Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant 1] ,
[appellant 2],
[appellant 3] ,
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 22 februari 2024, waarmee [appellanten] in hoger beroep zijn gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2023;
- het arrest van dit hof van 2 april 2024, waarin een mondelinge behandeling na aanbrengen is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 8 mei 2024;
- de memorie van grieven van [appellanten] , met bijlagen;
- de memorie van antwoord met incidenteel appel van [geïntimeerden] , met bijlagen;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel van [appellanten] , met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
artikel 4 Eigendomsoverdracht
Gezien de complexiteit bij ons, eigen bedrijf, DGA status, woningen nog met ex-partner, heeft financieel adviseur aangegeven dat hier meer tijd in gaat zitten.”
In verband met het aanleveren van de ondernemingsstukken van de heer [geïntimeerde 1] is er forse administratieve vertraging ontstaan bij het aanvragen van de hypotheek. Dit betekent dat ik in de eerste week van november de aanvraag bij de hypotheekverstrekker kan indienen. Naar mijn inschatting zal deze hypotheekaanvraag worden toegekend, ik heb op dit moment geen redenen om aan te nemen dat deze aanvraag zal worden afgewezen.
Een aantal weken geleden is de hypotheekaanvraag ingediend. Voor de beoordeling van de aanvraag moet het zakelijk inkomen van meneer worden beoordeeld. Tot op heden heeft de hypotheekverstrekker nog geen zakelijk inkomen beoordeeld. Pas wanneer het zakelijk inkomen is vastgesteld kan een hypotheekaanvraag verder worden behandeld. Het verkrijgen van een finaal akkoord op 22 december 2022 acht ik niet mogelijk. Daarom verzoek ik u om met koper en verkoper hierover in overleg te treden.”
Indien aan bovenstaande voorwaarden niet voldaan kan worden, roepen wij per heden de ontbinding in van de koopovereenkomst conform de ontbindende voorwaarde zoals vermeld in art. 15 van de koopovereenkomst met later schriftelijk per e-mail overeengekomen finale datum van vandaag 22 december 2022.”
Wij spraken elkaar telefonisch en toen heb ik je toegezegd je te bevestigen dat de ontbinding op tijd is ingeroepen, alleen is de ontbinding pas definitief is als ook de stukken zijn aangeleverd die conform artikel 15.3 noodzakelijk zijn. Aan die voorwaarde is nog niet voldaan. (…) wij zien de stukken tegemoet waaruit blijkt dat de € 950.000,-- door een geldverstrekker niet verstrekt kan worden eea zoals vermeld in de koopovereenkomst.”
4.Procedure bij de rechtbank
- een verklaring voor recht dat [appellanten] de overeenkomst op 25 januari 2023 hebben ontbonden;
- [geïntimeerden] hoofdelijk te veroordelen om de contractuele boete van € 145.000,- te betalen, met wettelijke rente;
- [geïntimeerden] hoofdelijk te veroordelen om de schade van € 88.751,92 te betalen, met wettelijke rente;
- [geïntimeerden] hoofdelijk te veroordelen om de buitengerechtelijke kosten van € 2.692,25 te betalen;
- [geïntimeerden] te veroordelen in de proceskosten, waaronder de beslagkosten en de nakosten, met wettelijke rente.
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Het beroep op de ontbindende voorwaarde
In het contact met ABN Amro werd aangegeven dat deze aanvraag niet op voorhand werd geweigerd, en dat ze graag de casus met alle overige informatie integraal wilden beoordelen. Tot op de dag van vandaag ontvang ik hiervoor nog steeds een rappel inzake de nog openstaande documenten, jou inmiddels genoegzaam bekend. ABN AMRO wil nog steeds de aanvraag beoordelen en hiermee komen tot een acceptatie of een volledige afwijzing.” Uit die e-mail volgt dus dat ABN Amro nog steeds om stukken vroeg. Ook blijkt uit een brief van ABN Amro van 29 november 2022 – die [geïntimeerden] aan [appellanten] hebben verstrekt bij hun brief van 6 januari 2023 – dat allerlei documenten nog niet zijn aangeleverd. Dat betekent dat [geïntimeerden] dus niet alle stukken die benodigd waren voor de aanvraag bij ABN Amro hebben aangeleverd. Daarmee is dus niet aan de inspanningsverplichting voldaan, althans had de rechtbank niet zonder nader bewijs mogen aannemen dat zij aan de inspanningsverplichting hebben voldaan, aldus steeds [appellanten]
pour besoin de la causeis opgesteld.
- Een bedrag van € 3.597,30 voor de werkzaamheden van de notaris in verband met het vestigen van het recht van hypotheek op een van de woningen van [geïntimeerde 1] ten gunste van [appellanten] ter vervangende zekerheid;
- Advocaatkosten ten bedrage van € 1.880 die samenhangen met deze werkzaamheden (begroot op 1 punt van het liquidatietarief);
- De kosten voor doorhaling van het beslag ad € 592,90;
- De kosten die zijn gemaakt voor het in escrow zetten van de overwaarde die vrijkomt bij de verkoop van een van de woningen van [geïntimeerde 1] ad € 412,50;
.
7.Beslissing
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2023, maar uitsluitend voor wat betreft het gedeelte van de vordering van [geïntimeerden] ten aanzien van de advocaatkosten, welk deel van de vordering de rechtbank heeft afgewezen;
- veroordeelt [appellanten] tot betaling van een bedrag van € 2.999,59 wegens gemaakte advocaatkosten voor opheffing van het beslag;
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2023 voor het overige;
- veroordeelt [appellanten] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op € 10.373,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellanten] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben betaald;
- bepaalt dat als [appellanten] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak hebben voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellanten] de kosten van die betekening moeten betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellanten] deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft betaald;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af wat in hoger beroep meer of anders is gevorderd.