ECLI:NL:GHDHA:2025:2326

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
BK-25/81
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting door belanghebbende

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van € 75,40 was opgelegd. Deze naheffingsaanslag bestond uit € 2,50 aan parkeerbelasting en € 72,90 aan kosten voor het opleggen van de naheffingsaanslag. De Heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag had het bezwaar van belanghebbende tegen deze naheffingsaanslag afgewezen. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 oktober 2025 heeft de Heffingsambtenaar ter zitting het standpunt ingenomen dat de naheffingsaanslag, gelet op het coulancebeleid, moet worden vernietigd. Het Hof heeft dit standpunt overgenomen en geoordeeld dat het hoger beroep gegrond is. De bestreden uitspraak van de Rechtbank kan niet in stand blijven. Het Hof heeft de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 2.137,50, en heeft de Heffingsambtenaar ook gelast de griffierechten van in totaal € 193 aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is op 29 oktober 2025 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-25/81

Uitspraak van 29 oktober 2025

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: E.H.J. aan de Stegge)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, de Heffingsambtenaar,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 28 januari 2025, nummer SGR 23/6352.

Procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 75,40, bestaande uit € 2,50 parkeerbelasting en € 72,90 kosten voor het opleggen van de naheffingsaanslag (de naheffingsaanslag).
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar tegen de naheffingsaanslag afgewezen.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake hiervan is een griffierecht geheven van € 50. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake hiervan is een griffierecht geheven van € 143. De Heffingsambtenaar heeft op 1 oktober 2025 een nader stuk ingediend. Belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting, op 6 oktober 2025, een pleitnota ingediend.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 8 oktober 2025. Partijen zijn verschenen.

Beoordeling van het hoger beroep

2.1.
De Heffingsambtenaar heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat de naheffingsaanslag gelet op coulancebeleid moet worden vernietigd.
2.2.
Dit betekent dat het hoger beroep gegrond is en dat de bestreden uitspraak van de Rechtbank niet in stand kan blijven.

Proceskosten en griffierecht

3.1.
Het Hof ziet aanleiding de Heffingsambtenaar te veroordelen in de door belanghebbende in bezwaar, beroep en hoger beroep gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 2.137,50 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het bezwaarschrift, met een waarde van € 647, 1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting in beroep, 1 punt voor het hogerberoepschrift en 1 punt voor de zitting in hoger beroep, met een waarde per punt van € 907, wegingsfactor 0.5)
3.2.
Voorts dient de Heffingsambtenaar de door belanghebbende voor de behandeling in beroep en hoger beroep betaalde griffierechten van in totaal € 193 te vergoeden.

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar,
  • vernietigt de naheffingsaanslag,
  • veroordeelt de Heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.137,50, en
  • gelast de Heffingsambtenaar de in beroep en hoger beroep betaalde griffierechten van in totaal € 193 aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door M.J.M. van der Weijden, Chr.Th.P.M. Zandhuis en T.A. de Hek, in tegenwoordigheid van de griffier J. Azmi Shenouda.
De griffier, de voorzitter,
J. Azmi Shenouda M.J.M. van der Weijden
De beslissing is op 29 oktober 2025 in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert wordt een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.