lezen;
- vragen te stellen als hij iets niet begrijpt;
- boodschappen te doen;
- boodschappen te tillen en te bukken als het moet, en
- een auto te besturen.
Het hof stelt verder vast dat de verdachte op de verscheidene observatiemomenten geen enkele hulp nodig heeft gehad bij/tijdens het verrichten van de dagelijkse bezigheden.
Voorts stelt het hof vast dat dergelijke dagelijkse bezigheden zich niet verdragen met de tijdens het onderzoek gedane bevindingen zoals verwoord in de door de deskundigen van het NIFP opgemaakte rapportage van 16 november 2022 die hebben geleid tot de schorsing van de vervolging van de verdachte.
Bovendien zijn er geen objectieve aanwijzingen voor een ernstige cognitieve beperking die het functioneren van de verdachte zou hinderen en evenmin zijn er neurologische afwijkingen vastgesteld die zijn cognitieve vermogens zouden beperken of zijn vermogen om juridische procedures te volgen in de weg zouden staan.
Op grond van voornoemde processen-verbaal van bevindingen betreffende de observaties alsmede gezien de genoemde deskundigenrapportages en conclusies van het NIFP, stelt het hof vast dat er geen aanknopingspunten zijn dat de verdachte aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap lijdt, dat hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen.
Het vorenstaande maakt dat de vordering van de advocaat-generaal dient te worden toegewezen. Het hof zal dan ook ingevolge artikel 16, tweede lid, Sv de schorsing van de vervolging van de verdachte opheffen. Daarbij overweegt het hof dat het tweede lid van artikel 16 Sv zich niet beperkt tot de situatie dat de schorsing van de vervolging slechts dan kan worden opgeheven wanneer sprake is van
herstelvan de verdachte. Het tweede lid van voornoemd artikel behelst naar het oordeel van het hof ook een situatie als de onderhavige, waarin achteraf bezien – op grond van nieuwe informatie – is gebleken [1] dat de grondslag waarop de vervolging van de verdachte is geschorst, te weten een psychogeriatrische aandoening, is komen te vervallen omdat deze niet heeft bestaan.

Beslissing

Het hof:
Wijst toede vordering van de advocaat-generaal tot opheffing van de schorsing van de vervolging van de verdachte.

Heft op de schorsing van de vervolging van de verdachte.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. Mos-Verstraten, als voorzitter, mr. M.C. Bruining en mr. W.S. Korteling, leden, in bijzijn van de griffier mr. M. Bazuin op 29 oktober 2025,
en ondertekend door de voorzitter en de griffier.